B.T. Spalding - De Meesters van het Verre Oosten

Uitgeverij Sirius en Siderius, 1979, ISBN 90 6441 048 8
Vertaling: A. Nijhoff-Schreuder en Chris Mouwen

Inhoud


Baird Thomas Spalding
ingenieur, schrijver
Uittreksel 'De Meesters van het Verre Oosten'
Uitgesplitst op onderwerpen:
1. Omschrijvingen van God als Vader en Moeder
2. De menselijke geest is een verdichting uit en in de goddelijke geest
3. Omschrijvingen van het begrip 'geest'
4. Omschrijvingen van het begrip 'ziel'

Samenvatting
De Meesters van het Verre Oosten is een van de meest spraakmakende spirituele boeken van de 20e eeuw. Tijdens een expeditie in de Himalaya, eind 19e eeuw, ontmoeten de schrijver en zijn metgezellen de 'Meesters van het Himalaya-gebergte'. Deze Meesters maken de expeditieleden deelgenoot van hun bijzondere ervaringen en vermogens, die door buitenstaanders als bovennatuurlijk en onmogelijk worden beschouwd. De lessen van de Meesters getuigen van een grote wijsheid en een diep religieus inzicht. De Meesters nemen aan dat Boeddha de weg naar het Licht wijst, maar ze stellen onomwonden dat Christus de weg naar het Licht is, ofwel een staat van bewustzijn waarnaar we allen op weg zijn: het Christus-bewustzijn.

Recensie
Gedurende zijn lange leven (1858-1953) schreef Spalding vijf boeken, in dit boek als vijf delen bijeengebracht. De eerste drie delen beschrijven een mysterieuze reis naar India en Tibet, hij ontmoet dan astrale Meesters van de Grote Witte Broederschap, die hem een esoterisch-theosofische boodschap brengen, namelijk dat de mens het christusbewustzijn in zichzelf moet ontwikkelen. De andere twee delen zijn min of meer leerstellige theoretische beschouwingen over de astrale wereld en de theosofische waarheden. De opvattingen van Spalding komen niet uit een specifieke theosofische beweging, hij heeft een heel eigen, doch wel als esoterisch herkenbare 'occulte' filosofie. Hoewel het boek de indruk wekt dat Spalding al de beschreven avonturen in Tibet hoogstpersoonlijk heeft meegemaakt, is dat onjuist.
Zijn reisverslag is eerder een esoterische roman, waarin hij in de vorm van een fictief reisverslag zijn boodschap en opvattingen presenteert. Om die boodschap gaat het. En op zich is het niet onaardig deze boodschap te leren kennen. De nieuwe vertaling is moderner; futuristisch aandoende omslagtekening.
Dr. R. Kranenborg
(bron: www.bol.com)
Zie ook de Engelstalige Wikipedia

Uittreksel 'De Meesters van het Verre Oosten'

Deel I

Jezus is op aarde gekomen om ons de weg te wijzen naar de ware God, de Almachtige, Alomtegenwoordige, Alwetende; om ons bij te brengen dat God alle Goedheid, alle Wijsheid, alle Waarheid, Alles in Alles is, dat God Alles is. (15)
Want zijn alle dingen niet waarlijk van God en kunnen niet alle menselijke wezens dát volbrengen, waartoe één van hen (Jezus) in staat is? Al wat wij daarvoor te doen hebben, is bereid te zijn het hem te laten doen. (16)

Wanneer allen de waarheid kennen en zij op de juiste wijze wordt uitgelegd, dan blijkt, dat alles en allen uit dezelfde bron zijn voortgekomen! Wij zijn allen één met de universele, geestelijke substantie, God! Wij vormen allen tezamen één grote familie. (28)

Ziekte is in de eerste plaats een afwezig zijn van welzijn, van een aangename, vreugdevolle geestesrust, die door de geest op het lichaam wordt overgedragen.

In waarheid is de jeugd het goddelijke in de mens, jeugd is het geestelijke leven - het leven in al zijn schoonheid. Het is het enige leven dat leeft en liefheeft - het enige leven, dat eeuwig is.
Oefen u erin het bewustzijn van een kind te herkrijgen. Houd u het goddelijke kind, dat in u is, voor ogen. Herhaal de gedachten aan dit goddelijke kind voor het slapen gaan en ook bij het ontwaken.
Door de geestelijke macht van deze zelfbevestiging heeft er gedurende de nacht een verandering plaats in de ontplooiing van binnenuit; de geest gaat het geestelijke en stoffelijke lichaam, de geestelijke tempel, doordringen.
Zeg steeds tegen uzelf: In mij is een volmaakte vorm, de goddelijke vorm. Alles wat ik nodig heb, zal mij worden gegeven. Leer uzelf met vreugde te doordringen. (30)

Het innerlijk is de tempel van het zwijgen, het oord van de macht. Zwijgen is macht en wanneer we in ons binnenste het oord van het zwijgen bereiken, dan hebben we het oord van de macht bereikt, de plaats waar alles één is, de enige macht: God. "Weest stil en weet dat ik God ben" (Jesaja).
Wanneer wij door concentratie al onze kracht op één punt hebben gebracht, dan komen wij in de stilte met God in aanraking, dan zijn wij één met hem en daardoor één met alle macht. Dit is het erfdeel van de mensen. "Ik en de vader zijn één!" (34)

Wij moeten God zoeken door middel van de Christus in ons, de onzichtbare verbinding, die binnenin ons ligt.
Wie zich in de stilte met de vader in verbinding stelt, zal de kracht door zich heen voelen stromen als een vervulling van iedere wens. Want wie de Vader zoekt in het diepste van de eigen ziel en daar afwacht, zal door de Vader openlijk worden beloond.

Als de mens de grote onbekende - zichzelf - wil leren kennen, laat hij dan in zijn binnenkamer gaan en de deur sluiten. Daar zal hij 'zijn ware zelf' vinden. Hij zal weten dat God in het diepste der stilte is. Hij zal merken dat het Heilige der Heiligen in hemzelf ligt.
De ware hemelpoort is zijn eigen bewustzijn. (36)

God woont in de ziel als macht [willen], substantie en intelligentie [denken], of in geestelijke termen uitgedrukt, als wijsheid [denken], liefde [voelen] en waarheid en door het bewustzijn tot vorm en uitdrukking wordt gebracht.
Het is het geloof aan een gescheiden zijn van de Geest, dat het oud worden en sterven van het lichaam veroorzaakt. Wanneer wij inzien dat de geest alles is en dat hij zich voortdurend in vormen uitdrukt, dan zullen wij begrijpen dat datgene, wat uit geest wordt geboren, geest is.

De volgende grote waarheid, die door dit bewustzijn wordt geopenbaard, is, dat het in de goddelijke Geest is ontstaan [willen] en in die Geest blijft bestaan als een volmaakt idee [het zelfbeeld Gods].
Dit is het grote geschenk dat innerlijke stilte ons kan bieden, want door het contact met Gods geest kunnen wij denken met Gods gedachten en onszelf leren kennen zoals we in werkelijkheid zijn, i.p.v. zoals we dachten te zijn.
Heel belangrijk is het tot zwijgen brengen van het persoonlijke [op de stof gerichte] denken opdat het goddelijke denken in al zijn glorie het bewustzijn kan verlichten.
De Geest Gods stroomt het bewustzijn binnen, zoals het zonlicht een donkere kamer binnenstroomt. (38)

Het is de vermenging van het grote met het kleine, waarbij het kleine één wordt met het grote. Daarvóór was het kleine van het grote gescheiden.
Het is het gescheiden zijn van Hem, dat zonde, ziekte, armoede en dood heeft veroorzaakt; het is de vereniging met Hem, die ons één laat worden met het wezen van het geheel of ons bewust laat worden van ons geheel- of volkomen zijn. (39)

Al wat we te doen hebben, is rustig te worden en ons voor de geest te roepen en als gedachte vast te houden wat we wensen.
Jezus leerde de mensen dat alles wat wij nodig hebben, voorhanden is in de Universele Substantie en dat wij niets anders te doen hebben dan het tevoorschijn te roepen of te scheppen. (43)

De mens leidt zichzelf in begoocheling door het geloof dat niet iedereen de volmaakte werken Gods zou kunnen doen. De mens is zich er daardoor niet [meer] van bewust een volmaakte uitdrukking of schepping van God te zijn. Daardoor wordt God belet zich op volmaakte wijze door de mens uit te drukken.
Was het niet Jezus' eigenlijke missie hier op aarde aan te tonen, dat wij als zonen Gods of als mensen in hun ware toestand, even volmaakt en even harmonieus kunnen scheppen als God het doet? (44)

Toen God de wereld wilde scheppen uit de universele geestessubstantie, was Hij rustig en welbeschouwend, m.a.w. Hij zag een ideale wereld. Hij hield de substantie waaruit de wereld gevormd is, vast in de geest gedurende de tijd, die nodig was om haar trillingen te verminderen [te verdichten], sprak dan het Woord en de wereld was geschapen; of, wij zouden kunnen zeggen, Hij stelde zich een geestelijke vorm voor, waarin de substantie kon vloeien die nodig was om de wereld te maken en zo nam zij de volmaakte vorm aan, die God voor haar in het bewustzijn vasthield. (46)

Toen Jezus gekruisigd werd, offerde hij zijn vlees, het uiterlijke omhulsel, het lichaam dat wij zien, om te bewijzen dat er in werkelijkheid een geestelijk lichaam is en het was dit lichaam dat hij openbaarde toen hij uit het graf opstond. (48)

Waarlijk, is het niet om ons de Christus in de mens te verkondigen, dat onze grote Meester Jezus, die wij allen liefhebben en vereren, op aarde is gekomen? Heeft hij niet de volmaakte weg tot God ontdekt en zijn leven hier op aarde tot voorbeeld gemaakt om ons die weg te wijzen?
Zijn dat niet lessen die ons nader brengen tot onze ontplooiing totdat wij dan op een goede dag beseffen, dat wij waarlijk Zonen Gods zijn, niet zijn dienaren en dat wij als Zonen alles hebben, wat de Vader heeft en dat wij er een even vrij gebruik van kunnen maken als onze Vader zelf?

Hiervoor is een groot geloof nodig, een geloof waartoe men slechts stap voor stap komt en dat moet worden geoefend zoals muziek, totdat men het punt heeft bereikt waar men tot volle overtuiging is gekomen.
Jezus, de geopenbaarde Christus of God, die zich openbaarde door de stoffelijke mens.

Allen moeten wij omhoog stijgen tot de hoogste top van het bewustzijn, opdat onze geest wordt verlicht. Onder deze top wordt het bovenste deel van het hoofd verstaan en als ons vermogen ons bewustzijn op te heffen niet is ontwikkeld, dan moeten wij het ontwikkelen door geestelijk te denken. Dan moeten wij uit ons hart, het middelpunt der liefde, de liefde laten stromen (49) om alles in evenwicht te brengen en als dat is geschied, dan is de Christus geopenbaard. Dan ziet de mensenzoon in dat hij Gods zoon is, in wie de Vader welgevallen heeft. (50)

Waarom is de mens toch genoodzaakt over deze aarde te kruipen en te zwoegen? De fout moet zeker zijn gelegen in het menselijke denken. Dit alles moet de schuld zijn van 's mensen 'sterfelijke kijk op zichzelf' [door de onbewuste vereenzelviging].
Het ligt geheel aan het bewustzijn van de mens. Hij is begrensd of onbegrensd, gebonden of vrij, al naar zijn gedachten.
De geestelijk ontwikkelde mensen [die over de paranormale vermogens beschikken] hebben door het juiste gebruik van hun gedachtekracht, de macht, hun door God gegeven, ontwikkeld. De dingen die jullie hebben gezien [paranormale verrichtingen] zijn volbracht in overeenstemming met een vaststaande wet en ieder menselijk wezen kan van die wet gebruikmaken, als hij dat wil. (54)

Wij moeten onszelf zoeken in ons eigen binnenste. Iemand anders kan u raad geven of de weg wijzen, maar u moet zelf het werk doen. (57)
Het is door de macht van ons eigen denken, dat wij in staat zijn het Christus-bewustzijn tot uitdrukking te brengen of te verwerkelijken.
Dit wordt geheel bereikt door 's mensen macht om zich datgene, waar hij in de geest zijn aandacht op gericht houdt, voor te stellen en tot ideaal te maken, het in zich op te nemen en voort te brengen. Om te beginnen moet men daarvoor weten of inzien of geloven, dat de Christus binnenin ons woont. (58)
Op deze wijze kunnen wij alle dingen terugbrengen tot de Universele Geestsubstantie, waaruit wij zijn voortgekomen, om hen dan volmaakt terug te roepen in hun uiterlijke vorm of openbaring. Door ze vast te houden in hun zuivere, geestelijke, volmaakte toestand, worden hun trillingen verminderd [verdichting] en verschijnen zij voor ons oog in volmaakte vorm. (59)

Evenals het zaad dat in de aarde valt het individuele moet opgeven om te kunnen groeien, zich te kunnen ontwikkelen en vermeerderen, zo moeten ook wij het [eenzijdige] individuele opgeven om tot ontplooiing te kunnen komen. Zoals het zaad door de dop moet heenbreken, moeten ook wij door het omhulsel van onze begrenzing heenbreken om tot wasdom te kunnen komen. (64)

Een van de eerste grote wetten van God is: De Ene uitgedrukt in velen. (65)

De Universele Kracht of macht is sterker dan enige mechanische kracht of macht; de mens kan haar tot zich trekken en gebruiken als licht, warmte en zelfs als kracht om mechanische toestellen in beweging te brengen. Het is wat wij de Universele Kracht noemen. Wanneer u zich met deze kracht in verbinding zou stellen en van haar gebruik zou maken, dan zou u haar perpetuum mobile noemen.
Wij noemen haar Universele Kracht of Goddelijke Kracht, die de Vader al zijn kinderen ter beschikking stelt. Zij is overal aanwezig zonder iets te kosten en allen kunnen van haar gebruik maken. (68)

Wanneer wij de trillingen van ons lichaam verhogen tot die, hoger dan het vuur, dan kan het vuur ons geen kwaad doen. (77)

Wij dalen nooit meer uit dit [hoge] rijk af, want zij die deze plaats hebben bereikt, voelen nooit meer de wens om terug te gaan tot een lagere bewustzijnstoestand. (82)

Wanneer het innerlijke beeld [van de bloem] volkomen is, dan komt de bloem tevoorschijn in al haar schoonheid. Op dezelfde wijze houdt God het ideale beeld van al zijn kinderen in de geest vast, het beeld waardoor God zichzelf wenst uit te drukken [Gods zelfbeeld]. (84)

Wij hebben allen de krachten, ons door God gegeven, in grotere mate ontwikkeld dan jullie. Maar wij kunnen en willen onze levenswijze aan niemand opdringen, want iedereen is vrij om naar eigen verkiezing te leven en de weg te kiezen die hij wil gaan. (86)

In werkelijkheid is de mensheid één familie, kinderen van de Vader-Moeder-God. (105)

De Christus in u woont in iedereen. Uw lichaam is rein, volmaakt, eeuwig jong en schoon, in één woord goddelijk. God heeft u geschapen als een volmaakt beeld en gelijkenis van Zichzelf [Gods zelfbeeld] en heeft u macht over alle dingen gegeven. U bent in uzelf altijd de Christus, de volmaakte Zoon Gods, de eniggeboren Zoon Gods, in wie de Vader-Moeder welgevallen heeft. (109)

Wat is Gods belangrijkste eigenschap: liefde! De boom van het leven staat geplant in het midden van het Paradijs, dat is in het diepst van onze ziel. (109)
Liefde is het hoogste in de wereld en is de grootste genezende kracht.
Liefde is God, eeuwig, onbegrensd, onveranderlijk, zich uitstrekkend tot in de oneindigheid, buiten het bereik van onze blik.
Liefde is de volmaaktste vrucht van de geest. (110)

Wanneer wij in de geest der liefde handelen, hebben wij God in ons bewustzijn. Een te zijn met Leven, Liefde en Wijsheid, betekent bewust met God in verbinding staan.

Nadat Jezus Geest verlicht was, stond hij het zichzelf nooit meer toe op het uiterlijke bewustzijnsplan te verblijven. Hij hield zijn aandacht steeds gericht op het middelpunt van zijn wezen, de Christus.
In Jezus werd de Christus, of de centrale vonk, die God is, en tot op de huidige dag in ons leeft, te voorschijn geroepen om zich op volmaakte wijze meester te tonen over het stoffelijke lichaam of de materiële mens.
Jezus deed de werken omdat deze zelfde goddelijke vonk, die de Vader legt in ieder kind dat wordt geboren, door zijn eigen krachten tot een heldere vlam werd aangewakkerd, doordat hij zich in bewuste verbinding hield met God in hem, de bron van alle Leven, Liefde en Kracht.

Wij weten dat allen het sterfelijke, de vleselijke begeerten, twijfel en angst moeten overwinnen, totdat zij komen tot het volmaakte bewustzijn of de erkenning van de 'Vader in mij', aan wie Jezus altijd de eer gaf van de machtige werken die hij deed. (113)

De ervaring dat uiterlijke dingen geen bevrediging kunnen geven, dringt de ziel [persoon] ertoe om te zoeken naar de kracht in zichzelf. Dan kan de mens de 'Ik-ben' ontdekken, dan kan hij te weten komen dat binnenin hem alle macht ligt om zijn hart te bevredigen, om iedere behoefte en elk verlangen te vervullen.
Meestal komt hij niet tot deze kennis eer hij door de slagen van de wereld ertoe wordt gedreven dit innerlijke plan van rust en vrede te zoeken. Weet hij dat de 'Ik-ben' de vervulling van zijn wens is, dan is de wens al vervuld. Het is dwaasheid voor de vervulling van zijn wensen ergens anders vervulling te zoeken dan in het Goddelijke Zelf. Om tot ontplooiing te komen moet hij zélf deze ontplooiing tot stand brengen. (126)

Al onze ideeën, gedachten, woorden en daden moeten in overeenstemming zijn met het visioen wil het vorm kunnen aannemen. Dat is waarachtige concentratie, een al het andere uitsluitende concentratie, het samentrekken van alle krachten op het wezenlijke. (128)

Wij moeten tot een juister begrip komen van de overgang van een lager naar een hoger bewustzijn. Deze overgang betekent een opzetten van het materiële plan, waar slechts onenigheid en disharmonie heersen en een aannemen van een Christus-bewustzijn, waar alles schoonheid, harmonie en volmaaktheid is.
(133)

De gedachte en het woord zenden bepaalde trillingen uit die zich voorwaarts bewegen in steeds wijder wordende cirkels, totdat zij het heelal omvatten. Dan keren zij op dezelfde wijze terug naar degene die hem heeft uitgezonden. Iedere gedachte en ieder woord keert zo zeker tot ons terug als wij het uitgezonden hebben. (136)

Iedere gedachte of woord wordt een zaadje, dit zaadje wordt uitgezonden en schiet wortel in de ziel (wordt vastgehouden in het denken) en wordt dan tot een voorstelling, welke later in stoffelijke vorm wordt voortgebracht en uitgedrukt. (136)

Het enige wat een scheiding veroorzaakt heeft tussen mens en hemel is een 'mist van stoffelijke gedachten'. [de toestand van onbewuste vereenzelviging met dit bestaan] (137)

Deel II

Het theoretische dogma van bevrijding door het lijden van een ander, dat eeuwenlang het christelijke denken bevooroordeeld heeft, kan niet worden toegeschreven aan de geestelijke vader van de Bergrede en de Gelijkenis van de Verloren Zoon. (147)

Het geheim is gelegen in de eenwording met God en zich daarvan bewust te zijn... (159)

Hoofdstuk 4

Toen wij daar allen plaats hadden genomen, nam Jezus het gesprek weer op. "Wanneer wij ons verenigen met het totaal van alle Intelligentie en wij ons erkennen als een deel van die Intelligentie en wij zeker weten dat dit het Grote Principe, God, is, dan zullen we ons weldra bewust worden van het feit, dat alle intelligentie in het hele kosmische heelal met ons samenwerkt.
Ook zullen wij gaan inzien, dat de intelligentie van alle grote geesten, zowel als het kleine bewustzijn van iedere cel van het lichaam, met ons samenwerkt in volmaakte harmonie en overeenstemming. Wij zijn dan in een krachtig bondgenootschap met het Ene, Grote, Kosmische Denken, ja, wij zijn dan dat Denken zelf, wij zijn het zelfbewustzijn van het Heelal. Zodra wij dit met zekerheid voelen, kan niets ons van de Godheid gescheiden houden.

Uit dit Universele Bewustzijn kunnen wij dan alle kennis putten; wij zien, dat wij alles kunnen weten zonder ervoor te hoeven studeren en zonder beredeneren, zonder van les tot les te hoeven gaan of van
punt tot punt. Alleen die lessen zijn nodig die ons in de geesteshouding brengen, waarin wij tot deze gedachte kunnen overgaan. Dan ontvangen wij geestelijk begrip en omvatten alle denken. Dan is er een volkomen stroom van actief denken, die onweerstaanbaar is en dan weten wij, dat niets ons kan verhinderen het ware te volbrengen.
De waterdruppel alleen is krachteloos wanneer hij is gescheiden van de oceaan, plaats hem daarin terug en hij is even machtig als die oceaan. Hoe wij dat vinden en of wij erin geloven, doet er niets toe. Het is Intelligente wet, die wij in werkelijkheid zelf zijn.

Het totaal van alle Waarheid is het Grote Principe, God. Alles van Eeuwigheid tot Eeuwigheid, of wij het als een grote of een kleine (175) waarheid beschouwen, ieder waar woord, gedacht of uitgesproken, is een deel van de grote Waarheid, Eén groot Geheel, Eén Universele Waarheid en dat is, wat wij zelf zijn. Wanneer wij deze eenheid beseffen en met hart en ziel deze Waarheid aanhangen, dan hebben wij de hele waarheid achter ons en wordt deze onweerstaanbaar vergroot. Het is de kracht van de oceaan achter de ene golf, die aan de golf zijn macht geeft; ook die is slechts een deel van de God-kracht, evenals de mens het is.

Het totaal van alle liefde is het Grote Principe, God. Het is de som van alle genegenheid, ieder diep gevoelde emotie, iedere liefdevolle gedachte, blik, woord of daad. Iedere liefde, groot of klein, hoog of laag, roept de éne, oneindige liefde tevoorschijn en dan is niets te groot voor ons. Wanneer wij onzelfzuchtig liefhebben, dan hebben wij de hele oceaan van Kosmische Liefde met ons.
Dat, wat als het minste beschouwd wordt, is het grootste, terwijl het voortschrijdt naar de absolute volmaaktheid. Zo is het ganse Heelal van Liefde bewust met ons. Er is geen grotere macht op aarde of in de hemel dan zuivere liefde. De aarde wordt tot hemel; de hemel is het ware tehuis voor de Mensheid.

Ten slotte is de som van iedere omstandigheid, iedere vorm en ieder wezen het ene Oneindige, Kosmische Principe, God, hetzij het individuen, werelden, planeten, sterren, atomen, elektronen of de allerkleinste eenheden zijn. Alle te zamen maken zij Eén Oneindig Geheel, welks lichaam het Heelal is, het Denken, Kosmische Intelligentie, de Ziel, Kosmische Liefde.
Samengeweven tot één geheel worden zij, geest, ziel en lichaam, samengehouden door de verenigende macht der liefde; toch werkt ieder deeltje in eeuwige, individuele identiteit, terwijl het zich vrij beweegt in zijn individuele baan en in zijn eigen harmonische kring, aangetrokken en samengebonden door de liefde van dat heelal der harmonie.
Wij vormen samen dat Grote Wezen, dat door niets kan worden tegengewerkt. Het bestaat uit alle eenheden der mensheid zowel als uit alle eenheden van het heelal. Indien een gedeelte of een enkele eenheid zich buiten het geheel sluit, maakt dat geen verschil voor het Oorspronkelijke Wezen, maar het maakt een geweldig verschil voor die eenheid. De oceaan merkt niets van het verdwijnen van een waterdruppel, maar de druppel is zich wel degelijk bewust van de oceaan, wanneer hij ertoe terugkeert of er weer mee wordt verenigd. (176)

Het is niet genoeg, als wij zeggen, dat het Grote Kosmische Principe, God, ons nastaat. Wij moeten positief weten, dat wij één zijn met het Principe, dat wij erin leven, deel ervan uitmaken en geheel en al ermee samengesmolten zijn. Zo werken wij samen met het principe van macht, dat alle macht is.
Het is de wet, dat wij in het Principe leven, ons bewegen en zijn. Daarom, als wij met God in verbinding willen komen, moeten wij niet denken aan iets, wat ver van ons weg is en moeilijk bereikbaar. Al wat wij hoeven te weten, is, dat God zowel binnenin ons als om ons heen is en dat wij volkomen in God zijn ingesloten, dat wij bewust in Gods tegenwoordigheid zijn, in God leven en over alle macht beschikken. Dus hoeven wij niet te wachten en niet te wikken, wij nemen rechtstreeks de weg naar God in ons binnenste. Hier staat de Christus, standvastig en oppermachtig, en te zamen met God bestaan wij eeuwig.

Op deze wijze wekken wij ons 'dode zelf' op tot realisatie van ons innerlijke leven en door dat leven, verrijzen wij uit de dood, wij keren terug tot onsterfelijk, onveranderlijk leven. Wij zijn overtuigd van het leven en van ons recht om dat leven volkomen en op volmaakte wijze te leven. De Christus in ons treedt naar voren en zegt: ,,Ik ben gekomen, opdat u het volkomen leven hebt en dat leven voller zult leven."
Dit moet een ware opstanding in ons bewustzijn zijn, een opheffing van de dode zinnen tot een hogere vibratie van leven, waarheid en liefde. Laat ons, evenals de gehele natuur om ons heen aan het ontwaken is, onszelf opwekken en uitzien naar de dageraad van deze naderende dag.
Zo staan wij op en laten het grafkleed vallen, wij staan op en laten alle gevoel van begrenzing vallen, waarin wij ons lichaam gebonden hielden. De steen der stoffelijkheid duwen wij volkomen van ons bewustzijn weg, dat zware gewicht van het denken, dat het innerlijke leven van het uiterlijke gescheiden hield, dat de levende vorm vasthield in de dood en haar het leven ontzegde, omdat wij haar recht op het leven niet erkenden. Laten wij opstaan en uit de dood tot het leven komen - dat is het, wat de opstanding betekent. Het is een ontwaken tot het volle besef van het leven hier en nu - en wel alomtegenwoordig, almachtig, alwetend leven. (177)

Nergens is het afwezig of machteloos of onbewust, maar overal is het ten volle aanwezig en machtig en bewust, in vrijheid werkend, op heerlijk stralende wijze zich uitdrukkend en uitbreidend. Wanneer deze gedachte ons hart doet opspringen en ons hele wezen in gloed staat voor dit innerlijke leven, dan kunnen wij gemakkelijk de hand uitstrekken en zeggen: "Lazarus, kom te voorschijn! Kom uit het graf, u behoort de dood niet toe. Kom tot het leven. Ontwaak uit uw begoocheling. Ontwaakt hier en nu!"
Zo ontwaken wij tot het Meester-bewustzijn en wij zullen wenen over het omnevelde denken van hen, die dit ontwaken zien gebeuren. Duizenden jaren van dit ontwaken heeft de mensheid meegemaakt; toch blijven velen slapen; hun slaap is echter geen rechtvaardiging voor ons om hetzelfde te doen. Het is door onze daden, dat de mensheid tot haar rechtmatige erfdeel ontwaakt.

Naarmate wij ontwaken tot ons rechtmatig erfdeel, zullen wij de schoonheid en de zuiverheid van die eeuwige en eeuwenoude boodschap inzien, dat ons lichaam eeuwig schoon, rein en volmaakt is. Het is altijd een schoon, rein, geestelijk lichaam, heerlijk en goddelijk, de waarachtige tempel Gods. Dit ontwaken brengt ons ook tot de overtuiging, dat ons lichaam nooit uit die verheven staat is afgedaald. Wij zien in, dat het slechts een menselijke opvatting was, die ons deed denken dat het afgedaald was. Zodra wij deze gedachte loslaten, is ons lichaam vrij om zijn ware goddelijke erfenis te aanvaarden.
Dan wordt de hele natuur doortrokken van de geuren van een warme zomeravond en ons lichaam begint de glans ervan aan te nemen. Weldra verschijnen er in ons lichaam zuivere stralen van wit licht, het begint te stralen door dit licht en dit zachte, maar toch schitterende levende licht doordringt de heldere atmosfeer om ons heen als een wit-gouden nevel. Dit licht wordt steeds sterker, totdat het alles om ons heen bedekt en doordringt.
Badend in deze glans verschijnt er een zuiver kristal-wit licht, verblindend en fonkelend met een schittering groter dan van de zuiverste diamant; toch wordt het door ons lichaam uitgestraald en dit vertoont zich schitterend van zuiver licht, stralend van schoonheid. Hier staan wij te zamen op de Heilige Berg der Transfiguratie [Tabor], ons lichaam lichtend en glanzend, stralend schoon, geheel en al ondergedompeld in Goddelijk Leven. De Mensenzoon is tot de Christus Gods geworden en het Koninkrijk Gods leeft weer onder de mensen, krachtiger dan tevoren, doordat anderen het Koninkrijk in zijn volle heerschappij hebben aangenomen en tot uiting gebracht. Het licht van het Godsrijk wordt sterker door hun aanvaarding. (178)
Dit is het ware lichaam, dat de mensheid altijd heeft gehad en dat allen heden ten dage bezitten. Zulk een lichaam heeft altijd bestaan en zal altijd bestaan. Dit lichaam is zo van licht vervuld, dat geen kiem van ouderdom of verval er een plaats in kan vinden. Zo levend is dit lichaam, dat het niet kan sterven. Zulk een lichaam kan duizend keer worden gekruisigd en uit zo'n kruisiging nog meer zegevierend te voorschijn komen. Zulk een lichaam treedt naar voren als goddelijke beheerser van iedere situatie. Zulk een lichaam is voor eeuwig opgestaan.

Dit is een boodschap van de nieuwe tijd voor u, precies zoals het dat tweeduizend jaar geleden scheen te zijn. Het is nu dezelfde als het toen was; het is slechts de herleving van de eeuwenoude boodschap. Deze boodschap werd duizenden eeuwen geleden verteld in woorden zo simpel, dat een kind ze kon begrijpen.
De boodschap is, dat de mens uit zijn vrije keuze het door mensen gemaakte rijk zal verlaten en zich tot het Godsrijk zal ontwikkelen.
De mensenzoon moet zijn goddelijkheid verwerkelijken, hij moet deze goddelijkheid openbaren in zijn lichaam en in zijn omstandigheden en hij moet de Christus Gods worden in het Koninkrijk Gods. "Weet u niet, dat jullie goden zijn?" Weet in uw binnenste dat dit Koninkrijk Gods de natuurlijkste zaak van de wereld is. U hebt slechts het feit over het hoofd gezien, dat, als de mens in Christus is, hij een nieuw schepsel wordt. "Het is uws Vaders welbehagen ulieden het Koninkrijk te geven en eenieder zal erin binnengaan." Er wordt gevraagd: "Wanneer?" Het antwoord luidt altijd: "Wanneer het buitenste gelijk het binnenste is."

De grote eikenboom die binnenin de eikel sluimert, werd in de gehele eikel wakker geroepen, eer de boom tot ontwikkeling kon komen. "Hetgeen het oog niet heeft gezien en het oor niet heeft gehoord en in het hart des mensen niet is opgekomen, hetgeen God bereid heeft hen, die Hem liefhebben." (I Kor. 2:9)

God weet, dat er in het grote bouwsel van het heelal voor ieder menselijk wezen een heerlijke plaats is en dat ieder er zijn eigen speciale plaats heeft. Het bouwwerk kan slechts bestaan, doordat ieder zich op zijn juiste plaats bevindt. (179) Verlicht deze boodschap niet ieders last en tooit zij niet ieder gelaat met een glimlach, zelfs dat van de vermoeiden, die denken, dat zij zwoegen als stomme, voortgezweepte lastdieren? Daarom zeg ik u, u bent een speciaal ontworpen schepping, u hebt een bepaalde zending, u moet een licht laten schijnen en een werk verrichten, dat geen ander kan doen en als u uw hart, uw denken en uw ziel wijd wilt openen voor de geest, dan zult u de kennis daarvan opdoen in uw eigen hart. Daar zult u merken dat uw eigen Vader zelf tot u spreekt.

Het doet er niet toe voor hoe eigenzinnig of gedachteloos u uzelf houdt, u zult merken, van het ogenblik af, dat u zich tot God binnenin u wendt, dat uw Vader u toegewijd en teder liefheeft. De zalving, die God u heeft toegediend, blijft op u en u hebt geen mensengeleerdheid van node. Is dit geen opstanding uit het oude denken? "U hebt niet van node, dat iemand u iets leert." Het enig nodige is, dat u de zalving van God aanvaardt, die altijd de uwe is geweest. U kunt anderen als broederlijke helpers aannemen, maar steeds wordt u van binnenuit onderwezen en geleid; daar ligt voor u de waarheid en u zult haar vinden.

Deze waarheid leert altijd dat de mensheid één volkomen eenheid is, niet een verzameling van eenheden, maar één grote eenheid. Verbonden met God vormen zij de Grote Ene. De mensheid is meer dan een broederschap, zij is Eén Mens, juist zoals een wijnstok met zijn vertakkingen één wijnstok is. Geen enkel deel of onderdeeltje kan van het geheel worden gescheiden. Het gebed van de Christus is: "Opdat allen één mogen zijn."
,,Voor zoveel u dit een van deze mijn minste broeders hebt gedaan, zo hebt u dat mij gedaan." Nu kent u de Christus, uit welke al het geslacht in de hemel en op aarde genaamd wordt. (Eph. 3:l5)
"De waarheid is: Alles is Eén, Eén Geest, Eén Lichaam, het Grote Godslichaam van de gehele mensheid. Gods grote Liefde, Licht en Leven doen dat lichaam volkomen versmelten tot Eén Volmaakt Geheel."
(180)

Hoofdstuk 5

Op een gegeven moment bracht het gesprek ons op een punt, waar één van ons vroeg, waar de hel was en wat de duivel eigenlijk betekende. Jezus zei: "De hel en de duivel hebben geen verblijfplaats, behalve in het sterfelijke denken van de mens. Beide zijn slechts daar, waar de mens hun een plaats geeft. Kunt u hun bij het geestelijk inzicht, dat u nu gewonnen hebt, een geografische plaats op aarde aanwijzen? Als de hemel alles is en allen omgeeft, waar zouden dan de hel of de duivel een plaats kunnen vinden in de ether?
Als God alles bestuurt en alles is, waar zouden zij dan kunnen zijn in Zijn volmaakte plan? Als wij de dingen van de wetenschappelijke kant bekijken, weten wij dat er wordt beweerd, dat de aarde inwendig warmte, licht en vele andere natuurlijke krachten bevat. De zon zelf heeft geen warmte of licht. Zij bezit de kracht om warmte en licht uit de aarde te trekken. Nadat de zon de warmte- en lichtstralen aan de aarde onttrokken heeft, worden de warmtestralen teruggekaatst door de atmosfeer, die in de ether zweeft. De lichtstralen worden op ongeveer dezelfde wijze van de aarde onttrokken en teruggekaatst naar de aarde door de ether. Daar de lucht slechts tot op een betrekkelijk korte afstand de aarde omgeeft, wisselt de werking van de warmtestralen naarmate men de oppervlakte van de aarde verlaat en stijgt in de richting van de uiterste grens van de atmosfeer. Naarmate de lucht minder dicht wordt, is er minder terugkaatsing, dientengevolge neemt de warmte af en de koude toe naarmate men hoger komt. Iedere warmtestraal, die aan de aarde onttrokken en teruggekaatst wordt, valt terug op de aarde, waar hij weer opnieuw geladen wordt. Wanneer u de grens van de lucht bereikt hebt, hebt u de grens van de warmte bereikt.
Hetzelfde is het met de lichtstralen. Zij worden aan de aarde onttrokken en teruggekaatst door de ether. Daar deze ether zich veel verder uitstrekt van de aarde dan de lucht, (181) strekken de lichtstralen zich ook veel verder uit, eer zij worden teruggekaatst. Wanneer u de grens van de ether hebt bereikt, hebt u de grens van het licht bereikt. Buiten de grens van de warmte en het licht begint de grote koude. Deze koude is veel massiever dan staal en zij oefent met bijna onweerstaanbare kracht een druk uit op de ether en de atmosfeer, die hen te zamen houdt. De hel is heet, naar men veronderstelt en zijne majesteit satan heeft een afschuw van koude, dus daarbuiten zou u geen plaats voor hem kunnen vinden.

Laten wij, nu we in de hoogte met hem hebben afgerekend, de andere wetenschappelijke theorie eens ter hand nemen en in de diepte gaan. Volgens deze theorie is de aarde op korte afstand van de oppervlakte een gesmolten massa. Deze is zo heet, dat iedere substantie er smelt. De gesmolten massa binnenin draait langzamer rond dan de korst aan de buitenkant en de ring, waar door de ontmoeting van deze twee een wrijving veroorzaakt wordt, is de plaats, waar alle natuurkrachten ontstaan en ook daar bestuurt Gods hand alles. Dus ook hier is geen plaats voor satan en zijn tehuis, want hij zou het even ongerieflijk vinden om te leven in de heetste als in de koudste plaats, daar koude zowel als hitte verterende krachten zijn. Nu wij dus overal gezocht hebben en geen verblijfplaats voor hem hebben kunnen vinden, moeten wij wel aannemen, dat hij onder de mensen woont en zoveel macht bezit als de mens hem geeft.
"Het was slechts de persoonlijke tegenstander, die ik uitwierp. U denkt toch niet, dat ik de duivel uit een mens zou uitwerpen en hem dan in een kudde zwijnen zou laten trekken, die zich in zee stortten? Ik heb nog nooit een duivel in iemand gezien of hij moest hem in zichzelf geplant hebben. De enige macht, die ik de duivel ooit gegeven heb, is die, welke de mens zelf hem gaf."

Later kwam het gesprek op God en een van ons zei: "Ik zou graag willen weten, wie of wat God werkelijk is." Hierop antwoordde Jezus: "Ik geloof wel, dat ik de beweegreden begrijp van de vraag, die u voor uzelf opgelost zou willen zien. Het zijn de vele tegenstrijdige gedachten hierover, die in deze tijd de wereld in twijfel of in beroering brengen, zonder dat er wordt gevraagd naar de oorsprong van het woord. God is het principe achter alles, wat nu bestaat. Het principe dat achter een ding staat, is Geest en Geest is almachtig, alomtegenwoordig en alwetend. (182)
God is de Intelligentie, die de onmiddellijke en richtinggevende oorzaak is van al het goede, dat wij om ons heen zien. God is de bron van al het leven dat ons omgeeft. God is de bron van alle ware liefde, die alle vormen samenhoudt en bindt.
God is on-persoonlijk principe [heeft geen persoonlijke voorkeur]. God is nooit persoonlijk, behalve dat Hij voor iedere mens een persoonlijke, liefdevolle, alles gevende Vader-Moeder kan worden."
God is niet een groot wezen, dat ergens in het luchtruim woont op een plaats, die hemel wordt genoemd, waar hij op een troon zit en rechtspreekt over de mensen na hun dood, want God is het leven zelf en leven kan niet sterven! Dat is slechts een verkeerde opvatting, ontstaan uit het onwetende brein van de mens, waaruit zovele misstanden zijn ontstaan, die u overal in de wereld om u heen ziet.
God is geen rechter of koning, die u zijn aanwezigheid kan opdringen of u voor een rechterstoel wil roepen. God is een liefdevolle, allesgevende Vader en Moeder tegelijk, die als u hem nadert, de armen uitstrekt en u daarin opvangt.
Het doet er niet toe, wie of wat u bent of bent geweest. U bent Zijn kind, hoe dan ook, wanneer u Hem slechts zoekt met een waarachtig hart en een eerlijke bedoeling. Als u de verloren zoon bent, die zijns Vaders huis heeft verlaten en nu de afval des levens, waarmee u de zwijnen voedt, moe zijn, dan kunt u uw gelaat weer naar het Vaderhuis wenden en zeker zijn van een liefdevolle ontvangst. Het feestmaal staat daar steeds op u te wachten. De tafel is altijd gedekt en wanneer u er terugkeert, wacht u geen verwijt van een broeder die eerder is aangekomen.

Gods liefde is als een heldere bron, die uit een berg ontspringt. Bij de oorsprong is zij zuiver, maar naarmate het water verder vloeit, wordt het troebel en besmet, tot het de oceaan bereikt, zo verontreinigd, dat het zelfs geen gelijkenis meer vertoont met dat, wat aan de bron ontsprong. Maar als het in de zee stroomt, begint het modder en vuil los te laten en rijst weer naar de oppervlakte als een deel van de frisse, vrije oceaan en kan weer verdampen om de bron te verversen.

U kunt te allen tijde God zien en met Hem spreken net als met een vader, een moeder, een broer of een vriend. Hij is zelfs veel nader dan enige sterveling kan zijn. God is veel dierbaarder en waarachtiger dan enige vriend. God is nooit geïrriteerd of boos of terneergeslagen. (183) God vernietigt nooit een van Zijn kinderen of scheppingen, noch doet Hij hen pijn of hindert hen. Deed God deze dingen, dan zou Hij God niet zijn. De god, die zijn kinderen veroordeelt of vernietigt of hun iets goeds onthoudt, is slechts een god in het leven geroepen door het verkeerde denken van de mens en die god hoeft u niet te vrezen, tenzij u dat zelf wenst. Want de ware God strekt de hand uit en zegt: "Al wat Ik heb, is het Uwe."
Toen een van uw dichters zei, dat God ons nader is dan onze adem en dichterbij dan handen en voeten, was dat goddelijke inspiratie. Allen worden door God geïnspireerd, wanneer die inspiratie ten goede is en iedereen kan te allen tijde door God geïnspireerd worden, als hij dat wil. Toen ik zei: ,,Ik ben de Christus, de eniggeboren zoon Gods," verklaarde ik dat niet voor mijzelf alleen, want had ik dat gedaan, dan had ik niet de Christus kunnen worden. Ik zag duidelijk in dat ik, zowel als ieder ander, om de Christus te manifesteren mijzelf ertoe moest verklaren en het Christus-leven leven; dan móét de Christus verschijnen.

U kunt uzelf zoveel u wilt tot Christus verklaren, maar als u het leven niet leeft, dan zal de Christus nooit verschijnen. Denkt eens aan, beste vrienden, als allen zich eens Christus wilden noemen en ernaar leven een jaar lang of vijf jaren lang, wat een ontwaken zou dat zijn. Men kan zich geen denkbeeld maken van de mogelijkheden, die zich dan zouden voordoen. Dat was het visioen, dat ik zag. Geliefden, kunt u uzelf niet plaatsen waar ik stond en zien, zoals ik zag? Waarom omringt u mij toch met de duisternis en het slijk van het bijgeloof? Waarom heft u uw ogen en uw gedachten daar niet boven uit en ziet met een klare blik? Dan zult u inzien, dat er geen wonderen en geen geheimzinnigheden, geen pijn en geen onvolmaaktheid, geen disharmonie en geen dood bestaan, behalve die de mens zelf heeft gemaakt. Toen ik zei: "Ik heb de dood overwonnen," wist ik, waarvan ik sprak, maar de kruisiging was nodig om het de mensheid begrijpelijk te maken.

Een groot aantal van de onzen werken te zamen om de wereld te helpen, dat is onze levenstaak. Het is menigmaal voorgekomen dat onze verenigde krachten nodig waren om de golven van slechte gedachten als twijfel, ongeloof en bijgeloof af te weren, die bijna het mensdom over het hoofd geslagen zijn. U kunt ze duistere machten noemen, als u wilt. Wij weten dat zij alleen slecht zijn, als de mens ze slecht maakt. (184). Maar nu zien wij het licht steeds helderder worden, naarmate de mensen hun boeien verbreken. Het verbreken van deze boeien kan hen voor een tijd in materialisme onderdompelen, maar zelfs dan zijn zij een stap dichter bij het doel, want materialisme houdt hen niet zo aan handen en voeten gebonden als bijgeloof en geheimzinnigheid het doen.
Denkt u dat ik die dag, toen ik over het water ging, naar de diepte - de materie - keek? Neen, mijn ogen waren onbeweeglijk gericht op Gods kracht, die elke kracht van de diepte te boven gaat. Op het ogenblik, dat ik dit besefte, werd het water zo stevig als een rots en kon ik er met volkomen veiligheid over lopen."
Jezus hield even op met spreken en een van ons vroeg: "Belet het feit, dat wij hier zo zitten praten, u niet om door te gaan met uw werk?" Jezus antwoordde: "U kunt niet een van onze vrienden hier één ogenblik iets beletten en ik geloof, dat ik mij als een van hen mag rekenen." Iemand zei: "U bent onze Broeder." Toen verlichtte een glimlach het gezicht van Jezus, terwijl hij zei: "Dank u, ik heb u ook altijd Broeders genoemd."

Hierop wendde een van ons zich tot Jezus met de vraag: "Kan iedereen de Christus te voorschijn brengen?" Het antwoord luidde: "Ja, er is slechts één einddoel voor alle streven. De mens is uit God voortgekomen en hij moet tot God terugkeren. Dat, wat uit de hemel is neergedaald, moet weer ten hemel opstijgen." (184)

"De geschiedenis van de Christus begon niet bij zijn geboorte, noch eindigde zij met de kruisiging.
De Christus was er al toen God de eerste mens schiep naar Zijn beeld en gelijkenis. De Christus en die mens zijn één, alle mensen en die mens zijn één. Zoals God zijn Vader was, zo is Hij de Vader van alle mensen, van al Zijn kinderen. Zoals God zijn Vader was, zo is Hij de Vader van alle mensen, van al Zijn kinderen. Zoals het kind de eigenschappen van de beide ouders in zich heeft, zo is de Christus in ieder kind.
Vele jaren lang leefde het kind en was zich ervan bewust, dat hij de Christus was, dat hij één met God was door de Christus in zichzelf. Zo begon de geschiedenis van de Christus, die u tot 's mensen oorsprong terug kunt volgen. Dat de Christus meer betekent dan de mens Jezus, spreekt vanzelf. Had ik dit niet ingezien, dan had ik de Christus niet kunnen openbaren. Voor mij is dit de parel van grote waarde, de oude wijn in nieuwe zakken, de waarheid, die vele anderen ook tot uiting hebben gebracht, die dezelfde idealen als ik tot vervulling en uitdrukking hebben gebracht. (185)

Meer dan vijftig jaren na die dag aan het kruis heb ik met mijn leerlingen en velen, die ik zeer liefhad, geleefd en hen onderwezen. In die dagen kwamen wij te zamen op een rustige plaats buiten Judea. Daar waren wij vrij van de spiedende ogen van het bijgeloof. Velen hebben daar grote gaven ontvangen en een groot werk tot stand gebracht. Toen, inziende, dat ik door mij een tijdlang terug te trekken, in staat zou zijn allen te bereiken en te helpen, deed ik dat. Bovendien steunden zij op mij in plaats van op zichzelf en om hun zelfvertrouwen te geven, was het nodig, dat ik hen verliet. Konden zij, nadat zij met mij verbonden waren geweest, mij niet terugvinden, als zij dat wensten?

Het kruis was in het begin het symbool van de grootste vreugde, die de wereld gekend heeft, daar het fundament van het kruis de plaats is, waar voor het eerst de mens de aarde betrad en daarom het teken, dat staat voor het aanbreken van een hemelse dag hier op aarde. Als u de oorsprong zoekt, zult u vinden, dat het kruis geheel verdwijnt en dat het de mens is, die in een houding van devotie staat in de ruimte met de armen zegenend opgeheven, al zijn gaven vrij in alle richtingen uitstortend over de mensheid.

Wanneer u begrijpt dat de Christus het leven is, dat in de vorm past, de groeiende energie, waarvan de geleerde een glimp te zien krijgt, hoewel hij de oorsprong ervan niet kent, wanneer u voelt, dat het Christus-leven geleefd wordt om er vrijelijk van uit te delen, wanneer u leert inzien, dat de mens gedwongen is zijn leven in te richten naar de voortdurende ontbinding der vormen en dat de Christus leefde om dat op te geven, waar het zintuiglijke lichaam naar verlangt, voor het goede, waar Hij op dat ogenblik nog niet van kon genieten - dan bent u de Christus. Als u uzelf ziet als een deel van het grotere leven, maar bereid bent uzelf op te offeren ter wille van het geheel, als u leert het goede te doen zonder u erom te bekommeren, hoe het voor uzelf afloopt, wanneer u leert het fysieke leven en al wat de wereld te bieden heeft, op te geven - dit betekent geen zelf-ontzegging of armoede, want daar u uit het goddelijke geeft, zult u merken, dat u steeds meer te geven hebt, hoewel het soms mag schijnen, dat de plicht alles eist, wat het leven te geven heeft; ook zult u begrijpen, dat wie zijn leven wil behouden, het zal verliezen - dan zult u zien, dat het zuiverste goud in het diepste deel van de smeltoven ligt, (186) waar het vuur het geheel en al geheeft reinigd. U zult grote vreugde vinden in de wetenschap dat het leven, dat u voor anderen gegeven hebt, het leven is, dat u hebt gewonnen. Dan zult u ontdekken, dat ontvangen met rijke hand geven betekent en dat, als u de sterfelijke vorm neerlegt, een hoger leven ervoor in de plaats treedt. Dan voelt u de blijde zekerheid, dat een leven op deze wijze gewonnen, voor allen gewonnen is.

U moet weten, dat, als de verheven Christusgeest naar de rivier gaat en in het water stapt, dit slechts een symbool is voor het medelijden dat u voelt voor de grote nood van de wereld. Dan bent u in staat uw medemensen te helpen zonder u daarop te beroemen, dan kunt u het brood des levens uitdelen onder de hongerige mensen, die tot u komen, terwijl dat brood nooit vermindert; u moet verder gaan en er ten volle van overtuigd zijn, dat u in staat bent allen te genezen, die tot u komen, zieken en vermoeiden en zwaar belasten, met het woord, dat de ziel vervult; dat u in staat bent de ogen te openen van hen, die blind geworden zijn, hetzij uit onwetendheid, hetzij uit eigen verkiezing. Het doet er niet toe, hoe laag de verblinde persoon ook staat, als hij maar voelt dat de Christusgeest naast hem staat en dat u met menselijke voeten dezelfde grond als hij betreedt.
Dan zult u merken, dat de ware eenheid van Vader en Zoon binnenin u gelegen is en niet van buiten af komt. Dan zult u rustig toezien, als de uiterlijke God weggenomen wordt, zodat alleen de God binnenin u blijft. U moet in staat zijn u niet de kreet van liefde en vrees te laten ontsnappen, wanneer de woorden: "Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten," u naar de lippen dringen. Toch moet u in dat uur u niet alleen voelen, want u weet, dat God met u is, dat u dichter bij het hart van de liefdevolle Vader bent dan ooit tevoren. Weet dat het uur, waarin u het grootste verdriet doorleeft, het uur is, waarin uw grootste triomf begint. Hierbij moet u voor ogen houden, dat verdriet u niet kan raken. Van dat uur af zal uw stem weerklinken als een hoog, vrij lied, want dan weet u ten volle, dat u de Christus bent en dat dit licht onder de mensen en voor de mensen zal schijnen. U kent dan de duisternis in elke ziel, die geen helpende hand kan vinden om zich aan vast te klampen op zijn reis over het ruwe pad, voordat hij de Christus in zichzelf vindt. (187)

Weet, dat u goddelijk bent, dan zult u inzien dat alle mensen in waarheid zijn zoals u bent. Er zullen donkere plaatsen zijn, waar u het licht moet brengen, dat u naar de hoogste top voert en uw geest zal een loflied zingen, omdat u alle mensen van dienst kunt zijn. Dan zult u met een verrukte kreet stijgen tot het allerhoogste punt van uw vereniging met God. Nu weet u, dat u uw leven niet voor andere levens in de plaats hoeft te stellen, noch uw reinheid voor de zonden van anderen, want dat allen blijde, vrije geesten zijn, in en uit zichzelf en uit God. U weet, dat u hen kunt bereiken, terwijl zij het u niet kunnen, dat u wel van uw eigen leven móét geven om het leven van iedere persoon te helpen, opdat hij niet ondergaat.
Toch moet u zulk een eerbied hebben voor die geest, dat u alleen dan een stroom van leven uitstort, als die mens zich opent om het te ontvangen. Maar houdt steeds die stroom van liefde en leven en licht gereed, zodat, wanneer die mens zijn vensters opent, het licht Gods binnenstroomt om hem te verlichten. Weet, dat in iedere Christus die opstaat, de gehele mensheid een trede hoger geheven wordt. Beseft ook ten volle dat u alles bezit wat de Vader heeft en dat dat voor allen is om te gebruiken.

Weet, dat u door te stijgen en waarachtig te zijn de gehele wereld met u opheft, want door het pad te bewandelen wordt het gemakkelijker begaanbaar voor uw medemensen. U moet geloof in uzelf hebben, wel wetend, dat dit geloof in de God binnenin u betekent. Beseft ten slotte, dat u een tempel Gods bent, een huis niet met handen gemaakt, onsterfelijk op aarde zowel als in de hemel. Dan zal er van u gezongen worden: "Heil, heil, Hem die komt, de Koning; ziet, Hij is met u te allen tijde. U bent in God en Hij is in u."
Jezus stond op, zich verontschuldigend dat hij ons moest verlaten, daar hij die avond nog bij een andere broeder in hetzelfde dorp werd verwacht. Het gehele gezelschap verhief zich. Jezus zegende allen en verliet de kamer met twee metgezellen. (188)

Hoofdstuk 6
Nadat wij weer waren gaan zitten, wendde een der onzen zich tot Emil met de vraag, of iedereen zich de kunst om te genezen eigen kon maken. Hij zei: "De Macht om te genezen kan alleen worden verkregen wanneer wij leren de dingen tot hun oorsprong terug te volgen. De heerschappij over iedere soort van disharmonie kan slechts in die mate tot ons komen, waarin wij begrijpen, dat zij niet uit God voortkomt.

Onze hersenen bezitten de eigenschap de trillingen van ieder object, dat het oog naar hun overbrengt, te ontvangen en vast te houden. De trillingen van licht, schaduw en kleur worden alle vastgehouden. Ook bezitten de hersenen de eigenschap die trillingen te reproduceren en ze opnieuw weer te geven, ditmaal door middel van de innerlijke visie en zo zien we dan opnieuw het beeld, dat het oog heeft overgebracht. Hetzelfde gebeurt in uw fototoestel iedere keer, dat u een gevoelige plaat belicht. Die plaat ontvangt de trillingen, welke het object, dat u wilt fotograferen, uitzendt en houdt ze vast. Dan moet u het resultaat op de plaat fixeren om het blijvend te maken, zodat u het kunt zien. (189)

Na een korte pauze vroeg een van ons, wat de woorden 'God de Heer' toch betekenden en Emil vervolgde: De naam 'God de Heer' werd gebruikt om het volmaakte wezen aan te duiden, dat het Godsprincipe God schiep om Zijn eigenschappen hier op aarde te manifesteren. Dit wezen was geschapen naar het beeld en de gelijkenis van het Godsprincipe en alles, wat God had, lag binnen zijn bereik en kon door hem worden gebruikt. Dit wezen kreeg macht en heerschappij over iedere conditie, die op aarde bestond. Het bezat alle mogelijkheden van het Godsprincipe en de macht om ze tot uiting te brengen, zolang hij samenwerkte met het Godsprincipe en de eigenschappen, die hem gegeven waren, ontwikkelde op de ideale wijze, die het Godsprincipe voor hem had ontworpen en vasthield in de geest.
Later werd dit wezen de Heer God genoemd, wat betekende de uitdrukking van de scheppende handelingen of Wet van God. Dit is het volmaakte Wezen, dat het Godsprincipe in de geest vasthoudt om door de mens tot uitdrukking te worden gebracht. Dit is de goddelijke en Enige Mens, die het Godsprincipe geschapen heeft.
De mens heeft in de geestelijke zijde van zijn natuur de mogelijkheid om deze Heer God, de Enige Mens, te worden. Later werd deze Goddelijke mens bekend als de Christus. Hij bezat heerschappij over hemel en aarde en al wat daarin was. De Heer God, gebruik makend van zijn macht om te scheppen, schiep andere wezens aan zichzelf gelijk. Dezen werden later de Zonen van de Heer God en hun schepper werd Vader genoemd, terwijl men het Godsprincipe God noemde. (192)

Zoals het lichaam de laagste graad van gedachtenactiviteit uitbeeldt, zo geeft de Geest de hoogste gedachten van de Goddelijke Intelligentie weer. Zoals het lichaam de zichtbare uitdrukking van de gedachte is, zo is de Geest datgene, waarin de vorm zijn levensbegin vindt, rechtstreeks van de Goddelijke Intelligentie uit. Het is het onsterfelijke en 'ware Zelf', waarin alle mogelijkheden van de goddelijke Geest besloten liggen.
De gedachten-atmosfeer [de gedachten-ziel] is iets wat werkelijkheid en substantie heeft en daarin is alles gelegen, waardoor het lichaam wordt gevormd. (196)
Met een beetje oefening kunnen wij de kracht van deze gedachten-atmosfeer die ons omgeeft, voelen en geleidelijk aan een besef van haar bestaan krijgen. (197)

Wanneer de mens een verbond met God sluit door geestelijk inzicht, dan verdwijnt de afscheiding tussen God en mens. (197)

Een wijs mens moet streven naar kennis van zichzelf, want er is geen kennis die hoger is of meer bevrediging geeft dan het doorgronden van zijn eigen wezen. (198)

Zijn ziel [persoon] is zijn 'geestelijke Zelf'.

De ziel of het denken [de gedachten] staat tussen de geest en het lichaam. (199)

De geest van de drie-enige mens is zuivere intelligentie [het denkvermogen], het is het gebied van zijn wezen. (200) De geest is de Christus in ons of de Zoon van God in de Mensenzoon.
Het lichaam en het brein zijn de dienaren van zijn werkelijke, 'geestelijke zelf'.
De Geest is het eigenlijke wezen van de mens, zijn 'opperste Zelf'.
Het is de Geest in de mens die leven geeft en die geest heerst over zijn lichaam. De Geest deelt met gezag
bevelen uit. (200)

De menselijke intelligentie kan worden omgevormd tot de Goddelijke Intelligentie. Toen dit mij duidelijk was gemaakt, merkte ik, dat ik Gods Koninkrijk kon binnentreden en dat dit rijk binnenin mijzelf was gelegen.
Ik zie nu de werkelijkheid en weet, dat ik vroeger verdwaald was in een mist van begoocheling. (202)

Wij moeten tot het besef komen dat er geen ander noodlot bestaat, dan dat hetwelk wij onszelf opleggen. (208)

Ziekte is geen door God gezonden straf, maar het gevolg van het feit, dat de mens zijn eigen ware wezen niet begrijpt. (232)

U zult merken dat u door uw aandacht en gedachten onafgebroken op God en Zijn volmaaktheid gericht te houden, de trillingen van uw lichaam kunt verhogen tot het punt waar zij zich zo harmonisch vermengen met die van de goddelijke volmaaktheid, dat u er geheel één mee wordt en op deze wijze één met God.
Dan zult u de trillingen van de lichamen van anderen met wie u in aanraking komt, zodanig kunnen beïnvloeden, dat ook zij de volmaaktheid zien, die u ziet. Zo kunt u uw goddelijke zending vervullen en uw aandeel bijdragen.
Ziet u echter onvolmaaktheid en laat u uw trillingen daarmee overeenkomen, dan is onvolmaaktheid het gevolg. Zo kunt u er niet aan ontkomen te oogsten, wat u hebt gezaaid. (235)

Waarachtige vergeving zuivert en zegent allen en moet beginnen in het hart van de mens.
Eerst moet het denken worden omgevormd. Dit is een gedachten-omvorming en op deze wijze volgt de opstanding.
Het besef dat God de enige Geest is en dat die Geest rein en heilig is, is een grote hulp om u in een stroom van reine gedachten te houden. Houd dan vast aan de waarheid dat de geest van Christus zijn volmaakte werk in u volbrengt, dan kunt u de opbouwende, harmonische gedachtenstroom niet meer verliezen. Op deze wijze bevindt u zich altijd in de eeuwigdurende stroom van liefdevolle gedachten, die God over Zijn kinderen uitstort. (237)
Dan zult u leren dat gedachten de grootste krachten in het heelal zijn, dat het denken de bemiddelaar is tussen u en de goddelijke Geest.

Wij kunnen voor onszelf nagaan welke macht de mens zou bezitten, als alle eigenschappen van de ware Geest ieder van zijn gedachten en daden zou beheersen of zoals Jezus het zei: Wanneer de Heilige Geest op u zal zijn neergedaald. Hiermee doelde hij op de tijd dat de Goddelijke Kracht het leven van al zijn kinderen ten volle zou beheersen.
Zien wij in werkelijkheid niet, dat deze geestelijke ontplooiing tot alle mensen komt in meer of mindere mate door middel van het leven en de leer van de zieners en profeten, naarmate hun geestelijke ontwikkeling de volmaakte ontplooiing benadert van God, Die zich in al Zijn kinderen openbaart? (248)

Deel III

De deur die toegang geeft tot de almachtige en omvormende alchemie des geestes in de mens, staat voor iedereen te allen tijde open en de sleutel om haar te openen is in het denken gelegen.

Zij zullen ondervinden, dat de Christus voor hen de deur naar hun eigen ziel opent en dat de geest die daarin woont de alvermogende alchemie is, die even onbegrensd is als Gods heelal.

Wanneer u bidt, ga dan in uw binnenkamer, de geheime kamer van uw ziel. (294) ['ziel' komt van Gotisch 'salida': woonruimte, zaal]

Het is noodzakelijk dat wij onze eigen rol spelen in het alledaagse leven en dat wij geen marionetten worden. Om dat te bereiken moeten wij leren op eigen benen te gaan staan en op onszelf te vertrouwen. (304)

Dit lichaam is de waarachtige tempel Gods, het volmaakte instrument of kanaal, waardoor het grote, scheppende Principe vrijelijk heen kan stromen; dan is deze schepping volkomen zuiver in vorm, beeld en gelijkenis.
God en mens wandelen hand in hand, samen Eén, er is slechts één Principe.
Maak uw lichaam tot een dynamo, waar het grote, scheppende Principe doorheen kan stromen. Zie dit Principe als de uitzender van alle macht, weet, dat het Principe is van alle macht, dan zal uw lichaam als een etherische dynamo deze kracht verzamelen en vergroten, totdat u haar kunt uitzenden als een stroom van zuiver wit licht, waaraan niets weerstand zal kunnen bieden en als er iets tegen u zou worden gericht, dan zal het u niet kunnen deren. (305)

Het is de zuivere straal van God, van goddelijke macht voorzien, die zich met elk ander wezen verbindt, als er geen weerstand aan wordt geboden. Deze straal trilt met de hoogste frekwentie; dientengevolge zijn de trillingen van allen in volmaakte harmonie en overeenstemming met elkaar en er is niets, wat hen mogelijk kan schaden, daar zij één zijn met de goddelijke trilling.
Trilling is leven; ziet u niet in, dat u te allen tijde één bent met God?
Niets kan u genaken wanneer u op de Heilige Berg staat, één met God. Dit is geen bijzonder voorrecht van enkelen, het is aan allen gegeven. Het 'Ik-ben', de grote, absolute Oorzaak of Bron, waarin ieder kind verenigd is met God. Zo leven allen onder de Wet, de hoogste, trillende gedachtekracht. (306)
Deze stralen schijnen uit het lichaam van iedereen, die zijn goddelijke erfdeel heeft aanvaard en naar voren treedt als god - de Christus Gods. (307)

Er zijn in uw lichaam zeven centra [chakra's] die als reflectoren kunnen worden gebruikt.
Door al deze centra tegelijkertijd te laten gloeien, bent u aan alle kanten omgeven door een harnas, waar niets doorheen kan dringen. (308)

Slechts dan beheers u dit lichaam en bent u ermee in volmaakte harmonie, wanneer u over alle eigenschappen van de Heilige Drieëenheid beschikt en meester bent. Wanneer u de 'Ik-ben' mens, de Christus en de Christus Gods, deze drie, verenigt met het allerhoogste, God, dan bent u God.

Bij de eerste stap wordt u, mens, de Christus-mens, de Eniggeboren Zoon Gods.
Bij de volgende stap wordt u de Christus Gods door de Christus-mens als Christus Gods te zien.
Om dan als derde stap rechtstreeks naar de Bron te gaan, moet u deze twee tot Een maken, tot God de Vader.
U hebt nu de 'Ik-ben' mens tot de Christus-mens gemaakt, daarna hebt u deze Christus-mens omgevormd tot de Christus Gods of de Heer God. En door uw volgende stap hebt u de Christus Gods veranderd in de eeuwig levende God.
Deze schenen twee te zijn en zijn geworden tot Een-God. U bent het beeld en gelijkenis van de Hoogste Kracht, God, de Vader in allen.
Er is niets, wat u niet mogelijk zal zijn als u niet afwijkt van het rechte pad. Hierin moet u absoluut onbevreesd zijn en trouw, zonder u te bekommeren om het oordeel van de wereld. (321)

De lichtstraal, die wordt afgebeeld als uit de tempel op mij neerdalend, wordt uit mijn lichaam naar buiten geprojecteerd. Toch is het ook waar, dat dit licht uit de hemel komt, daar de hemel overal om ons heen is en bestaat uit lichttrillingen. Het eigenlijke middelpunt van de hemel moet binnenin mijn lichaam liggen. Daarom moet dit hemelse licht van mij uitgaan. Mijn 'Ik-ben' moet het wezen van dit licht in mij toelaten, dan moet ik deze lichtenergie bezielen en omvormen, zodat zij kan worden uitgezonden met die sterkte, die God, de 'Ik-ben', wenst.
Wanneer dit gebeurt, kan niemand de kracht van dit zuivere licht weerstaan. Dit is de lichtbundel, die u van mijn lichaam ziet uitstralen op de afbeelding, die de kunstenaar van mij in Gethsémané maakte. De lichtstralen kwamen uit mijn lichaam te voorschijn, in plaats van dat zij uit de hemel naar mij toe kwamen. Evenzo kunt ook u goddelijke kracht omvormen en uitzenden in zulk een mate, dat zij onweerstaanbaar is. Deze goddelijke kracht moet u eerst erkennen als overal om u heen, haar dan in uw lichaam toelaten, bezielen, omvormen en vervolgens uitzenden door de reflector. [chakra]
Deze dingen zullen zonder moeite door allen kunnen worden volbracht, wanneer zij God, de Christus Gods, allen Een, als hun goddelijke erfdeel aanvaarden.
Dit is de goddelijke, zekere opdracht voor de gehele mensheid. Hoe dichter de mensheid deze verheven, genezende straal nadert, des te eerder zullen tweedracht en disharmonie verdwijnen. Als u volop in deze lichttrillingen leeft, die het licht van de gehele wereld vormen en als allen er steeds dichterbij komen, dan zult u hoe langer hoe meer 's mensen ware verblijfplaats benaderen. Dan zult u ervaren, dat 'Ik-ben' het licht van de gehele wereld is. Aanschouwt God, de tafel is gedekt. Heft omhoog deze macht Gods, deze 'Ik-ben'. Heft dit lichaam op tot God, dan zullen u en alle anderen tot Heer van Allen worden gekroond. Maar u moet de kroon op uw eigen hoofd plaatsen, niemand anders kan dat voor u doen. (322)

Er is geen andere weg dan steeds van het ene bewustzijnsgebied over te gaan naar een hogere en verder gevorderde schrede op het ware kosmische pad.
De enige toestand die verboden is in de trillingswereld van de grote Kosmos, is die denkwijze, die de mensheid zo laat vastroesten in eigen denkbeelden en voorstellingen, dat het, zich wanhopig vastklampend aan zijn begoochelingen zonder deze te willen laten varen, onmogelijk de wijdere ruimten van het universele denken kan bereiken. (327)

De mens ziet dan God als de kosmische Geest, die alles doordringt; en met zijn subtiele geest aarzelt hij niet in zijn gedachten de grondslagen te bestuderen, die hem hebben gemaakt tot wat hij is en hem op de plaats hebben gezet, waar hij zich bevindt. Dan is hij weer één met zijn bron.
Hij weet dat deze bron het eeuwig stille deel van zijn goddelijke geest is, bewust verbonden en versmolten met de oneindige Geest. (330)

De oneindige zee van Gods scheppende, onbegrensde, bewegende ruimte is kristalhelder en toch is zij geheel gevuld met trillende, stralende energie. Deze uitstralende energie staat bekend als waterachtige substantie, waarin alle elementen in opgeloste vorm aanwezig zijn, dus in harmonieuze verhouding tot elkaar staan, gereed om gehoor te geven aan de oproep om de trillingssnelheid [frekwentie] aan te passen, die hun toestaat vaste vorm aan te nemen [door verdichting].
Wanneer door de gedachten van het menselijke wezen de juiste trillingsinvloed aan het werk wordt gezet, in samenwerking met het grote geheel, dan snellen de elementen toe, daar zij geen andere keus hebben, en vullen de vorm, die door de wens is geschapen.
Dit is een absolute wet en niemand kan de loop daarvan veranderen. (332)

Dit is nu, wat wij bedoelen met Geest. Waar het lichamelijke niet meer vermag te heersen, neemt de Geest de leiding over.
De Geest doordringt niet alleen iedere atoom van het zogenaamde fysieke gebied, hij doordringt ook het allerkleinste deeltje van alle substatie, hetzij vast of gasvormig. De Geest is de eigenlijke kracht waardoor de gietvorm wordt gemaakt, die aan de substantie haar verschillende vormen geeft. (333)
Dit is de doelbewuste kracht van de Geest.

De mens als de eenheid van de mensheid, is op zichzelf een goed georganiseerd, goddelijk heelal, ofschoon hij oneindig klein is in vergelijking met het grote geheel van het universum. Toch is de mens als eenheid hoogste noodzakelijk, wanneer hij werkelijk bezit neemt van zijn goddelijkheid, omdat hij deel uitmaakt van de grote Intelligentie, die het gehele goddelijke plan van alle universa beheerst. (342)

Macht is de demonstratie van het actieve Principe van God mijn Vader. Het is altijd opbouwende activiteit. Er is nooit teveel of te weinig van Gods volmaakte activiteit en openbaring; God faalt nooit en is nooit werkeloos. Het Godsprincipe werkt altijd opbouwend.
Ik beveel mijzelf naar voren te treden en in volmaakte harmonie te zijn met het actieve Godsprincipe en daarmee alleen.

Dan is het noodzakelijk, dat u uw bewustzijn uitbreidt tot het Goddelijke bewustzijn en uzelf baadt in God. Zo wordt u inderdaad God, één met de Allerhoogste. Dit is het gebied, waar de mens thuishoort. Hier is de mens verbonden met het wezen van alle dingen, hier is hij waarlijk God. Hier kan geen scheiding bestaan.
Ziet u wel in, dat de mens zichzelf zowel tot God als tot duivel kan maken? Ziet u in, dat de ware trillingssfeer van de mens Gods trillingssfeer is... als hij maar in die sfeer wil leven? Dit is de enige wetenschappelijke sfeer, de enige plaats voor de mens, waar hij God tot uitdrukking kan brengen en één met God kan zijn. Zo'n mens is oneindig veel meer dan de aardse opvatting van de mens. (348)

Ziet u nu in, dat u behoort tot en deel uitmaakt van Gods koninkrijk en niet tot het rijk van een of andere demon, die door 's mensen eigen fantasie is geschapen? Is het dus niet een volkomen wetenschappelijk en logisch feit, dat de mens God is of kan zijn, of dat hij zichzelf buiten Gods koninkrijk kan verbeelden en zich een demonisch rijk kan scheppen, dat hemzelf werkelijk voorkomt?
Ik laat het aan u over dit te beoordelen. Dit is het enige punt waarmee de mensheid staat of valt. Er is slechts één keus, één doel, één waarheid en één wetenschap, en deze maakt u vrij. U kunt God of slaaf worden naar eigen verkiezing.

Denk eens na over de alheid van God, de Eerste Oorzaak, die geen begin en geen einde kent, die elk gebied bestrijkt. Omgeef uzelf met deze alheid. Wanneer u dit voortdurend trouw blijft aanbidden, dit en niets anders, Eén God, Eén Almachtig Wezen - dan zult u merken dat de trillingen van uw lichaam van menselijk in goddelijk veranderen. Deze trillingen te denken, te leven, u te bewegen en er één mee te worden, dat is aanbidding; en wat u idealiseert en aanbidt, dat wordt u zelf. Dit geldt voor de gehele mensheid. Er is slechts één God, één Eenheid, één Mens, één Gezin, allen broeders en zusters, allen Eén.

God moet niet worden beschouwd als een persoon of als de afbeelding van een persoon, maar als een alomvattende eenheid, die alle dingen doordringt. Zodra u Hem als persoon ziet, schept u een idool. Het idool is leeg en daarmee hebt u uw ideaal verloren. Het ideaal is geen gestorven verlosser of levenloze God. Om God voor uzelf levend en krachtig te maken, moet u weten, dat u zelf God bent. Niets kan meer leven en kracht voor u uitdrukken. Dit is de goddelijke wetenschap van uw wezen. Dan begint u, de Christus, uw verlosser, te leven en wordt één met u. Dan bent u zelf de Christus, die de drijfkracht van uw gehele leven wordt. U verlost u zelf, uw 'ware ik', U bent één met God, waarlijk God. Door dit ideaal te eerbiedigen, lief te hebben en te aanbidden, leeft en werkt God binnenin u. (349)

Toen er nog geen vormen bestonden, was de alwijze, intelligente Geest zwijgend en beschouwend; toch zag de Intelligentie zichzelf als de Schepper zowel als de Toeschouwer van alle bezielde en onbezielde dingen. De alwijze, intelligente Geest zag in, dat er in deze zwijgende toestand niets ontstond en het besluit nemend om het heelal te scheppen, vormde de Intelligentie zich een beeld van hoe het heelal moest zijn. En het heelal, dat niets anders kon volgen dan het volmaakte beeld van het goddelijke plan, nam gewillig de vorm aan die de Intelligentie aangaf.

Het goddelijke, ideale beeld breidde zich uit, totdat het volmaakt zichtbaar was geworden. Dit is het Universum, zoals wij het heden nog zien en dat steeds voortgaat het volmaakte plan te volgen, dat er voor is bedoeld.

Deze Intelligentie [denken] is nu en is altijd geweest de Ziener [bewustzijn] en de Leider [kracht] van het volmaakte, goddelijke, ideale plan. Deze Intelligentie wist dat het noodzakelijk was een bezielde vorm voort te brengen en deze [in aanleg] alle mogelijkheden te schenken, waardoor hij zichzelf volledig zou kunnen ontwikkelen. Dit werd de onsterfelijke mens. Dit goddelijke ideaal, dat zich in alle mogelijke verschillende fasen en richtingen uitdrukt, is nu nog het onsterfelijke in iedere mens. Daar deze mens was geschapen volgens het goddelijke ideaal van de alwijze Geest, trad hij te voorschijn als de zoon van het Principe, die heerschappij heeft over iedere eigenschap en elke omstandigheid.
'Zoon van' betekent vereniging met, niet dienaar van. Het was noodzakelijk dat deze Zoon volkomen vrij was in zijn keuze en geenszins een slaaf of marionet zou zijn. (366)

Dit onsterfelijke ideaal moet altijd een deel of een vonk bezitten van het centrale vuur van zijn schepper. Dit deeltje is de levensvonk die altijd blijft bestaan en nooit sterft, en was de eerste cel waaruit tenslotte het menselijke lichaam is gegroeid. Deze levensvonk is de Christus.

De eerste cel behoudt, ofschoon vele malen verdeeld en herhaald, het beeld van de Goddelijke Geest, dat er ingeplant is en geen menselijke gedachten kunnen er iets aan veranderen. Zo blijft de mens steeds goddelijk.
Deze cel brengt haar goddelijkheid over op iedere cel, die ontstaat, doordat de eerste zich vermenigvuldigt, tenzij zij door het menselijke denken in verkeerde banen wordt geleid. De verzameling van deze cellen neemt uiteindelijk een bedekking aan, die haar omvat en het menselijke lichaam wordt genoemd.
De geest of het wezen bezit, terwijl het nog in ongewijzigde vorm is, de intelligentie om alle veranderingen om zich heen te begrijpen, te verwerken. Blijft altijd op dit hoge plan staan, dan is hij Geest en Geest is God.
Aan dit 'hogere zelf' moet hij altijd denken, hij moet het zich steeds voor ogen houden, het aanbidden en zegenen als iets dat binnen in hem is gelegen.

Eerst moet hij vertrouwen dat het er is, hieruit ontstaat de overtuiging dat het in de mens leeft en dan brengen zegeningen en dankbaarheid het tot zichtbare openbaring. Dat is het 'ware zelf' van de mens, dit is de weg om tot alle kennis te komen.

Het brein schijnt het eerst in staat dit waar te nemen, omdat het een verzameling van fijne cellen is en deze cellen nemen eerst de trillingen aan en vergroten ze, zodat de mens hun aanwezigheid bespeurt. Dan worden de trillingen gesorteerd en naar alle organen gezonden en iedere trilling gaat, als aan de goddelijke orde wordt vastgehouden, juist naar dat orgaan waar zij bijhoort.
Ieder orgaan en ieder zenuwcentrum is een zetel of een vergrotingscentrum om de werkelijke mens tot zijn middelpunt te maken. Zijn deze alle in harmonie en werken zij te zamen, dan bezit de mens alle heerschappij en macht. Dan heeft hij de Heilige Geest voortgebracht, de gehele alwijze, intelligente Geest in scheppende actie. (367)

Dan zijn ziel en lichaam in één brandpunt samengebracht. Niemand kan ooit iets tot stand brengen, tenzij hij bewust of onbewust al zijn vermogens op dit ene punt afstemt. Dat is het middelpunt, waar zijn macht van uitgaat, de Christus in de mens, de plaats, van waaruit hij alles beheerst.

Hoe kan de mens dan lijden door tweedracht, disharmonie, zonde en ziekte, tenzij hij deze euvelen tot zijn ideaal maakt en hun daardoor zelf bestaansmogelijkheid geeft.
Als hij steeds en te allen tijde zichzelf blijft zien als de alwijze, intelligente Geest en niets anders kent, dan kan hij zich van niets minders bewust zijn. Houd de mens dit hogere ideaal steeds vast in de heldere wateren van zijn intelligente denken, dan wordt hij God, dan kan hij er zeker van zijn, te allen tijde een antwoord te ontvangen van deze innerlijke stem.

Achter de wil staat de wens. De wil is in zijn oorspronkelijke staat een zuivere, kleurloze kracht, die tot handelen wordt gedreven door de wens. Als aan de wil geen kleur of richting [door voelen of denken] wordt gegeven, dan blijft hij werkeloos. Breng de wens in harmonie met de wilskracht en deze zal onmiddellijk tot handelen bereid zijn en legioenen te hulp roepen om haar bevelen uit te voeren, waarbij het enige vereiste is, dat de bevelen van goddelijke aard zijn.

Er bestaan myriaden van werelden. Er is slechts één Denken, waaruit zij alle zijn gegroeid. Zijn wet geeft de orde aan, waarvan niet kan worden afgeweken.
Zijn schepselen kunnen voor zichzelf kiezen. Zij alleen kunnen ook wanorde scheppen die pijn en smart, haat en vrees betekent. Deze kunnen slechts door hen worden voortgebracht.

Het verheven Principe openbaart zich als een gouden licht. Het is niet ver verwijderd, het is binnenin uzelf. Laat u bestralen door deze glans en u zult alle dingen duidelijk zien.
Wees in de eerste plaats met heel uw wezen overtuigd van één ding: dat, wanneer u standvastig bent, uw denken in overeenstemming is met het goddelijke Denken, dat de werelden heeft voortgebracht. (368)

Uit de duisternis van wanorde en zijn nasleep van menselijk leed moet ten slotte een orde ontstaan, die vrede is. Wanneer de mens leert, dat hij één is met het Denken, dat alle schoonheid, alle macht en alle rust in zich draagt, dan zal hij begrijpen, dat zijn broeder hem in zijn liefste wensen niet kan dwarsbomen. Hij staat in het licht en trekt tot zich, wat hem toebehoort.

Laat in uw geest, mijn zoon, slechts het beeld toe van dat, wat u wenst, de Waarheid. Denk alleen na over de ware wensen van uw hart, wel wetend, dat zij geen mens zullen schaden en dat het edele wensen zijn. Nu neemt de vervulling aardse vormen aan en behoort u toe. Dit is de Wet, waardoor u de liefste wens van uw hart in vervulling laat komen. (369)

Het heden draagt de hele toekomst in zich; alleen dat, wat heden wordt bereikt, geeft vorm aan de toekomst. (370)

Het heilige woord Aum [Om] omvat de gehele klankenreeks die door de mond kan worden voortgebracht. Alle andere geluiden liggen binnen die reeks. Zij is de grondslag, omvat alles en is oneindig. Haar heelal sluit alle namen en vormen in zich. (381)
De medeklinkers kunnen niet worden uitgesproken zonder de klinkers. Zo stellen in het rijk der klanken de medeklinkers het vergankelijke voor, de klinkers het onvergankelijke. (382)

Als u op een doelwit schiet en de roos wilt raken, dan moet u al uw aandacht concentreren op het middelpunt van het doelwit; dan, terwijl wil en denken één zijn, moet u nergens meer oog voor hebben dan voor het centrum. Hebt u dat geraakt, dan hebt u in dat opzicht God volbracht.

God is uw hoogste ideaal, het brandpunt waarop iedere gedachte en iedere daad zich concentreren. Op deze wijze roept u de geestelijke mens tevoorschijn, de Christus Gods, het woord dat vlees is geworden. Heb slechts één doel voor ogen, een gewillig en wijs samenwerken met het Gods-principe. Ga recht op uw doel af en maak het tot het goddelijke, geestelijke leven, dat God binnenin u is.
God ziet voor allen. Niemand heeft ooit iets bereikt, tenzij hij met zijn gehele wil op het ene punt gericht, zijn doel, God, recht voor de zuivere spiegel van zijn gedachtekracht hield.
Die gedachtekracht is hijzelf, wanneer hij optreedt als God en van zichzelf eist, dat zijn aandacht zo volkomen op zijn doel (God) is gericht, dat het (God) onmiddellijk openbaart. (389)

Ga in uw binnenkamer, uw goddelijke 'zelf', sluit de deur voor al het andere, sluit uw sterfelijke ogen, zie niets dan uw ware, goddelijke 'zelf'. Dan hebt u uzelf in een geestelijk ontvankelijke stemming gebracht.

God is de naam die u aan de alwijze, intelligente Geest geeft en deze Geest is binnenin ieder menselijk wezen en omgeeft het tegelijkertijd. Het is noodzakelijk dat u God gelegenheid geeft zich door u te openbaren om tot zichtbare uitdrukking te komen. (390)
Er kan geen godheid buiten uw lichaam zijn, die niet tegelijkertijd ook binnenin is, daar alles trillende, stralende energie is. Deze trillingen van de godheid stromen zowel door uw lichaam als eromheen en omvatten ieder atoom van uw hele lichaam evenzeer als de gehele massa van het heelal. (391)

Wij hebben geen vormelijke introductie nodig, ik groet u als mijn ware broeders. Ik strek mijn hand uit en druk mijn eigen hand. Zou ik aarzelen om mijzelf te omarmen? Nee, want ik heb u lief als mijzelf. Eén met het Gods-principe hebben wij de hele wereld lief. Ik ben evenals u naamloos, leeftijdsloos, eeuwig. Wij zijn in waarachtige nederigheid verenigd in de Godheid. (410)

De mens moet door zijn eigen vrije denken en zuivere beweegredenen zich in overeenstemming brengen met Gods wil. Zo kan de mens voor zichzelf het bestaan van God bewijzen. De mens is als Gods ware Zoon naar Zijn beeld en gelijkenis geschapen en is even goddelijk als de Vader. Deze goddelijkheid is de ware Christus, die ieder in zichzelf en in al Gods kinderen kan vinden. (432)

Het einddoel voor de mensheid, voor alle geloven en godsdiensten is de wetenschap dat God Vader en Moeder is. (434)

Deel IV

De mens dient te beseffen, dat alleen hij het vermogen heeft om met zijn eigen intelligentie zijn bestemming te verwerkelijken.

Veranderingen moeten eerst in het individu plaatsvinden. Men kan nauwelijks iets doen in de richting van het verwerven van universele vrede, totdat men vrede heeft gevonden in zichzelf.

God is geest ... geest is bewustzijn en werkzaamheid. (452)

De mens heeft macht toebedeeld aan de uiterlijke wereld, want oorspronkelijk bevindt zich daar geen enkele macht en er bevindt zich daar ook geen macht wanneer hij deze daarop schijnt te hebben overgedragen.
Die macht verblijft alleen maar in hemzelf en dat wat machtig schijnt te zijn in de omgeving, is de overdracht van dezelfde macht binnenin hemzelf. (455) [de geestestoestand van onbewuste vereenzelviging met de omgeving]

De menselijke geest denkt ...
De mens leeft niet werkelijk, totdat hij bewust in overeenstemming met zijn bron is gekomen.
De denkkracht is niet de kracht van de gedachte. De gedachte is [als vorm] slechts een overbrenger van kracht. Kracht is in de geest en de gedachte is [als vorm] de draagster van de kracht. (456)

De mens is geen afzonderlijk wezen, los van zijn bron. Het is alleen door de gewaarwording van zijn [schijnbare] afgescheidenheid, die de oorzaak is van alle onrechtvaardigheid. Door dit gevoel van alleenzijn verricht hij handelingen die strijdig zijn met zijn eigen welzijn. (458)
Wanneer de mens een geconcentreerd denken bereikt, gaat hij de samadhische toestand binnen en op dat punt begint hij iets tot stand te brengen. Deze toestand van concentratie is een verruimende geestestoestand.

Bewustzijn is de menselijke toestand van 'gewaarzijn'. Het is het vermogen van de geest om te weten en het weten van de geest bepaalt zijn mogelijkheden op alle gebieden.
Het bewustzijn is één bewustzijn. Het is een bewustzijnstoestand en we moeten niet denken in toestanden van verdelingen.
Eenvoud geeft altijd de grootste duidelijkheid. Het probleem bij onderverdeling is, dat zij bijna altijd worden beschouwd als eigenschappen [als zelfstandigheden].
Er is niet zoiets als bewuste, onderbewuste en bovenbewuste, maar slechts één stralend bewustzijn. (490-491)

Het gaat erom te groeien vanuit een toestand van het stoffelijke wezen naar een toestand van een geestelijk wezen. Dat is het geheim van het slagen van de mens. (498)

De geest is een eenheid en werkt als een eenheid. De geest werkt als één proces. (499)
De eerste functie van de geest is aandacht. (500)

De mens is het beeld van God.
De mens is het verpersoonlijkte universele. De mens is als individu wat God universeel is. (517)

De mens vormt een eenheid in en met het Oneindige en bevat als zodanig binnen zichzelf alle mogelijkheden van het Oneindige en heel het Oneindige is toegankelijk voor hem. De mens is één in en met het Universum. (524)

De mens is een personificatie van het goddelijke Principe of is de individualiteit van het universum. (524)

De mens scheidt zichzelf van het leven af door te trachten in het verleden of in de toekomst te leven. Maar het verleden is dood en de toekomst wordt eerst geboren in dit eeuwige nu. (528)

Het leven is een innerlijk proces dat zich uitdrukt in een uiterlijke vorm.
De moeilijkheid is gelegen in het gebruik van de geest. De mens is niet geestelijk gevallen of gestorven, maar hij raakte uit de overeenstemming met het leven en dit is de oorzaak van al zijn moeilijkheden.
(532)

Het putten uit het universele leven dat vrijelijk door de ruimte vloeit, is ieders voorrecht en het zou ieders leefwijze moeten zijn om uit deze bron te ontvangen en het vervolgens door te geven aan allen om de mens heen. (534)

Door de ontplooiing van zijn eigen natuur [geestelijke ontwikkeling] leert de mens de geheimen van zijn eigen wezen [zelfbewustwording].
Zonde is elke gedachte en elk gevoel dat niet in overeenstemming is met het leven. (536)

Het universum is het grote geheel, samengesteld uit al zijn delen.
Het universum is liefde, want het is verenigd in een enkel systeem en functioneert als een enkele eenheid. Liefde is het beginsel van de volledigheid of het verbindende principe dat het universum als een eenheid in stand houdt en al zijn werkingen gaande houdt in volmaakte harmonie en regelmaat. (538)

Alle gevoel van afgezonderdheid en begrensdheid is slechts denkbeeldig, want het is onmogelijk dat scheiding een werkelijkheid is. Als dat mogelijk was, zou het universum geen geheel kunnen zijn. (539)

Ons wezen is een volledig universum op zichzelf. (540)

Liefde is samenhang, een bindende kracht die alle dingen in verbinding houdt met hun bron. (545)

Onwetendheid is de enige vijand van de mens. Kennis van de feiten brengt hem in harmonie met de krachten van de oneindige ruimte, welke alle vriendschappelijk zijn en opbouwend werkzaam voor zijn welzijn. (546)

De grootste leerstelling van Christus was liefde. Liefde is de wet van het universum en wanneer zij de grootste kracht wordt in de mens, dan is hij in harmonie met alle krachten van de oneindige ruimte. Hij die in liefde is, is in God. (548)

Alles waarop je aandacht wordt gericht, registreert een indruk in je geest. Op zijn beurt ontwikkelt deze indruk zich tot een idee [gedachte] en het idee wordt uitgedrukt in woorden. Dit is een soort van mentale ademhaling. (561)

Mystici hebben altijd onderricht dat aandacht het geheim is van welslagen in het omgaan met kosmische krachten. Diepe, oprechte, blijvende aandacht voor de omringende spirituele ethers, een volledig ontspannen lichaam en een alles opnemende belangstelling en volledige openheid van geest, zijn de noodzakelijke houdingen teneinde deze 'innerlijke adem' zoals hij wordt genoemd, te verwerkelijken. (562)

Deel V

Zodra we onze krachten voor onszelf houden, treedt stagnatie op. Maar als we schenken wat we hebben, stroomt er altijd iets nieuws toe om de plaats weer op te vullen die door het schenken vrij was gekomen. De energie is onuitputtelijk indien we haar op de juiste wijze en in de goede richting gebruiken.
Al wat men hoeft te doen is van zichzelf een kanaal te maken voor de goddelijke kracht. (615)

Naarmate de mens leert om al zijn geestelijke vermogens te gebruiken door ze te leren beheersen, zal hij ontdekken, dat binnen de geest elke bekwaamheid aanwezig is. (673)

Keer in tot jezelf om God, de opperste Intelligentie, te vinden. Wanneer je dit met heel je hart doet en weet dat God in werkelijkheid jij, je hele wezen, is, zul je elke oplossing vinden en je zult albestendig, stabiel en alwetend zijn. Daar zul je merken, dat je helemaal thuis bent.
Het is goed te weten dat iedere mens hetzelfde is als jij en hem dezelfde voorrechten zijn gegeven als jij hebt. (674)

terug naar de Inhoud

1. Omschrijvingen van God als Vader en Moeder

In werkelijkheid is de mensheid één familie, kinderen van de Vader-Moeder-God.
De Christus in u woont in iedereen. Uw lichaam is rein, volmaakt, eeuwig jong en schoon, in één woord goddelijk. God heeft u geschapen als een volmaakt beeld en gelijkenis van Zichzelf [Gods zelfbeeld] en heeft u macht over alle dingen gegeven. U bent in uzelf altijd de Christus, de volmaakte Zoon Gods, de eniggeboren Zoon Gods, in wie de Vader-Moeder welgevallen heeft.
God is geen rechter of koning, die u zijn aanwezigheid kan opdringen of u voor een rechterstoel wil roepen. God is een liefdevolle, allesgevende Vader en Moeder tegelijk, die als u hem nadert, de armen uitstrekt en u daarin opvangt.
Het eindoel voor de gehele mensheid, voor alle geloven en godsdiensten is de wetenschap, dat God Vader en Moeder is.

terug naar de Inhoud

2. De menselijke geest is door verdichting uit de goddelijke geest voortgekomen en zij zijn daardoor in wezen één: de kleine menselijke geest is uit en in de grote, goddelijke geest en vormt er een éénheid mee.

En God zei: Laat Ons mensen maken naar ons beeld, als onze gelijkenis, [...]
En God schiep de mens naar zijn beeld; naar Gods beeld schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen.
[God schiep de mens naar Gods zelfbeeld... de mens is een zelfbeeld Gods] Genesis 1:26-27

Heilig zult gij zijn,
want ik, de heer uw God, ben heilig.
Leviticus 19:1-2; 1 Petrus 1:16
Ooit heb ik gezegd: Gij zijt goden,
ja, allen zonen van de Allerhoogste.
Psalmen 82:6; Joh. 10:34

Wanneer allen de waarheid kennen en zij op de juiste wijze wordt uitgelegd, dan blijkt, dat alles en allen uit dezelfde bron zijn voortgekomen! Wij zijn allen één met de universele, geestelijke substantie, God! Wij vormen allen tezamen één grote familie.
Als de mens de grote onbekende - zichzelf - wil leren kennen, laat hij dan in zijn binnenkamer gaan en de deur sluiten. Daar zal hij 'zijn ware zelf' vinden. Hij zal weten dat God in het diepste der stilte is. Hij zal merken dat het Heilige der Heiligen in hemzelf ligt.
Wanneer wij inzien dat de geest alles is en dat hij zich voortdurend in vormen uitdrukt, dan zullen wij begrijpen dat datgene, wat uit geest [de algeest] wordt geboren, geest is [de menselijke geest].
De volgende grote waarheid, die door dit bewustzijn wordt geopenbaard, is, dat het [bewustzijn] in de goddelijke Geest is ontstaan en in die Geest blijft bestaan als een volmaakt idee [het zelfbeeld Gods: de menselijke geest].
Het is de vermenging van het grote met het kleine, waarbij het kleine één wordt met het grote. Daarvóór was het kleine van het grote gescheiden.
Was het niet Jezus' eigenlijke missie hier op aarde aan te tonen, dat wij als zonen Gods of als mensen in hun ware toestand, even volmaakt en even harmonieus kunnen scheppen als God het doet?
Dan moeten wij uit ons hart, het middelpunt der liefde, de liefde laten stromen (49) om alles in evenwicht te brengen en als dat is geschied, dan is de Christus geopenbaard. Dan ziet de mensenzoon in dat hij Gods zoon is, in wie de Vader een welgevallen heeft.
Een van de eerste grote wetten van God is: De Ene uitgedrukt in velen.
Wanneer het innerlijke beeld [van de bloem] volkomen is, dan komt de bloem tevoorschijn in al haar schoonheid. Op dezelfde wijze houdt God het ideale beeld van al zijn kinderen in de geest vast, het beeld waardoor God zichzelf wenst uit te drukken [Gods zelfbeeld].
Het geheim is gelegen in de eenwording met God en zich daarvan bewust te zijn...
Het is de wet, dat wij in het God-Principe leven, ons bewegen en zijn. Daarom, als wij met God in verbinding willen komen, moeten wij niet denken aan iets, wat ver van ons weg is en moeilijk bereikbaar. Al wat wij hoeven te weten, is, dat God zowel binnenin ons als om ons heen is en dat wij volkomen in God zijn ingesloten, dat wij bewust in Gods tegenwoordigheid zijn, in God leven en over alle macht beschikken.
Deze waarheid leert altijd dat de mensheid één volkomen eenheid is, niet een verzameling van eenheden, maar één grote eenheid. Verbonden met God vormen zij de Grote Ene. De mensheid is meer dan een broederschap, zij is Eén Mens, juist zoals een wijnstok met zijn vertakkingen één wijnstok is. Geen enkel deel of onderdeeltje kan van het geheel worden gescheiden. Het gebed van de Christus is: "Opdat allen één mogen zijn."
Er is slechts één einddoel voor alle streven. De mens is uit God voortgekomen en hij moet tot God terugkeren. Dat, wat uit de hemel is neergedaald, moet weer ten hemel opstijgen.
Wanneer de mens een verbond met God sluit door geestelijk inzicht, dan verdwijnt de afscheiding tussen God en mens.
Een wijs mens moet streven naar kennis van zichzelf, want er is geen kennis die hoger is of meer bevrediging geeft dan het doorgronden van zijn eigen wezen [de vermogende geest].
Wanneer de mens een verbond met God sluit door geestelijk inzicht, dan verdwijnt de afscheiding tussen God en mens. (197)

De mens als de eenheid van de mensheid, is op zichzelf een goed georganiseerd, goddelijk heelal, ofschoon hij oneindig klein is in vergelijking met het grote geheel van het universum. Toch is de mens als eenheid hoogste noodzakelijk, wanneer hij werkelijk bezit neemt van zijn goddelijkheid, omdat hij deel uitmaakt van de grote Intelligentie, die het gehele goddelijke plan van alle universa beheerst.
Dan is het noodzakelijk, dat u uw bewustzijn uitbreidt tot het goddelijke bewustzijn en uzelf baadt in God. Zo wordt u inderdaad God, één met de Allerhoogste. Dit is het gebied, waar de mens thuishoort. Hier is de mens verbonden met het wezen van alle dingen, hier is hij waarlijk God. Hier kan geen scheiding bestaan.
Denk eens na over de alheid van God, de Eerste Oorzaak, die geen begin en geen einde kent, die elk gebied bestrijkt. Omgeef uzelf met deze alheid. Wanneer u dit voortdurend trouw blijft aanbidden, dit en niets anders, Eén God, Eén Almachtig Wezen - dan zult u merken dat de trillingen van uw lichaam van menselijk in goddelijk veranderen. Deze trillingen te denken, te leven, u te bewegen en er één mee te worden, dat is aanbidding; en wat u idealiseert en aanbidt, dat wordt u zelf. Dit geldt voor de gehele mensheid. Er is slechts één God, één Eenheid, één Mens, één Gezin, allen broeders en zusters, allen Eén.
De mens is het beeld van God.
De mens is het verpersoonlijkte universele. De mens is als individu wat God universeel is.
De mens vormt een eenheid in en met het Oneindige en bevat als zodanig binnen zichzelf alle mogelijkheden van het Oneindige en heel het Oneindige is toegankelijk voor hem. De mens is één in en met het Universum.
De mens is een personificatie van het goddelijke Principe of is de individualiteit van het universum.
Ons wezen is een volledig universum op zichzelf.

terug naar de Inhoud

3. Omschrijvingen van het begrip 'geest'.
['Geest' komt etymologisch van het Gotische 'gei-': in beweging brengen.
In de meeste gevallen van het gebruik van 'geest' in de tekst betreft het de geest als zelfstandigheid die over de geestelijke vermogens beschikt: het waarnemen, denken,voelen en willen.]

God is geest ... geest is bewustzijn en werkzaamheid.
De geest is alles en hij drukt zich voortdurend in vormen uit.
Liefde is de volmaaktste vrucht van de geest.
De geest is een eenheid en werkt als een eenheid. De geest werkt als één proces.
De eerste functie [vermogen] van de geest is aandacht.
Naarmate de mens leert om al zijn geestelijke vermogens te gebruiken door ze te leren beheersen, zal hij ontdekken, dat binnen de geest elke bekwaamheid aanwezig is.
De menselijke geest denkt. De denkkracht is niet de kracht van de gedachte. De gedachte is [als vorm] slechts een overbrenger van kracht. Kracht is in de geest en de gedachte is [als vorm] de draagster van de kracht.
De geest van de drie-enige mens is zuivere intelligentie [het denkvermogen], het is het gebied van zijn wezen. De geest is de Christus in ons of de Zoon van God in de Mensenzoon.
De Geest is het eigenlijke wezen van de mens, zijn 'opperste Zelf'.
Het is de Geest in de mens die leven geeft en die geest heerst over zijn lichaam. De Geest deelt met gezag
bevelen uit.
Dit is nu, wat wij bedoelen met Geest. De Geest is de eigenlijke kracht waardoor de gietvorm wordt gemaakt, die aan de substantie haar verschillende vormen geeft. Dit is de doelbewuste kracht van de Geest.
De grote waarheid, die door dit bewustzijn wordt geopenbaard, is, dat het in de goddelijke Geest is ontstaan [willen] en in die Geest blijft bestaan als een volmaakt idee [denken].
God woont in de ziel als macht [willen], substantie en intelligentie [denken], of in geestelijke termen uitgedrukt, als wijsheid [denken], liefde [voelen] en waarheid en door het bewustzijn tot vorm en uitdrukking wordt gebracht.
Het is door de macht van ons eigen denken, dat wij in staat zijn het Christus-bewustzijn tot uitdrukking te brengen of te verwerkelijken.
Dit wordt geheel bereikt door 's mensen macht om zich datgene, waar hij in de geest zijn aandacht op gericht houdt, voor te stellen en tot ideaal te maken, het in zich op te nemen en voort te brengen.
Wanneer het innerlijke beeld [van de bloem] volkomen is, dan komt de bloem tevoorschijn in al haar schoonheid. Op dezelfde wijze houdt God het ideale beeld van al zijn kinderen in de geest vast, het beeld waardoor God zichzelf wenst uit te drukken [Gods zelfbeeld].
De wil is in zijn oorspronkelijke staat een zuivere, kleurloze kracht, die tot handelen wordt gedreven door de wens. Als aan de wil geen kleur of richting [door voelen of denken] wordt gegeven, dan blijft hij werkeloos. Breng de wens in harmonie met de wilskracht en deze zal onmiddellijk tot handelen bereid zijn.

terug naar de Inhoud

4. Omschrijvingen van het begrip 'ziel'
['ziel' komt etymologisch van Gotisch 'salida': woonruimte, zaal
In het Middel-Nederlands werd en in het Engels wordt het woord 'ziel' ('soul') gebruikt met de betekenis 'persoon'.
In de meeste gevallen van het gebruik van 'ziel' in de tekst betreft het de ziel als een ruimte, waarin iets anders woont, bijvoorbeeld de geest of de gedachten die de geest heeft gevormd.]

Wie zich in de stilte met de Vader in verbinding stelt, zal de kracht door zich heen voelen stromen als een vervulling van iedere wens. Want wie de Vader zoekt in het diepste van de eigen ziel en daar afwacht, zal door de Vader openlijk worden beloond.
God woont in de ziel ... [de 'ziel' in de oorspronkelijke betekenis van 'woning']
Wat is Gods belangrijkste eigenschap: liefde! De boom van het leven staat geplant in het midden van het Paradijs, dat is in het diepst van onze ziel.
De ervaring dat uiterlijke dingen geen bevrediging kunnen geven, dringt de ziel [de persoon] ertoe om te zoeken naar de kracht in zichzelf.
Iedere gedachte of woord wordt een zaadje, dit zaadje wordt uitgezonden en schiet wortel in de ziel (wordt daar vastgehouden in het denken) en wordt dan tot een voorstelling, welke later in stoffelijke vorm wordt voortgebracht en uitgedrukt.
Wanneer wij deze eenheid beseffen en met hart en ziel [de gehele persoon] deze Waarheid aanhangen, dan hebben wij de hele waarheid achter ons en wordt deze onweerstaanbaar vergroot.
Samengeweven tot één geheel worden zij, geest, ziel en lichaam, samengehouden door de verenigende macht der liefde.
God woont in de ziel als macht [willen], substantie en intelligentie [denken], of in geestelijke termen uitgedrukt, als wijsheid [denken], liefde [voelen] en waarheid en door het bewustzijn tot vorm en uitdrukking wordt gebracht.
Daarom zeg ik u, u bent een speciaal ontworpen schepping, u hebt een bepaalde zending, u moet een licht laten schijnen en een werk verrichten, dat geen ander kan doen en als u uw hart, uw denken en uw ziel wijd wilt openen voor de geest, dan zult u de kennis daarvan opdoen in uw eigen hart.
... u moet verder gaan en er ten volle van overtuigd zijn, dat u in staat bent allen te genezen, die tot u komen, zieken en vermoeiden en zwaar belasten, met het woord, dat de ziel vervult;
U kent dan de duisternis in elke ziel, die geen helpende hand kan vinden om zich aan vast te klampen op zijn reis over het ruwe pad, voordat hij de Christus in zichzelf vindt.
Zijn ziel [de persoon] is zijn 'geestelijke Zelf'.
De ziel of het denken [d.w.z. de gedachten] staat tussen de geest en het lichaam.
Zij zullen ondervinden, dat de Christus voor hen de deur naar hun eigen ziel opent en dat de geest die daarin woont de alvermogende alchemie is, die even onbegrensd is als Gods heelal.
Wanneer u bidt, ga dan in uw binnenkamer, de geheime kamer van uw ziel.
Dan zijn ziel en lichaam in één brandpunt samengebracht.


terug naar het literatuuroverzicht

terug naar het weblog







^