Misleidende spreekvorm


Taalkundig leidt de verzelfstandiging van 'ik' tot 'het ik' tot een ongerijmdheid. Als van het woord 'ik' als persoonlijk voornaamwoord een afgeleide vorm als 'het ik' mogelijk zou zijn, dan zouden 'het jij', 'het hij', 'het wij' enz. ook aanwijsbare zelfstandigheden moeten zijn. Dat dit niet het geval is, is een aanwijzing dat dit woordgebruik louter op denkbeeldigheid berust. Het mist iedere vorm van aantoonbaarheid en toetsbaarheid. Het blijven louter woorden, ademtochten. Dit verschijnsel is het gevolg van de vrijheid van je denkvermogen, waardoor je naar eigen willekeur gedachten kunt vormen - ook louter denkbeeldige die geen ervaarbare grondslag hebben, maar een gedachtenprobeersel zijn, een verzinsel, afkomstig uit het rijk der verbeelding. Je kunt je bijvoorbeeld heel goed een 'groene olifant' voorstellen die toch echt niet bestaat en iets dergelijks is de voorstelling 'het ik', 'het ego' of 'het zelf'.

In deze toestand van beginnende bewustwording en aanvang van geestelijke ontwikkeling handel je als menselijke geest als het kind, dat tijdens de groei naar bewustwording eerst enige tijd zichzelf met de eigen voornaam aanduidt. Het kind vereenzelvigt zich dan met de klank, die het in de buitenwereld hoort en waarvan het door de ervaring ermee vaag is gaan beseffen dat daarmee zichzelf wordt bedoeld. Door de overdracht daarop wordt die náám vervolgens verpersoonlijkt en het kind zegt argeloos en op afstandelijke wijze: "Jantje heeft het gedaan" - alsof het iemand ánders betrof.
Op dezelfde wijze is door de overdracht de waarde van jezelf als persoon, de menselijke geest, bij de persoonsnáám 'ik' komen te liggen; terwijl bij het daarop volgende gebruik van 'het ik' de waarde van jezelf als persoon op een denkbeeld in je eigen binnenwereld, het zelfbeeld, wordt overgedragen.
Het verschijnsel van het gebruik van de aanduiding 'het ik' duidt op die ontwikkelingstoestand, waarin je al wel een begin hebt gemaakt over jezelf na te denken als een benoembare zelfstandigheid, maar jezélf als denkende geest nog niet hebt waargenomen en ervaren. Daardoor moeten de denkbeelden over jezelf iedere vaste grondslag door persoonlijke ervaring van jezelf als geest nog ontberen en moet je je met misleidende kunstvormen als 'het ik' behelpen.
De gebrekkigheid van deze spreekvorm wordt onmiddellijk doorzien als je ooit door zelfbezinning jezelf als de denkende en woordvormende zelfstandigheid, de menselijke geest, hebt leren kennen.


terug naar het overzicht






^