Anonymus, Het evangelie van de heilige twaalven

Ook genoemd: het Evangelie van het Volkomen Leven
Rozekruis-pers Haarlem Tweede druk 1979
(Opmerkingen tussen haakjes zijn van mij, Freek)

Inhoud

Proloog
Hoofdstuk 66  Jezus onderwijst opnieuw zijn discipelen
Hoofdstuk 69  De innerlijke Christus, de opstanding en het leven
Hoofdstuk 72  De vele woningen in het ene huis
Hoofdstuk 73  De ware wijnstok
Hoofdstuk 74  Jezus voorspelt vervolgingen
Hoofdstuk 87  Jezus verschijnt aan zijn discipelen
Hoofdstuk 90  Wat is waarheid?
Hoofdstuk 93  De ordening van het Koninkrijk (derde deel)
Hoofdstuk 94  De ordening van het Koninkrijk (vierde deel)

Proloog
Van der Eeuwen eeuwen bestaat de eeuwige gedachte, en de Gedachte is het Woord, en het Woord is de Daad (Gr. logos: gedachte, woord, daad), en deze Drie zijn één in de eeuwige Wet, en de Wet is bij God en de Wet komt uit God voort. Alle dingen zijn door de Wet gemaakt en buiten Haar is geen ding gemaakt, dat bestaat. In het Woord is het Leven en het Wezen der Substantie, het Vuur en het Licht. Liefde en Wijsheid zijn één voor het Heil van allen. En het Licht schijnt in de duisternis en de duisternis verhult het niet. Het Woord is het ene levengevende Vuur, dat schijnt in de wereld en dat het vuur en het licht wordt van elke ziel, die in de wereld komt. blz. 9
Ik ben in de wereld en de wereld is in Mij, en de wereld beseft het niet. Ik keer naar mijn eigen Huis en mijn vrienden ontvangen Mij niet. Zo velen echter ontvangen en gehoor geven, wordt het vermogen geschonken, zonen en dochteren Gods te worden, alsook dengenen, die geloven in den Heiligen Naam, die geboren zijn niet uit de drang van vlees en bloed, doch uit God. En het Woord is vlees geworden en woont onder ons en wij zagen zijn Heerlijkheid vol Genade. Schouwt dan de Goedheid, de Waarheid en de Schoonheid Gods! blz. 10

5 En een zekere profeet die Hem zag, zeide tot Hem: "Waarlijk, de Liefde en de Wijsheid Gods zijn in U verenigd, daarom zult Gij voortaan Jezus-Maria worden genoemd, want door de Christus zal God de mensheid redden, die thans is als de bitterheid van de zee, maar nu zal deze bitterheid in zoetheid veranderd worden; ..." blz. 28

2 En toen Jezus gedoopt was, steeg Hij direct op uit het water en ziet, de hemelen werden boven Hem geopend en een lichtende wolk hing boven hem, en vanachter de wolk waren twaalf Stralen van Licht, en toen daalde de Geest Gods in de gedaante van een duif neder en bleef lichtend op Hem. En ziet, een stem uit de hemel, zeggende: "Dit is mijn geliefde Zoon, in wien Ik welbehagen heb; op deze dag heb Ik U verwekt." blz. 35

4 "Niemand heeft ooit God gezien. In den Eniggeborene die komt uit de schoot des Vaders, in Hem is God geopenbaard." blz. 36

8 Deze dingen geschiedden in Bethabara, over de Jordaan, waar Johannes doopte. En Jezus werd in die tijd dertig jaar, zijnde naar het vlees de zoon van Jozef en Maria, maar naar den Geest de Christus, de Zoon Gods, van de Eeuwige Vader-Moeder, zoals door den Geest van Heiligheid met kracht verklaard was. blz. 37

9 En Jezus had het getuigenis van een mens niet nodig, want Hij wist wat er in de mens was. blz. 44

6 En Jezus zeide: "Het ontbreekt u aan wijsheid en aan liefde. Zie, ieder schepsel, dat God geschapen heeft, heeft zijn bedoeling, en wie kan zeggen wat voor goed daarin is, of van welk nut voor uzelf of voor de mensheid?" blz. 51

9 "Weest wijs gelijk de slangen en argeloos als de duiven. Weest onschuldig en onbezoedeld. De Zoon des Mensen is niet gekomen om te vernietigen, doch om te redden, noch om het leven te nemen, doch om Leven te schenken, aan ziel en lichaam." blz. 59

15 "Zij die hun kruis niet opnemen en Mij volgen, zijn Mijner niet waardig. Hij die zijn leven vinden, zal, zal het verliezen, en hij die zijn leven verliezen zal om Mijnentwil, die zal het vinden." blz. 60

10 En wederom zeide Jezus tot hen: "Weest barmhartig, zo zult gij erbarmen ontvangen. Vergeeft anderen, zo zult ook gij vergeven worden. Met welke maat gij meet, zo zult gij wedergemeten worden.
11 Zoals gij anderen doet, zo zal u gedaan worden. Zoals gij geeft, zo zal u gegeven worden. Zoals gij anderen oordeelt, zo zult gij geoordeeld worden. Zoals gij anderen dient, zo zult gij gediend worden.
12 Want God is rechtvaardig en beloont een ieder naar zijn werken. Wat zij zaaien, zullen zij ook maaien." blz. 62

1 "Wanneer gij bidt, gaat in uw binnenkamer en als gij de deur gesloten hebt, bidt tot de Vader-Moeder, die boven u en in u is, en uw Vader-Moeder, die alles ziet wat verborgen is, zal u openlijk antwoorden." blz. 63

6 "Tilt de steen op, en gij zult Mij vinden. Klieft het hout, en Ik ben daar. Want in het vuur en in het water, evenals in elke levende vorm, daar is God openbaar als zijn Leven en zijn Wezen." blz. 64

5 "Alle dingen zijn Mij overgegeven door de Al-Vader-Moeder; en geen mens kent den Zoon, die is de Dochter, dan alleen de Al-Vader-Moeder; noch wie de Al-Vader-Moeder is dan alleen de Zoon en de Dochter, en aan wie de Zoon en de Dochter het willen openbaren." blz. 65

12 "Maar de ure komt en is nu, dat de ware aanbidders de Al-Vader-Moeder in geest en in waarheid zullen aanbidden; want zulke aanbidders zoekt de Al-Heilige. God is Geest en zij die aanbidden, moeten aanbidden in geest en in waarheid." blz. 73

2 Toen maakte Hij een zweep van geknoopt touw en joeg hen uit elkaar, zeggende: "Deze aarde, die mijn Vader-Moeder tot vreugde en blijheid geschapen heeft, hebt gij met uw daden van wreedheid en geweld tot de laagste hel gemaakt." En zij vluchtten voor zijn aangezicht. blz. 74

4 En Jezus sprak tot hen over de wet van liefde en over de eenheid van alle leven in het ene grote gezin van God. En hij zeide alsdan: "Zoals gij in dit leven doet tegenover uw medeschepselen, zo zal u in het komende leven gedaan worden." blz. 75

18 "Weest gij daarom volmaakt, gelijk uw Vader-Moeder, die in de Hemelen is, volmaakt is." blz. 80

5 "En als gij gezamenlijk bidt, gebruikt geen ijdele woorden, zoals de heidenen doen, want zij denken dat zij door hun vele woorden verhoord worden. Weest hun dan niet gelijk, want uw hemelse Vader-Moeder weet, wat gij nodig hebt, voor ge Hem vraagt. Daarom, wanneer gij tezamen vergaderd zijt, bidt aldus:
6 Onze Vader-Moeder, die in de Hemelen is: Geheiligd zij uw Naam. Uw Koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in de Hemel, alzo ook op aarde. Geef ons elke dag uw dagelijks Brood en de vrucht van de Levende Wijnstok. Gelijk Gij onze schulden vergeeft, zo mogen wij de schulden van anderen vergeven. Verlaat ons niet in de verzoeking. Verlos ons van het kwade. Want uwer is het Koninkrijk, en de Macht, en de Heerlijkheid, in alle eeuwigheid. Amen." blz. 81

18 "Daarom, weest niet bezorgd, zeggende: Wat zullen wij eten, of wat zullen wij drinken, of waarmede zullen wij ons kleden? (Want al deze dingen zoeken de heidenen.) Want uw hemelse Vader-Moeder weet, dat gij al deze dingen nodig hebt. Maar zoekt gij eerst het Koninkrijk Gods en zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen u ten deel vallen. Zorgt niet voor de dag van morgen; elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad." blz. 84

6 "Daarom, alle dingen, die gij wilt, dat de mensen u zouden doen, doet gij hun ook alzo. En wat gij niet wilt, dat de mensen u zouden doen, doet hun dat ook niet. Want dit is de Wet en de Profeten." blz. 85

13 En het geschiedde, toen Jezus deze woorden gesproken had, dat het volk zich over zijn leer verbaasde. Want Hij leerde hun als een, die een beroep doet op het verstand en het hart, en niet als de schriftgeleerden, die veeleer met gezag leerden. blz. 87

2 "Werkt niet voor de spijze, die vergaat, maar voor de spijze, die duurt tot in het Eeuwige Leven, die de Zoon des Mensen, die ook het Kind Gods is, u zal geven; want Hem heeft God de Al-Vader-Moeder verzegeld." blz. 94

5 Toen zeide Jezus tot hen: "Waarlijk, waarlijk, Ik zeg u, Mozes gaf u niet het ware brood uit de hemel, maar mijn Vader-Moeder geeft u het Ware Brood uit de hemel en de vrucht van de Levende Wijnstok. Want de spijze Gods is dat, wat nederdaalt uit de hemel en aan de wereld het Leven geeft." blz. 94

1 Wederom zeide Jezus: "Ik ben het Ware Brood en de Levende Wijnstok. Uw vaderen aten het manna in de woestijn en zijn gestorven. Dit is het voedsel Gods dat uit de hemel nederdaalt, opdat wie daarvan eten, niet zullen sterven. Ik ben het levende voedsel dat uit de hemel kwam; indien iemand van dit voedsel eet, zal hij leven in eeuwigheid. En het Brood dat Ik hun geven zal is mijn Waarheid en de Wijn die Ik hun geven zal is mijn leven." blz. 96

3 "Waarlijk, Mijn lichaam is het Wezen Gods, en dit is inderdaad spijs, en Mijn bloed is het Leven Gods, en dit is inderdaad drank." blz. 97

5 "Maar zij die dit vlees eten en dit bloed drinken, blijven in Mij en Ik in hen. Gelijk de Vader-Moeder van alle Leven Mij gezonden heeft, door wie Ik leef, zo zullen zij, die van Mij, die de Waarheid en het Leven is, eten, door Mij leven. blz. 97
6 Dit is het Levende Brood, dat nederdalend uit de hemel, aan de wereld Leven geeft. Niet zoals uw voorvaderen het manna aten en gestorven zijn. Zij die van dit Brood en deze vruchten eten, zullen voor eeuwig leven." blz. 97
7 "Het is de Geest die levend maakt, vlees en bloed zijn tot niets nut. De woorden die Ik tot u spreek, zijn Geest en Leven." blz. 98

2 En Jezus antwoordde en zeide: "De woorden die Ik tot u spreek, zijn Geest en zij zijn Leven. Voor onwetenden en de vleselijk gezinden, doen zij denken aan bloedvergieten en dood, maar gezegend zijn zij, die begrijpen." blz. 100

7 "Zoals in het natuurlijke, zo in het geestelijke. Mijn leer en mijn leven zullen spijs en drank voor u zijn, - het Brood des Levens en de Wijn der Verlossing.
8 Zoals het koren en de druiven omgezet worden in vlees en bloed, zo moeten uw natuurlijke zielen in geestelijke zielen omgezet worden. Zoekt gij de Omzetting van het natuurlijke in het Geestelijke." blz. 101

2 En Jezus zeide: "Geen bloedoffer van dier of vogel, of van een mens kan de zonde wegnemen, want hoe kan het geweten gereinigd worden van zonde door het storten van onschuldig bloed! Het zal de schuld verzwaren." blz. 102

10 "Hierin is de tegenwoordigheid Gods openbaar als het Wezen en als het Leven der wereld" blz. 104

9 En sommigen uit het volk zeiden: "Deze man zorgt voor alle schepselen, zijn het zijn broeders en zusters, dat Hij zo van ze houdt?" En Hij zeide tot hen: "Waarlijk, dit zijn uw medeschepselen in de grote Huishouding Gods! Ja, zij zijn uw broeders en zusters, die dezelfde adem des levens van den Eeuwige hebben.
10 En wie voor een van de minste van deze zorgt, en ze te eten en te drinken geeft naar zij nodig hebben, die doet dat aan Mij, en wie willens en wetens duldt dat een van deze gebrek lijdt en ze niet beschermt, wanneer ze slecht behandelt worden, zal het kwaad ondergaan alsof hij het Mij aangedaan had, want zoals gij in dit leven gedaan hebt, zo zal u gedaan worden in het komende leven." blz. 106

2 En hij antwoordde en sprak: "Gij zult anderen niet aandoen, wat gij niet wilt, dat zij u zouden doen. Gij zult uw God liefhebben met geheel uw hart, met geheel uw ziel en met geheel uw verstand. Gij zult anderen doen, wat gij zoudt willen, dat zij u zouden doen." blz. 107

15 "Laat de dwaasheid varen en leef, en ga de weg van het inzicht. De aanbidding van God is het begin van de wijsheid, en de kennis van den Enen Heilige is inzicht." blz. 109

2 En Hij zeide tot hen: "Zalig zijn zij, die vele ervaringen doormaken, want zij zullen door lijden volmaakt worden; zij zullen als de engelen Gods in de Hemel zijn en zullen niet meer sterven, noch zullen zij nog eens geboren worden, want geboorte en dood hebben geen macht meer over hen." blz. 111

5 Jezus antwoordde: "Waarlijk, Ik zeg u, tenzij een mens wederom geboren wordt uit vlees en uit Geest, kan hij het Koninkrijk Gods niet binnengaan. De wind blaast, waarheen hij wil, en gij hoort zijn geluid, maar gij kunt niet zeggen, vanwaar hij komt en waarheen hij gaat.
6 Het licht schijnt van het oosten tot het westen; de zon rijst vanuit de duisternis en gaat weer in duisternis onder; alzo vergaat het de mens in alle eeuwigheid.
7 Wanneer hij uit de duisternis komt, heeft hij voordien geleefd, en wanneer hij wederom de duisternis ingaat, is het opdat hij een weinig ruste om daarna weer te bestaan.
8 Zo moet gij door vele veranderingen heen volmaakt worden, zoals in het boek Job geschreven staat: Ik ben een wandelaar, die plaats na plaats en huis na huis verwisselt, totdat ik kom in de Stad en het Huis, die eeuwig zijn." blz. 112

10 "Indien ik u van aardse dingen verteld heb en gij gelooft niet, hoe zult gij dan geloven als Ik u van Hemelse dingen vertel? Niemand is ten hemel gevaren dan Hij, die uit de Hemel nedergedaald is, namelijk de Zoon-Dochter des mensen, die in de Hemelen is." blz. 113

16 "En wat gij aan de minste van deze mijn kinderen doet, dat doet gij Mij. Want Ik ben in hen en zij in Mij. Ja, Ik ben in alle wezens en alle wezens zijn in Mij. Ik verheug Mij in al hun vreugden en in al hun droefenis ben Ik bedroefd. Daarom zeg ik u: Weest vriendelijk voor elkander en voor alle schepselen Gods." blz. 114

2 "Want hem die heeft, zal gegeven worden, en hij zal overvloed hebben; maar wie niet heeft, van hem zal genomen worden, hetgeen hij schijnt te hebben." blz. 118

12 En Jezus zeide wederom tot hem: "Hoe kunt ge alles weten? Gij kunt niet door de muren van uw huis zien, noch de gedachten van uw medemensen lezen, noch de taal der vogelen verstaan of der dieren. Gij kunt u niet eens de gebeurtenissen van uw vorige leven, van uw ontvangenis of uw geboorte herinneren." blz. 123

3 ... "en bij weer andere volkeren is één man verenigd met één vrouw door wederzijdse liefde en dit is de oorspronkelijk en betere manier.
4 Want hebt gij niet gelezen, dat God, die hen in den beginne schiep, hen mannelijk en vrouwelijk maakte en zeide: Hierom zal een man of een vrouw vader en moeder verlaten en zal zich aan zijn vrouw of aan haar man hechten, en deze beiden zullen één vlees zijn." blz. 124

6 Toen zijn discipelen dit hoorden, waren zij buitengewoon verbaasd en zeiden: "Wie zal dan zalig worden?? Maar Jezus zag hen aan en zeide tot hen: ?Voor het stoffelijk gezinde bewustzijn is dit onmogelijk, maar met het Geestelijke Bewustzijn zijn alle dingen mogelijk." blz. 127

14 "Niemand kent U dan de Zoon, die de Dochter der Mensen is. Niemand kent de Dochter of de Zoon dan zij, aan wie de Christus geopenbaard is, die de Twee-in-Een is." blz. 132

2 "Zorgt ervoor, dat gij vanuit het hart en in den geest der Liefde alle geboden gehoorzaamt, die Ik u gegeven heb." blz. 140

14 Maar Abraham zeide: Mijn zoon, bedenk dat gij tijdens uw leven het goede ontvangen hebt en Lazarus het kwade; maar nu wordt hij vertroost en gij wordt gekweld. Zodanig zijn de wisselingen des levens ter vervolmaking van de zielen. blz. 142

3 "Maar de ware Tempel is het lichaam van de mens, in wie God door den Geest woont, en wanneer deze Tempel vernietigd wordt, zal God, in drie dagen, een heerlijker Tempel oprichten, die het oog van de natuurlijke mens niet kan zien.
4 Weet gij niet, dat gij Tempels van den Heiligen Geest zijt?" blz. 146

7 En iemand zeide: "Toon ons de Vader, toon ons de Moeder, en wij zullen U geloven." En Hij antwoordde, zeggende: "Indien gij uw broeder gezien hebt en zijn liefde gevoeld hebt, hebt gij den Vader gezien; indien gij uw zuster gezien hebt en haar liefde gevoeld hebt, hebt gij de Moeder gezien.
8 Ver en nabij kent de Al-Heilige zijn eigendom, ja, in ieder van u kan het Vaderschap en het Moederschap gezien worden, want de Vader en Moeder zijn Een in God." blz. 149

14 Toen zeide Jezus tot hen: "Wanneer gij den Zoon des Mensen verhoogd zult hebben, dan zult gij weten dat Ik van God gezonden ben, en dat Ik niets uit Mijzelf doe; maar zoals de Al-Heilige Mij geleerd heeft, zo spreek Ik. Die Mij gezonden heeft, is met Mij; de Al-Heilige heeft Mij niet verlaten; want Ik doe altijd datgene, wat den Al-Heilige aangenaam is." blz. 150

8 Wederom, toen zijn discipelen met Hem in een eenzame plaats waren, vroeg een van hen Hem over het Koninkrijk, en Hij zei de tot hen:
9 "Zoals het boven is, zo is het beneden. Zoals het binnenin is, zo is het buiten. Zoals het ter rechterhand is, zo is het ter linker. Zoals het voor is, zo is het achter. Zoals met het grote, zo met het kleine. Zoals met het manlijke, zo met het vrouwelijke. Wanneer ge deze dingen zult zien, dan zult ge het Koninkrijk Gods zien.
10 Want in Mij is geen manlijk en geen vrouwelijk, maar beide zijn Een in de Al-Volmaakte. De vrouw is niet zonder de man, noch is de man zonder de vrouw.
11 Wijsheid is niet zonder Liefde, noch is Liefde zonder Wijsheid. Het hoofd is niet zonder het hart, noch is het hart zonder het hoofd, in Christus die alle dingen verzoent. Want God heeft alle dingen gemaakt naar getal, gewicht en maat, het een in overeenstemming met het andere.
12 Deze dingen worden geloofd door hen, die verstaan. Indien zij niet verstaan, zijn zij niet voor hen. Want geloven is verstaan, en niet geloven is niet verstaan." blz. 155

20 "Beschouwt wederom het lichaam van de mens, dat een Tempel van den Geest is. Want het lichaam is een, verenigd met het hoofd, waarmede het een lichaam is. En het heeft vele ledematen, toch zijn alle een lichaam, en de ene Geest regeert en werkt in alle; aldus is het ook in het Koninkrijk.
21 En het hoofd zegt niet tot de borst: Ik heb u niet nodig; noch zegt de rechterhand tot de linker: Ik heb u niet nodig; noch de linkervoet tot de rechtervoet: Ik heb u niet nodig; noch zeggen de ogen tot de oren: Wij hebben u niet nodig; noch zegt de mond tot de neus: Ik heb u niet nodig. Want God heeft in het ene lichaam ieder lid op de juiste plaats gesteld.
22 Indien het geheel het hoofd zou zijn, waar waren dan de borsten? Indien het geheel de buik zou zijn, waar zouden dan de voeten zijn? blz. 161
Ja, aan die lichaamsdelen, die sommigen minder eerbaar achten, heeft God meer eer toebedeeld.
23 En aan die lichaamsdelen, die sommigen lelijk vinden, is meer gratie toegekend, opdat zij voor elkander mogen zorgen; indien aldus een lid lijdt, lijden alle leden mede, en indien een lid eer ontvangt, verheugen alle leden zich.
24 Gij nu zijt mijn Lichaam, en ieder van u is een afzonderlijk lid, en aan eenieder van u geef ik de geschikte plaats, en één Hoofd over allen, en één Hart in het midden van allen, opdat er geen gebrek of verdeeldheid zij, opdat zo met uw lichamen, uw zielen en uw Geest, gij de Al-Vader-Moeder verheerlijken moge door den Heiligen Geest, die in en door allen werkt." blz. 162

1 Te dien tijde kwam een herder voorbij, die zijn kudde naar de schaapskooi leidde. En Jezus nam een der jonge lammeren in zijn armen, sprak het liefkozend toe en drukte het tegen zijn borst. En Hij sprak tot zijn discipelen, zeggende:
2 "Ik ben de goede herder, en Ik ken mijn schapen en wordt door de mijnen gekend. Zoals de Vader-Moeder van allen Mij kent, zo ken Ik mijn schapen en geef mijn leven voor de schapen." blz. 163

12 "Heb Ik gezegd dat Ik aan God gelijk was? Neen, maar Ik ben één met God. Staat er niet in de Schrift geschreven: Gij zijt goden?" blz. 164

18 En Jezus zeide tot hen: "Ontdoet hem en laat hem heengaan. Wanneer de draad des levens inderdaad is doorgesneden, kan het niet meer terugkomen, maar wanneer hij nog heel is, is er hoop." Velen van de Joden nu, die tot Maria gekomen waren en de dingen die Jezus deed, gezien hadden, geloofden in Hem. blz. 169

1 Tezelfder tijd kwamen de discipelen tot Jezus, zeggende: "Wie is de grootste in het Koninkrijk der Hemelen?" En Jezus riep een klein kind tot zich en stelde het in hun midden en zeide: "Waarlijk, Ik zeg u, tenzij gij u bekeert en onschuldig en leerzaam wordt als kleine kinderen, zult gij het Koninkrijk der Hemelen niet binnengaan.
2 Wie zich daarom als dit kleine kind zal verdeemoedigen, die is de grootste in het Koninkrijk der Hemelen. En wie zulk een klein kind in mijn Naam ontvangen zal, ontvangt Mij." blz. 169

10 Toen hij hen aangehoord had, zeide hij tot hen: "O gij domme vissen die niet denken. Wijs zijt gij, de weinigen die zoeken. In het water leeft en beweegt ge u, en hebt ge uw bestaan; uit het water zijt ge gekomen en tot het water keert ge terug. Gij leeft in het water, toch weet ge het niet. Gelijkerwijs leeft gij in God en toch vraagt gij Mij: Toon ons God. God is in alle dingen en alle dingen zijn in God." blz. 171

13 "Wederom zeg Ik u: Indien zeven of zelfs drie van u het op aarde eens zijn over iets, wat zij zullen vragen, zal het voor hen gedaan worden door mijn Vader-Moeder, die in de Hemelen is. Want zelfs waar drie in mijn Naam vergaderd zijn, daar ben Ik in hun midden, en waar slechts één is, daar ben Ik in het hart van die ene." 172

3 "Maar gij zult niet Rabbi genoemd worden, want één is uw Rabbi, de Christus, en gij allen zijt broederen. En noemt niemand op aarde vader, want op aarde zijn slechts vaders naar het vlees; maar in den Hemel is Eén, die uw Vader en uw Moeder is, die de Geest der Waarheid heeft, dien de wereld niet kan ontvangen.
4 Noch zult gij meesters genoemd worden,want Eén is uw Meester, Christus. Maar zij, die de grootsten onder u zijn, zullen uw dienstknechten zijn. En wie zichzelf zal verhogen, zal vernederd worden, en zij die nederig van hart zijn, zullen verhoogd worden." blz. 181

2 En een van hen zeide: "Meester, er staat vanouds geschreven: De Elohim schiepen de mens naar hun eigen beeld, manlijk en vrouwelijk schiepen zij hem. Hoe zegt Gij dan dat God één is?" En Jezus zeide tot hen: "Waarlijk, Ik zeg u: In God is noch manlijk noch vrouwelijk, en toch zijn beide één; en God is de Twee in Eén. Hij is Zij en Zij is Hij. De Elohim, onze God, is volmaakt, Oneindig en Eén.
3 Zoals in de man de Vader geopenbaard is en de Moeder verborgen, zo is in de vrouw de Moeder geopenbaard en de Vader verborgen. Daarom zal de Naam van den Vader en de Moeder gelijkelijk vereerd worden, want zij zijn de grote Machten Gods en de een is niet zonder de andere, in de Ene God.
4 Aanbidt gij God, die boven u, onder u, aan uw rechterhand, aan uw linkerhand, voor u, achter u, binnenin u, om u is. Waarlijk, er is slechts Een God, die alles in allen is, en in wien alle dingen bestaan, de Bron van alle Leven en Zijn, zonder begin en zonder einde.
5 De dingen die gezien worden en voorbijgaan, zijn de openbaringen van de onzienlijke, die eeuwig zijn, opdat ge van de zichtbare dingen der Natuur zult mogen opgaan tot de onzichtbare dingen der Godheid; en door dat wat natuurlijk is, zult komen tot dat wat geestelijk is.
6 Waarlijk, de Elohim schiepen de mens naar het goddelijk evenbeeld, manlijk en vrouwelijk, en de gehele natuur is naar het beeld Gods, daarom is God beide manlijk en vrouwelijk, niet gescheiden, maar de Twee in Eén, Ongedeeld en Eeuwig, door wien en in wien alle dingen zijn, de zichtbare en onzichtbare.
7 Van den Eeuwige zijn zij uitgegaan, tot den Eeuwige keren zij terug. Geest tot Geest, ziel tot Ziel, verstand tot Verstand, gevoel tot Gevoel, leven tot Leven, vorm tot Vorm, stof tot Stof.
8 In den beginne heeft God gewild en daar kwamen voort: de geliefde Zoon, de goddelijke Liefde en de geliefde Dochter, de goddelijke Wijsheid, gelijkelijk ontspringende aan de Ene. Eeuwige Bron; en uit dezen zijn de generaties van de Geesten Gods, de Zonen en de Dochteren van de Eeuwige." blz. 194

terug naar de Inhoud

Hoofdstuk 66 Jezus onderwijst opnieuw zijn discipelen

1 Wederom leerde Jezus hun, zeggende: "God heeft in ieder volk en in iedere eeuw getuigen van de waarheid doen opstaan, opdat allen de Wil van den Eeuwige zouden kennen en doen, en daarna zullen ingaan in het Koninkrijk, als heersers en medearbeiders van den Eeuwige.
2 God is Kracht, Liefde en Wijsheid, en deze drie zijn Eén. God is Waarheid, Goedheid en Schoonheid, en deze drie zijn Eén. blz. 197
3 God is Gerechtigheid, Kennis en Reinheid, en deze drie zijn Eén. God is Luister, Erbarmen en Heiligheid, en deze drie zijn Eén.
4 En deze vier Drie-Eenheden zijn Eén in de verborgen Godheid, de Volmaakte, de Oneindige, de Ene.
5 Evenzo zijn er in iedere man die volmaakt geworden is, drie personen: de zoon, de man en de vader, en deze drie zijn één.
6 Zo zijn er in iedere vrouw die volmaakt geworden is, drie personen: de dochter, de bruid en de moeder, en deze drie zijn één; en de man en de vrouw zijn één, zoals God Eén is.
7 Zo is het met God, de Vader-Moeder, in wien noch manlijk noch vrouwelijk is en in wien beide zijn, en ieder is drievoudig, en allen zijn Eén in de verborgen Eenheid.
8 Verwondert u hierover niet, want zoals het boven is, zo is het beneden; en zoals het beneden is, zo is, het boven; en dat wat op aarde is, is zo, omdat het zo in de Hemel is.
9 Wederom zeg Ik u: Ik en mijn Bruid zijn één, evenals Maria Magdaléna, die Ik verkozen en geheiligd heb in Mijzelf als een voorbeeld, één is met Mij. Ik en mijn Kerk zijn Eén. En de Kerk is de keur der mensheid tot verlossing van allen. blz. 198
10 De Kerk van de Eerstgeborene is de Maria van God. Zo spreekt de Eeuwige, Zij is mijn Moeder en zij heeft Mij van den beginne ontvangen en baarde Mij als haar Zoon in iedere eeuwen hemelstreek. Zij is mijn Bruid, eeuwig één in Heilige verbintenis met Mij, haar gade. Zij is mijn Dochter, want zij is eeuwig uitgegaan en voortgekomen uit Mij, haar Vader, en verheugt zich in Mij.
11 En deze twee Drie-Eenheden zijn Een in den Eeuwige, en worden openbaar in iedere man en iedere vrouw, die volmaakt geworden zijn, eeuwig uit God geboren worden, en zich verheugen in het Licht, eeuwig opgeheven en één gemaakt met God, eeuwig God ontvangende en voortbrengende ter redding van de velen.
12 Dit is het Mysterie van de Drie-Eenheid in de Mensheid, en bovendien moet in ieder afzonderlijk mensenkind het Mysterie van God vervuld worden, eeuwig te getuigen van het Licht, te lijden voor de Waarheid, op te varen ten Hemel en uit te zenden den Geest der Waarheid. En dit is het Pad van Verlossing, want het Koninkrijk Gods is binnenin u."
13 En een zeide tot Hem: "Meester, wanneer zal het Koninkrijk komen?" En Hij antwoordde en zeide: "Wanneer dat wat buiten is, zal zijn als dat wat binnen is; en dat wat binnen is, zal zijn als dat wat buiten is; en het manlijke met het vrouwelijke, noch manlijk noch vrouwelijk, maar de twee in Een. Zij die oren hebben om te horen, dat zij horen." blz. 199

14 "Want aan sommige engelen gaf God de heerschappij over de loop dezer wereld, hun bevelende met wijsheid, gerechtigheid en liefde te regeren. Maar zij hebben de geboden van den Allerhoogste genegeerd en zich tegen de goede Wet van God verzet. Daardoor zijn wreedheid en lijden en smart de wereld binnengetreden, totdat de Meester terugkeert en alle dingen in bezit neemt en zijn dienst-knechten ter verantwoording roept." blz. 205

17 En de Heer verzamelde al zijn discipelen op een zekere plaats. En Hij zei de tot hen: "Kunt gij uit het onvolkomene het volkomene te voorschijn roepen? Kunt gij uit wanorde orde maken?" En zij zeiden: "Neen Heer, dat kunnen wij niet."
18 En Hij plaatste hen, ieder volgens zijn getal, in een vierkant, aan iedere zijde één minder dan twaalf, en Hij deed dit, omdat Hij wist wie Hem verraden zou (die door de mensen als een van hen beschouwd werd, doch dit niet was).
19 De eerste op de zevende rij van boven in het midden, en de laatste op de zevende rij van beneden, en hem, die noch de eerste noch de laatste was maakte hij tot het middelpunt van allen, en de overigen gaf Hij een plaats in overeenstemming met een Goddelijke Orde, en ieder vond zijn eigen plaats, zodat zij die boven waren gelijk waren aan hen die beneden waren, en zij die beneden waren gelijk aan hen die boven waren, en de linkerzijde was gelijk aan de rechterzijde en de rechterzijde gelijk aan de linkerzijde, in overeenstemming met de som van hun getallen. blz. 206
20 En Hij zeide: "Ziet gij, hoe gij staat? Ik zeg u, op gelijke wijze is de ordening van het Koninkrijk, en de Ene die alles regeert is ion uw midden, en Hij is het middelpunt." blz. 207

terug naar de Inhoud

Hoofdstuk 69 De innerlijke Christus, de opstanding en het leven

1 Toen Jezus met zijn discipelen aan de westzijde van de Tempel zat, zie, daar kwamen enige mensen voorbij die een dode op een baar naar de begraafplaats droegen, en iemand zeide tot Hem: "Meester, wanneer een mens sterft, zal hij wederom leven?"
2 En Hij antwoordde en zeide: "Ik ben de Opstanding en het Leven, Ik ben het Goede; het Schone, het Ware; indien een mens in Mij gelooft, zal hij niet sterven, maar eeuwig leven. Zoals in Adam allen sterven, zo zullen allen in Christus wederom levend gemaakt worden. Zalig zijn de doden, die in Mij sterven en vervolmaakt zijn, in mijn beeld en gelijkenis, want zij rusten van hun moeiten en hun werken volgen hen. Zij hebben het kwade overwonnen en zijn gemaakt tot Zuilen in de Tempel van mijn God, en zij zullen niet meer uitgaan, want zij rusten in den Eeuwige. blz. 207
3 Voor hen die het kwade gedaan hebben, is geen rust, maar zij gaan uit en in en lijden eeuwenlang tot hun verbetering, tot zij volmaakt geworden zijn. Maar voor hen die het goede gedaan hebben en volmaaktheid verkregen hebben, is daar eindeloze rust en zij gaan het eeuwige leven binnen. Zij rusten in den Eeuwige.
4 Over hen heeft het herhaalde sterven en geboren worden geen macht meer; voor hen wentelt het wiel van den Eeuwige niet meer, want zij hebben het middelpunt bereikt, waar eeuwige rust is, en het middelpunt van alle dingen is God."
5 En een van de discipelen vroeg Hem: "Hoe zal een mens het Koninkrijk binnengaan?" En Hij antwoordde en zeide: "Indien gij wat beneden is niet gelijk maakt aan dat wat boven is, en het linkse gelijk aan het rechtse, en wat achter is gelijk aan wat voor is, indien gij niet ingaat in het Middelpunt en opgaat in den Geest, zult gij het Koninkrijk Gods niet binnengaan."
6 En Hij zeide ook: "Gelooft niet, dat er één mens zonder dwaling is, want zelfs onder de profeten en hen die ingewijd zijn in het Christendom, is het woord der dwaling gevonden. Doch er zijn zeer veel dwalingen die door Liefde bedekt worden."
7 En toen het avond geworden was, ging Hij met de Twaalven naar Bethanië. Want daar woonden Lazarus en Maria en Martha, die Hij liefhad. blz. 208
8 En Salome kwam tot Hem en vroeg Hem, zeggende: "Heer, hoe lang zal de dood regeren?" En Hij antwoordde: "Zolang als gij mannen lasten oplegt en gij vrouwen baart. En voor dit doel ben Ik gekomen, om een einde te maken aan de werken der zorgelozen."
9 En Salome zeide tot Hem: "Dan heb ik er goed aan gedaan, dat ik niet gebaard heb." En de Heer antwoordde en zei de : "Eet van iedere weide, die goed is, maar eet niet van die, welke de bitterheid des doods in zich heeft."
10 En toen Salome vroeg, wanneer de dingen waarnaar zij vroeg, zijn zouden, zeide de Heer: "Wanneer ge het kleed der vernedering met voeten zult treden en boven begeerte uit zult rijzen; wanneer de twee één zullen zijn, en het manlijke met het vrouwelijke noch manlijk noch vrouwelijk zullen zijn."
11 En wederom tot een andere discipel die vroeg: "Wanneer zullen allen de wet gehoorzamen?" zeide Jezus: "Wanneer de Geest Gods de gehele aarde en het hart van iedere man en iedere vrouw zal vervullen.
12 Ik wierp de wet op de aarde en zij schoot wortel en droeg op de gestelde tijd twaalf vruchten tot voeding voor allen. Ik wierp de wet in het water en zij werd gereinigd van alle vervuiling des kwaads. Ik wierp de wet in het vuur en het goud werd van alle droesem gereinigd. Ik wierp de wet in de lucht en zij werd levend gemaakt door den Geest van den Enen Levende, die alle dingen vervult en in ieder hart leeft." blz. 209

terug naar de Inhoud

Hoofdstuk 72 De vele woningen in het ene huis

1 En terwijl Jezus met zijn discipelen in de Hof van Gethsémané vertoefde, zei de Hij tot hen: "Uw hart worde niet ontroerd; gij gelooft in God, gelooft ook in Mij. In mijn Vader-Moeders Huis zijn vele woningen; indien dit niet zo ware, zo zou Ik het u gezegd hebben. Ik ga heen om voor u een plaats te bereiden. En wanneer Ik heenga en een plaats voor u bereid, Zal Ik wederkomen en u tot Mij nemen; opdat waar Ik ben, gij ook moogt zijn. En waarheen Ik ga, weet gij en de weg weet gij."
2 Thomas zeide tot Hem: "Heer, wij weten niet, waarheen Gij gaat, en hoe kunnen wij de weg weten?" Jezus zeide tot hem: "Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven; niemand komt tot de Al-Vader-Moeder dan door Mij. Indien gij Mij gekend had, zoudt gij ook Mijn Vader-Moeder gekend hebben; en van nu aan kent gij, en hebt gij mijn Vader-Moeder gezien." blz. 215
3 Filippus zeide tot Hem: "Heer, toon ons de Al-Vader-Moeder en het is ons genoeg." Jezus zeide tot hem: "Ben Ik zo lange tijd bij u geweest en kent gij Mij nog niet, Filippus? Hij die Mij gezien heeft, heeft de Al-Vader-Moeder gezien; en hoe kunt ge dan zeggen: Toon ons de Al-Vader-Moeder? Gelooft gij niet, dat Ik in de Al-Vader-Moeder ben en de Al-Vader-Moeder in Mij is? De woorden die Ik tot u spreek, spreek Ik niet uit Mijzelf; maar de Al-Vader-Moeder die in Mij woont, doet de werken. blz. 216
4 Gelooft Mij, dat Ik in de Al-Vader-Moeder ben en de Al-Vader-Moeder in Mij is; of anders, gelooft Mij terwille van de werken. Waarlijk, waarlijk, Ik zeg u: Zij die in Mij geloven, zullen de werken doen, die Ik doe; en zij zullen grotere werken dan deze doen, omdat Ik tot mijn Vader-Moeder ga.
5 En wat gij zult vragen in mijn Naam, dat zal Ik doen, opdat de Al-Vader- Moeder verheerlijkt worde in den Zoon en de Dochter des Mensen. Indien gij iets in mijn Naam zult vragen, zal Ik het doen.
6 Indien gij Mij liefhebt, zo houdt mijn geboden. En Ik zal de Al-Vader-Moeder bidden, die U een andere Trooster geven zal, die eeuwig bij u zal blijven, namelijk den Geest der Waarheid, dien de wereld niet kan ontvangen, omdat zij niet ziet noch weet, maar gij weet; want de Geest is met u en zal in u zijn.
7 Ik zal u niet ongetroost laten: Ik zal tot u komen. Nog een kleine wijle en de wereld ziet Mij niet meer, maar gij ziet Mij. Omdat Ik leef, zult gij ook leven. Te dien dage zult gij weten, dat Ik in mijn Vader-Moeder ben en gij in Mij, en Ik in u.
8 Zij die mijn geboden hebben en ze houden, die zijn het die Mij liefhebben; en zij die Mij liefhebben, zullen door mijn Vader-Moeder geliefd worden, en Ik zal hen liefhebben en zal Mijzelf aan hen openbaren." blz. 216
9 Judas zeide tot Hem: "Heer, hoe is het, dat Gij Uzelve aan ons zult openbaren en niet aan de wereld?" Jezus antwoordde en zeide tot hem: "Indien iemand Mij liefheeft, die zal mijn woorden bewaren en de Ene Heilige zal hem liefhebben, en wij zullen tot hem komen en onze woning bij hem maken.
10 Zij die Mij niet liefhebben, bewaren mijn woorden niet; en het woord dat gij hoort is niet het mijne, doch dat van de Al-Vader-Moeder, die Mij gezonden heeft. Deze dingen heb Ik tot u gesproken, daar Ik nog bij u ben. Maar de Trooster, die mijn Moeder is, de Heilige Wijsheid, die de Vader in mijn Naam zal zenden, zal u in alle dingen onderrichten en u alles in herinnering brengen, wat Ik tot u gesproken heb.
11 Vrede laat Ik u, mijn V rede geef Ik u; niet zoals de wereld hem geeft, geef Ik hem u. Uw hart zij niet ontroerd, noch angstig. Gij hebt gehoord, dat Ik u gezegd heb: Ik ga heen en kom weder tot u. Indien gij Mij liefhad, zoudt gij u verblijden, omdat Ik zeide: Ik ga tot de Al-Vader-Moeder, want de Al-Vader-Moeder is groter dan Ik.
12 En nu heb Ik het u gezegd, voordat het geschiedt, opdat, wanneer het geschiedt, ge geloven moogt. Hierna zal Ik niet veel meer met u spreken, want de overste der wereld komt en heeft niets aan Mij.
13 Maar opdat de wereld weten moge, dat Ik de Al-Vader-Moeder liefheb: zoals de Al-Vader-Moeder Mij geboden heeft, alzo doe Ik. Tot aan het einde." blz. 217

terug naar de Inhoud

Hoofdstuk 73 De ware wijnstok

1 Na deze dingen sprak Jezus tot hen, zeggende: "Ik ben de ware wijnstok en mijn Vader-Moeder is de wijngaardenier. Iedere tak aan Mij, die geen vrucht draagt, wordt weggenomen; en iedere tak die vrucht draagt, wordt gereinigd, opdat hij meer vrucht drage.
2 Blijft in Mij, en Ik in u. Zoals de tak geen vrucht kan dragen uit. zichzelf, tenzij hij aan de wijnstok blijft, evenmin kunt gij, tenzij gij in Mij blijft. Ik ben de boom, gij zijt de ranken. Wie in Mij blijven en Ik in hen, die dragen veel vrucht; want zonder Mij kunt gij niets doen.
3 Wie in Mij niet blijven, worden als nutteloze ranken weggeworpen en zij verwelken; en men vergadert ze en werpt ze in het vuur en zij worden verbrand. Indien gij in Mij blijft en mijn woorden in u blijven, zo vraagt wat gij wilt, en het zal u geworden.
4 Waarlijk, Ik ben het ware Brood, dat uit den Hemel nederdaalt, ja, het Wezen Gods dat één is met het Leven Gods. En, zoals er vele graankorrels zijn in één brood zo zijt gij, die gelooft en de wil doet van mijn Vader-Moeder, één in Mij. Niet zoals uw voorvaderen het manna aten en gestorven zijn, maar zij die dit Brood eten, zullen eeuwig leven. blz. 218
5 Zoals de tarwe van het kaf gescheiden wordt, zo moet gij gescheiden worden van de onwaarachtigheden dezer wereld; toch moet gij u niet uit de wereld terugtrekken, maar afgezonderd leven in de wereld, voor het leven van de wereld.
6 Waarlijk, waarlijk, de tarwe wordt door vuur verzengd, zo moet gij, mijn discipelen, door beproevingen heengaan. Doch verheugt u, want daar gij met Mij als één lichaam geleden hebt, zult gij
met Mij in één lichaam heersen en leven geven aan de wereld.
7 Hierin is mijn Vader-Moeder verheerlijkt, dat gij veel vrucht draagt; zo zult gij mijn discipelen zijn. Zoals de Al-Vader-Moeder Mij heeft liefgehad, zo heb Ik u liefgehad; blijft dan in mijn liefde. Indien gij mijn geboden houdt, zo zult gij in mijn liefde blijven; zoals Ik de geboden van mijn Vader-Moeder gehouden heb en blijf in de geest der Liefde.
8 Deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat mijn vreugde in u moge blijven en opdat uw vreugde volkomen zij. Dit is mijn gebod: Dat gij elkander liefhebt, zoals Ik u heb liefgehad. Niemand heeft groter liefde dan de mens, die zijn leven geeft voor zijn vriend. Gij zijt mijn vrienden, indien gij doet wat Ik u gebied. blz. 219
9 Daarom noem Ik u geen dienaren, want de dienstknecht weet niet wat zijn heer doet, maar Ik heb u vrienden genoemd; want alle dingen, die Ik van Mijn Vader-Moeder heb gehoord, heb Ik u bekendgemaakt. Gij hebt Mij niet verkozen, maar Ik heb u verkozen en u gewijd, opdat gij heen zoudt gaan en vrucht dragen, en opdat uw vrucht blijven zou; opdat wat gij ook de Al-Vader-Moeder zult vragen in mijn Naam, gij dit moogt ontvangen. blz. 220
13 Doch wanneer de Trooster gekomen is, die Ik u zenden zal van mijn Al-Vader-Moeder, namelijk de Geest der Waarheid, die van den Vader en de Moeder uitgaat, die zal van Mij getuigen. En gij zult ook getuigen, omdat gij van den beginne met mij geweest zijt." blz. 221

terug naar de Inhoud

Hoofdstuk 74 Jezus voorspelt vervolgingen

1 "Deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat ge vooraf gewaarschuwd zult zijn. Zij zullen u uit de synagogen zetten; ja, de tijd komt, dat wie u zal doden, zal denken dat hij God een dienst bewijst. En deze dingen zullen zij u doen, omdat zij noch de Al-Vader-Moeder, noch Mij gekend hebben.
2 Maar deze dingen heb Ik u gezegd, opdat, wanneer de tijd komt, gij u herinneren zult, dat Ik u daarover gesproken heb. En deze dingen heb Ik u niet van den beginne gezegd, omdat Ik bij u was. Doch nu ga Ik heen naar mijn Vader-Moeder die Mij gezonden heeft; en geen van u vraagt Mij: Waarheen gaat gij? Maar omdat Ik deze dingen tot u gezegd heb, heeft verdriet uw hart vervuld.
3 Toch zeg Ik u de waarheid; het is u nut dat Ik heenga, want indien Ik niet heenga, zal de Trooster niet tot u komen ; doch indien Ik heenga, zal Ik u mijn Geest zenden. En wanneer de Geest gekomen is, zal Hij de wereld overtuigen van haar zonde, en van gerechtigheid, en van oordeel." blz. 221

6 "Alles wat mijn Vader-Moeder heeft, is het mijne; daarom zeide Ik, dat de Trooster van het mijne zal nemen en het aan u zal openbaren." blz. 222

7 En Johannes sprak in den Geest, zeggende : "Ziet het Lam Gods, de goede Herder, die zijn leven voor de schapen geeft." En Judas werd door deze woorden onrustig, want hij wist dat hij Hem verraden zou. Maar wederom zeide Judas: "Meester, staat er niet in de wet geschreven, dat voor het Pascha een lam binnen de poorten geslacht moet worden?"
8 En Jezus antwoordde : "Wanneer Ik aan het kruis gehangen zal zijn, dan zal inderdaad het lam geslacht zijn. Maar wee hem, door wie het in de handen van de slachters overgeleverd wordt. Het ware voor hem beter, dat hij nooit was geboren.
9 Waarlijk, Ik zeg u, voor dit doel ben Ik in de wereld gekomen om alle bloedoffers en het eten van het vlees van dieren en vogels, die door de mensen geslacht zijn, af te schaffen. blz. 225
10 In den beginne gaf God aan allen de vruchten van de bomen, de zaden en de kruiden tot voedsel; maar zij die zichzelven liever hadden dan God of hun medeschepselen, bedierven hun gewoonten en brachten ziekten in hun lichamen en vervulden de aarde met lust en geweld.
11 Niet door het vergieten van onschuldig bloed, maar door het leiden van een rechtvaardig leven, zult gij de vrede Gods vinden. Gij noemt Mij de Christus van God en gij zegt juist, want Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven.
12 Wandelt op de Weg en gij zult God vinden. Zoekt de Waarheid en de Waarheid zal u vrij maken. Leeft in het Leven en gij zult de dood niet zien. Alle dingen leven in God en de Geest Gods vervult alle dingen.
13 Houdt gij de geboden. Hebt God lief met geheel uw hart, en hebt uw naaste lief als uzelf. Hierop steunen de Wet en de profeten. En de som van de de wet is dit: Doet anderen niet, wat gij niet wilt dat anderen u zouden doen. Doet anderen, wat gij wilt dat zij u zouden doen.
14 Zalig zijn zij, die zich aan deze wet houden, want God is in alle schepselen geopenbaard. Alle schepselen leven in God en God is in hen verborgen."
15 Hierna doopte Jezus het stuk brood in de wijn en gaf het aan Judas Iskariot, zeggende: "Wat gij doen wilt, doe het haastiglijk." Hij dan, na de bete genomen te hebben, ging onmiddellijk uit in de nacht. blz. 226

18 "Zij, uit iedere natie, die zichzelf niet besmeuren door wreedheid, die gerechtigheid betrachten, barmhartigheid liefhebben, eerbied hebben voor alle werken Gods, die hulp verlenen aan allen die zwak zijn en verdrukt worden, die zijn het Israél Gods." blz. 227

5 "Ik geef u een nieuw gebod, dat gij elkander en alle schepselen Gods zult liefhebben. Liefde is de vervulling van de wet. Liefde is van God en God is liefde. Wie niet liefheeft, kent God niet." blz. 228

15 "Ik bid niet dat Gij hen uit de wereld zoudt nemen, maar dat gij hen bewaart voor het kwaad, terwijl zij nog in de wereld zijn. Heilig hen door uw Waarheid. Uw Woord is Waarheid. Zoals Gij Mij in de wereld gezonden hebt, zo zend ik ook hen in de wereld en terwille van hen heilig ik Mijzelf, opdat zij ook geheiligd mogen worden door de Waarheid.
16 Ook bid Ik niet slechts voor dezen, maar voor allen, die aan hun aantal toegevoegd zullen worden, en ook voor de tweeënzeventig die Ik uitzond, ja, en voor allen die door uw Woord in de Waarheid geloven zullen, opdat ook zij één mogen zijn zoals Gij, Allerheiligste, in Mij zijt en Ik in U, dat zij ook één mogen zijn in U, opdat de wereld weten moge, dat Gij Mij gezonden hebt.
17 Heilige Vader-Moeder, Ik wil ook, dat zij die Gij Mij gegeven hebt, ja, allen die leven, met Mij zullen zijn waar Ik ben, opdat zij deel mogen hebben aan mijn heerlijkheid, die Gij Mij gegeven hebt, want Gij hebt Mij in allen lief en allen in Mij, van v??r de grondlegging der wereld.
18 De wereld heeft U niet gekend in uw gerechtigheid, maar Ik ken U en dezen weten dat Gij Mij gezonden hebt. blz. 231
19 En Ik heb hun uw Naam verkondigd, opdat de Liefde waarmede Gij Mij liefgehad hebt, in hen moge zijn en dat deze van hen overvloedig moge zijn op al uw schepselen, ja, op allen." Toen Hij deze woorden beëindigd had, verhieven zij met Hem hun stemmen en baden, zoals Hij hun geleerd had:
20 "Onze Vader-Moeder! Gij die boven en in ons zijt. Geheiligd zij uw heilige Naam, in Tweevoudige Drie-Eenheid. Uw Koninkrijk kome tot allen in Wijsheid, Liefde en Gerechtigheid. Uw heilige Wil geschiede altoos, zoals in de Hemel, zo ook op aarde. Geef ons dagelijks uw Heilig Brood en de vrucht van de levende Wijnstok. Zoals wij trachten anderen te volmaken, zo volmaak ons in uw Christus. Stort uw goedheid over ons uit, opdat wij deze over anderen mogen uitstorten. Bevrijd ons van het kwaad in de ure der beproeving.
21 Want uwer is het Koninkrijk, de Kracht en de Heerlijkheid: Van het begin, nu en in alle eeuwigheid. Amen."
22 Toen nam onze Meester het heilige Brood en brak het, en ook de vrucht van de wijnstok en mengde dit, en na beide gezegend en geheiligd te hebben en een stukje brood in de kelk te hebben gedaan, zegende Hij de heilige Verbintenis.
23 Toen gaf Hij het brood, dat Hij geheiligd had, aan zijn discipelen, zeggende: "Eet gij, want dit is mijn Lichaam, ja, het Lichaam van den Christus, dat gegeven wordt voor de redding van het lichaam en de ziel." blz. 232
24 Insgelijks gaf Hij hun de vrucht van de wijnstok, welke Hij gezegend had, en zeide tot hen: "Drinkt gij, want dit is mijn Bloed, ja, het Bloed van den Christus, dat voor u en voor velen vergoten wordt, tot redding van de ziel en het lichaam." blz. 233

10 Deze dingen sprak Jezus met betrekking tot hen, die niet wedergeboren waren, den Geest Gods niet in hun zielen hadden ontvangen, den Geest van Goddelijke Liefde, die, nadat zij het Licht hebben ontvangen, den Zoon Gods opnieuw kruisigden en Hem openlijk te schande maakten. blz. 243

terug naar de Inhoud

Hoofdstuk 87 Jezus verschijnt aan zijn discipelen

1 Op de avond van diezelfde dag, zijnde de eerste dag van de week, toen de discipelen bijeen waren en de deuren gesloten waren uit vrees voor de Joden, kwam Jezus en stond in hun midden en zeide tot hen : "Vrede zij u." Maar zij waren bevreesd en dachten dat zij een spook gezien hadden.
2 En Hij zeide tot hen: "Ziet, Ik ben het, zoals gij Mij voorheen hebt gezien. Een geest kan inderdaad in vlees en beenderen verschijnen, zoals gij ziet dat Ik heb. Ziet mijn handen en voeten, betast ze en ziet."
3 En terwijl Hij zo sprak, toonde Hij hun zijn handen en zijn hart. Toen waren de discipelen verheugd, dat zij den Heer zagen.
4 Want Thomas, Didymus genaamd, een van de discipelen, had gezegd: "Tenzij ik in zijn handen de littekenen der nagelen zie en mijn hand op zijn hart leg, zal ik niet geloven." Toen zeide Hij tot Thomas: "Zie mijn handen, mijn hart en mijn voeten, kom hier met uw handen en wees niet ongelovig, maar gelovig."
5 En Thomas antwoordde en zeide tot Hem: "Mijn Heer en mijn God." En Jezus zeide tot hem: "Thomas, omdat ge Mij gezien hebt, gelooft ge; zalig zijn zij, die niet gezien hebben en nochtans geloven." blz. 264
6 Toen zeide Jezus wederom tot hen: "Vrede zij u, gelijk de Vader-Moeder Mij gezonden heeft, zo zend Ik ook u." En toen Hij dit zei de, blies Hij op hen en zeide tot hen: "Ontvangt den Heiligen Geest, predikt het Evangelie en verkondigt aan alle volkeren de Opstanding van den Zoon des Mensen.
7 Onderwijst de heilige wet der Liefde die Ik u gegeven heb. En wie zijn zonden verzaakt, dien zijn zij vergeven en wie in zijn zonden volhardt, dien zijn zij behouden.
8 Doopt hen die geloven en berouw hebben, zegent en zalft hen en offert het reine offer van de vruchten der aarde, dat Ik voor u heb ingezet als een gedachtenis aan Mij.
9 Ziet, Ik heb mijn lichaam en mijn bloed gegeven om aan het kruis geofferd te worden, ter verlossing van de wereld van de zonde tegen de Liefde, en van de bloedoffers en feesten van het verleden.
10 En gij zult het Brood des Levens en de Wijn der Verlossing als een reine offerande met wierook offeren, zoals van Mij geschreven staat, en gij zult daarvan eten en drinken, als een gedachtenis, dat Ik allen die in Mij geloven, verlost heb van de vroegere slavernij van uw voorvaderen.
11 Want zij, van hun buik een god makende, offerden aan hun goden de onschuldige schepselen der aarde, in plaats van de dierlijke natuur in zichzelven.
12 En door het eten van hun vlees en het drinken van hun bloed tot hun eigen verderf, verwoestten zij hun lichamen en verkortten hun dagen, zoals de heidenen die de waarheid niet kenden, of die, haar kennende, haar tot een leugen veranderd hebben." blz. 266

7 "En ziet, Ik zend de belofte van mijn Vader-Moeder op u, ja van mijn Vader die één is met mijn Moeder, die gij op aarde niet gezien hebt. Want Ik zeg u in waarheid, zoals de gehele wereld verwoest geworden is door de zonde en de ijdelheid van de vrouw, zo zal zij door de eenvoud en de waarheid van de vrouw gered worden, en door u zal zij gered worden.
8 Verblijdt u daarom en verheugt u, want gij zijt gezegend boven allen op aarde, want gij, mijn twaalfduizend, zijt het die de ganse wereld zult redden.
9 Wederom zeg Ik u, toen de grote tiran en alle zeven tirannen tevergeefs tegen het Licht begonnen te strijden, wisten zij niet met Wie of Wat zij vochten.
10 Want zij zagen niets anders dan een verblindend Licht en toen zij vochten, verspilden zij hun krachten, de een tegen de ander, en zo is het.
11 Om deze reden nam Ik een vierde deel van hun kracht, opdat zij niet zoveel kracht zouden hebben en in hun boze daden de overhand zouden hebben.
12 Want door inwikkeling en uitwikkeling zal de redding van de wereld volbracht worden: door de nederdaling van den Geest in de stof en de opstanding van de stof in den Geest, door alle eeuwen heen." blz. 268

terug naar de Inhoud

Hoofdstuk 90 Wat is waarheid?

1 Wederom waren de Twaalven bijeenvergaderd in de kring der palmbomen en een van hen, Thomas, zeide tot de anderen: "Wat is Waarheid? Want dezelfde dingen doen zich aan verschillende gemoederen verschillend voor, en zelfs ook verschillend aan hetzelfde gemoed op verschillende tijden. Wat is dan Waarheid?" blz. 271
2 En terwijl zij spraken verscheen Jezus in hun midden en zeide: "De ene en eeuwige Waarheid is alleen in God, want geen mens, noch een gemeenschap van mensen, weet wat God alleen weet, die Alles in Allen is. Aan de mens wordt de Waarheid geopenbaard naar zijn vermogen om te verstaan en te ontvangen.
3 De Ene Waarheid heeft vele kanten, en de een ziet alleen de ene kant, en een ander een andere kant, en sommigen zien meer dan anderen, al naar het hun gegeven is.
4 Ziet dit kristal: hoe het ene licht zich in twaalf vlakken openbaart, ja in vier maal twaalf, en ieder vlak weerkaatst één straal licht, en de een beschouwt één vlak en een ander een ander vlak, maar het is toch het éne kristal en het éne licht dat in alle schijnt.
5 Ziet wederom, wanneer iemand een berg beklimt en tot een top gekomen is, zegt hij: Dit is de top van de berg, laten wij die beklimmen, en ziet, wanneer zij die top bereikt hebben, zien zij een andere die hoger is tot zij tot zulk een hoogte gekomen zijn, vanwaar geen hogere berg meer te zien is, wanneer zij deze al bereiken kunnen.
6 Zo is het met de Waarheid. Ik ben de Waarheid en de Weg en het Leven, en Ik heb u de Waarheid gegeven, die Ik van boven ontvangen heb. En dat wat gezien en ontvangen wordt door de een, wordt niet gezien en ontvangen door de ander. Wat sommigen waar schijnt, lijkt anderen niet waar. Zij die in het dal zijn, zien niet hetzelfde als zij die op de top van de berg zijn. blz. 272
7 Maar voor ieder is het de Waarheid, zoals het afzonderlijke verstand het ziet, en zolang tot een hogere waarheid geopenbaard wordt; en aan de ziel die hoger licht ontvangt, zal meer licht gegeven worden. Daarom, veroordeelt anderen niet, opdat gij niet veroordeeld wordt. blz. 273
8 Naar gelang gij de Heilige Wet van Liefde houdt, die Ik u gegeven heb, zal de Waarheid u meer en meer geopenbaard worden en de Geest der Waarheid, die van boven komt, zal u de gehele Waarheid binnenleiden, zij het ook door vele omzwervingen, zoals de vurige wolk de kinderen Israëls door de woestijn leidde.
9 Weest getrouw aan het Licht dat gij hebt, totdat u een hoger Licht gegeven wordt. Zoekt meer licht en gij zult overvloed hebben; rust niet, totdat gij gevonden zult hebben.
10 God geeft u alle Waarheid, als een ladder met vele sporten, tot verlossing en vervolmaking van de ziel, en de waarheid van heden zult gij loslaten voor de hogere waarheid van morgen. Streeft naar de Volmaking.
11 Wie de heilige Wet onderhouden, die Ik gegeven heb, zullen hun zielen redden, hoe verschillend zij ook de waarheden die Ik gegeven heb, mogen zien.
12 Velen zullen tot Mij zeggen: Heer, Heer, wij hebben voor uw Waarheid geijverd. Dan zal Ik tot hen zeggen: Neen, gij hebt geijverd, opdat anderen zouden zien zoals gij ziet, en geen andere waarheid. Geloof zonder liefde is dood. Liefde is de vervulling der wet. blz. 273
13 Hoe zal geloof in wat zij ontvangen, hun ten goede komen, die het ontvangene vasthouden in ongerechtigheid? Zij die liefde hebben, hebben alle dingen en zonder liefde heeft niets waarde. Laat eenieder in liefde behouden wat zij als waarheid zien, wetende dat, waar geen liefde is, waarheid een dode letter is en niets baat.
14 Daar blijven dus: Goedheid, Waarheid en Schoonheid, maar de grootste van deze is de Goedheid. Indien iemand zijn naaste haat en zijn hart tegenover de schepselen Gods verhardt, hoe kan hij de Waarheid tot zijn heil zien, waar zijn ogen verblind zijn en zijn hart verhard is voor Gods schepping?
15 Zoals Ik de Waarheid ontvangen heb, zo heb Ik haar aan u gegeven. Laat een ieder haar ontvangen overeenkomstig zijn licht en vermogen tot begrijpen, en vervolgt hen niet, die haar volgens een andere verklaring ontvangen.
16 Want Waarheid is de Kracht Gods en zij zal uiteindelijk over alle dwaling zegevieren. Maar de Heilige Wet die Ik gegeven heb, is duidelijk voor allen, en rechtvaardig en goed. Dat allen haar in acht nemen tot redding hunner zielen." blz. 274

3 En Jezus antwoordde en zeide: "Waarlijk, Ik zeg u, Maria, en tot ieder van mijn discipelen: Het Koninkrijk der Hemelen is binnenin u. Maar de tijd komt, waarop dat wat binnen is, naar buiten geopenbaard zal worden, terwille van de wereld.
4 Ordening is inderdaad goed en nodig, maar boven alle dingen is de Liefde. Hebt elkander en alle schepselen Gods lief en hieraan zal iedereen weten dat gij mijn discipelen zijt." blz. 275

10 En een ander vroeg Hem: "Meester, wanneer zullen zij de zalving ontvangen?" En Jezus antwoordde : "Wanneer zij de rijpe leeftijd bereikt hebben en in zichzelf de zevenvoudige gaven van den Geest geopenbaard hebben, laat dan de Engel gebed en dankzegging opzenden, en hen verzegelen met het zegel van het Chrisma. Het is goed dat allen in iedere graad zeven jaren beproefd worden. Nochtans, laat het voor een ieder zijn in overeenstemming met zijn groei in de liefde en de wijsheids Gods." blz. 277

2 "Maar aan u, mijn discipelen, wijs Ik een betere en volmaaktere weg, namelijk deze, dat het huwelijk gesloten wordt tussen een man en een vrouw, die door waarachtige liefde en sympathie verbonden worden, en dit zolang de liefde en het leven duren, maar in volkomen vrijheid." blz. 278

5 En een ander vroeg Hem, zeggende: "Meester, op welke wijze zullen wij het Heilige Offer opdragen?" En Jezus antwoordde, zeggende: "De offerande die Gode in het geheim aangenaam is, is een rein hart. Maar als gedachtenis en gebed offert gij ongegist brood, verdunde wijn, olie en wierook. Wanneer gij op een plaats tezamenkomt om de heilige offerande op te dragen en de lampen branden, laat hem die voorgaat, de Engel van de Kerk of de priester, met reine handen en met een rein hart van het geofferde nemen, ongegist brood en verdunde wijn, en wierook.
6 En laat hem hiervoor dankzeggen en alles zegenen, en de Vader-Moeder in de Hemelen aanroepen, opdat Hij zijn Heilige Geest moge zenden, opdat Hij over de offerande kome en deze make tot het Lichaam en het Bloed, het Wezen en het Leven van den Eeuwige, dat voortdurend gebroken en vergoten wordt voor allen. blz. 279
7 En laat hem de offerande ten Hemel opheffen en voor allen bidden, ook voor hen die reeds heengegaan zijn, voor hen die nog leven en voor hen die nog komen zullen." blz. 280

terug naar de Inhoud

Hoofdstuk 93 De ordening van het Koninkrijk (derde deel)

1 En een ander sprak: "Meester, indien iemand een zonde begaan heeft, kan een mens al of niet zijn zonde kwijtschelden?" En Jezus zeide: "God vergeeft alle zonden aan hen die berouw hebben, maar wat gij zaait moet ge ook maaien. Noch God noch mens kunnen de zonden vergeven aan hen, die geen berouw hebben noch hun zonden verzaken. Maar indien iemand die in den Geest is, duidelijk ziet dat iemand berouw heeft en zijn zonden verzaakt, die mag waarlijk tegen de boetvaardige zeggen: Uw zonden zijn u vergeven, want alle zonde wordt vergeven door berouw en verzoening, en wie ze opgeven zijn ervan verlost, en wie erin volharden zijn eraan gebonden. blz. 281
2 Nochtans moeten de vruchten van de zonde een zekere tijd duren, want zoals wij zaaien, moeten wij maaien, want God laat zich niet bespotten, en zij die in het vlees zaaien zullen bederf maaien; zij die in den Geest zaaien zullen eeuwig leven oogsten. Laat daarom, indien iemand zijn zonden belijdt en ze opgeeft, de priester op deze wijze tot hem spreken: Moge God u uw zonden vergeven en u tot het eeuwige leven voeren. Alle zonden tegen God worden door God vergeven en zonden tegen de mens door de mens."
3 En een ander vroeg Hem, zeggende: "Indien een van ons ziek is, zullen wij, zoals Gij, de macht hebben om te genezen?" En Jezus antwoordde: "Deze macht wordt verkregen door volmaakte kuisheid en geloof. Zij die uit God geboren zijn, houden hun zaad in zich.
4 Nochtans, indien er zieken onder u zijn, laat hen om de priesters van de Kerk zenden, opdat zij hen zalven met olijfolie in den Naam des Heren, en het gebed des geloofs, en de uitstroming van kracht bij het uitspreken van de dankzegging, zal hen doen opstaan, indien zij niet door zonde uit dit of uit een vorig leven worden weerhouden." blz. 281

terug naar de Inhoud

Hoofdstuk 94 De ordening van het Koninkrijk (vierde deel)

1 En een ander vroeg Hem, zeggende: "Meester, hoe wilt Gij dat wij onze doden begraven?" En Jezus antwoordde: "Gaat hiervoor met de diaken te rade, want het betreft alleen het lichaam. Waarlijk, Ik zeg u, dat er voor hen die in het komende Leven geloven, geen dood is. Dood, zoals gij het noemt, is de poort tot het leven en het graf is de poort tot de opstanding voor hen, die geloven en gehoorzamen. Rouwt niet, noch weent over hen, die u verlaten hebben, maar verheugt u veeleer over hun binnenkomst in het Leven. blz. 284
2 Zoals alle schepselen vanuit het ongeziene in deze wereld komen, zo keren zij weder tot het ongeziene terug en zij zullen wederom komen, totdat zij gereinigd zijn. Laat de lichamen van hen die heengaan aan de elementen overgegeven worden, en de Vader-Moeder die alle dingen vernieuwt, zal de engelen opdracht geven over hen te waken en laat de priester bidden, dat hun lichamen in vrede mogen rusten en hun zielen tot een vreugdevolle opstanding mogen opwekken.
3 Daar is een opstanding uit het lichaam en een opstanding in het lichaam. Er is een opstijgen uit het leven van het vlees en daar is een nederdalen in het leven van het vlees. Laten er gebeden uitgesproken worden voor hen, die ons voorgegaan zijn, en voor hen die leven en voor hen die nog komen, want allen zijn één gezin in God. In God leven zij, bewegen zij en zijn zij. blz. 284
4 Het lichaam dat gij in het graf legt of dat door het vuur wordt verteerd, is niet het lichaam dat zijn zal, maar zij die komen, zullen andere lichamen ontvangen, hoewel toch hun eigen en zoals zij in één leven gezaaid hebben, zullen zij in een ander leven oogsten. Zalig zijn zij, die onrecht lijden in dit leven, want zij zullen grotere vreugde hebben in het komende leven. Zalig zijn zij, die de werken der gerechtigheid gewerkt hebben in dit leven, want zij zullen de kroon van het leven ontvangen." blz. 285
5 En een ander vroeg Hem, zeggende: "Meester, onder de wet kleedde Mozes de priesters in prachtige gewaden voor hun dienst in de Tempel. Zullen wij hen, aan wie wij het beheer van de heilige voorwerpen overgedragen hebben, zoals Gij ons geleerd hebt, ook zo kleden?" En Jezus antwoordde: "Wit linnen is de gerechtigheid der Heiligen, maar de tijd zal werkelijk komen, dat Sion verlaten zal zijn en wanneer de tijd van haar beproeving voorbij is, zal zij herrijzen en haar schone gewaden aantrekken, zoals geschreven is.
6 Maar zoekt gij eerst het Koninkrijk der Gerechtigheid en al deze dingen zullen u toegevoegd worden. Zoekt in alles eenvoud en geeft geen aanleiding tot valse roem. Zoekt eerst om bekleed te worden met barmhartigheid, en met het gewaad der verlossing en het kleed der gerechtigheid.
7 Want wat baat het u, indien gij deze niet bezit? Indien gij geen liefde hebt, zo zijt gij als het geluid van koper en het geklank van de cymbaal. Zoekt gij gerechtigheid en liefde en vrede, en alle schone dingen zullen u toegevoegd worden." blz. 285

10 "Zo zullen alle dingen welvoeglijk en met orde gedaan worden. En het overige zal de Geest, die van de Vader-Moeder in de hemelen uitgaat, in orde brengen. Ik heb u thans onderricht in de eerste beginselen, en ziet, Ik ben met u tot het einde der dagen." blz. 286

7 En terwijl zij naar den hemel bleven staren, zie, daar stonden twee mannen bij hen in witte gewaden en zeiden: "Gij mannen van Israël, wat staat gij naar de hemel te staren; deze zelfde Jezus die in een wolk van u weggenomen is, zal op gelijke wijze in een wolk wederkomen; en zoals gij Hem ten hemel hebt zien varen, zo zal Hij op aarde wederkomen."

16 En de Geest Gods kwam op de apostelen en de profeten, en zich herinnerende wat de Heer hun onderwezen had, beleden en prezen zij eenstemmig God, zeggende: blz. 292
17 "Wij geloven in één God: de Oneindige, de Verborgen Bron, de Eeuwige Vader-Moeder, van wien alle dingen komen, de zichtbare en de onzichtbare. Het Alles in allen, door alles en om alles. De Heilige Tweeheid, in wie alle dingen zijn; die was, die is en die zal zijn. blz. 293
18 Wij geloven in één Heer, onze Vrouwe, den volmaakt heiligen Christus: God uit God, Licht uit Licht voortgebracht; Onzen Heer, den Vader, den Bruidegom en den Zoon. Onze Vrouwe, de Moeder, de Bruid en de Dochter. Drie gestalten in één ongedeelde Wezenheid: een Tweevoudige Drie- Eenheid. Dat God geopenbaard moge worden als de Vader, de Bruidegom en de Zoon van iedere ziel; en dat iedere ziel volmaakt moge worden als de Moeder, de Bruid en de Dochter Gods.
19 En dit door de opvaart van de ziel in den Geest en het nederdalen van den Geest in de ziel. Die komt uit de Hemel en vlees geworden is uit de eeuwig gezegende Maagd, in Jezus-Maria en iedere Christus Gods; en geboren is en de weg des Levens leert en lijdt onder de heersers der wereld en gekruisigd is en begraven en nederdaalt ter helle. Die weder opstaat en in heerlijkheid ten hemel vaart, vanwaar Hij aan allen Licht en Leven geeft. blz. 293
20 Wij geloven in den Zevenvoudige Geest Gods, de Leven-Schenker, die uitgaat van de Heilige Tweeheid. Die komt op Jezus-Maria en op allen, die getrouw zijn aan het Licht van binnen; die woont in de Kerk, het uitverkoren Israël Gods. Die voortdurend in de wereld komt en iedere zoekende ziel verlicht. Die de Wet geeft, die de levenden en de doden oordeelt. Die spreekt door de Profeten van alle landen en van alle eeuwen. blz. 294
21 Wij geloven in één heilige Algemene en Apostolische Kerk; de getuige, de ontvangster en de schenkster van alle Waarheid. Verwekt door den Geest en het Vuur Gods; gevoed door de wateren, zaden en vruchten der aarde. Die door den Geest des Levens, haar twaalf Boeken en Sacramenten, en haar heilige woorden en werken de uitverkorenen in een mystieke gemeenschap tezamen bindt en de mensheid met God verzoent, ons tot deelhebbers aan het Goddelijke Leven en Wezen maakt en dit in heilige symbolen aanduidt.
22 En wij verwachten de komst van den Universelen Christus en van het Koninkrijk des Hemels waarin gerechtigheid woont. En de heilige Stad met haar twaalf poorten, waarin de Tempel en het Altaar Gods zijn. Vanwaar drie Orden in viervoudig dienstbetoon uitgaan om aan allen de waarheid te onderwijzen en het dagelijks offer van lofprijzing te offeren.
23 Zo binnen, zo buiten; zoals in het groot, zo in het klein. Zoals boven, zo beneden; zoals in de hemel, zo op aarde. Wij geloven in de reiniging van de ziel door vele geboorten en ervaringen, de Opstanding uit de doden en het eeuwige Leven der rechtvaardigen, de Eeuwigheid en Rust in God voor eeuwig. Amen." blz. 294
24 En toen de rook van de wierook opsteeg werd het geluid als van vele klokken gehoord en een menigte van de hemelse scharen prees God, zeggende:
25 "Glorie, Eer, Lof en Aanbidding zij God, den Vader, den Bruidegom en den Zoon; Eén met de Moeder, de Bruid en de Dochter; van wien de Eeuwige Geest uitgaat, door wien al het geschapene is. Van alle Eeuwigheid Nu en tot in alle Eeuwigheid. Amen Halleluja, Halleluja, Halleluja.
26 En wie iets afdoet van of toevoegt aan de woorden van dit Evangelie, of als onder een korenmaat het Licht daarvan verbergt, dat door den Geest aan ons, de twaalf getuigen, gekozen door God, ter verlichting en redding van de wereld, gegeven is, dat hij zij: Anathema Maranatha, tot de komst van Christus Jezus-Maria, onzen Zaligmaker, met alle Heiligen. Amen."

Hier eindigt het Heilige Evangelie van het Volmaakte Leven van Jezus-Maria, den Christus, den zoon van David naar het vlees, den Zoon van God naar den Geest. Glorie zij God, door wiens hulp en kracht het geschreven is.


terug naar het literatuuroverzicht






^