Richard Wilhelm I Tjing

L.J. Veen Amsterdam 1950
(Opmerkingen tussen haakjes zijn van mij, Freek)


Tai tji, het Grote Midden
smeedijzer
Dit is het verslag van een I Tjing-raadpleging.
Ik stelde daarbij aan de I Tjing de vraag naar de aard van de 'edele', de hoofdpersoon van het boek.
Voor deze raadpleging gebruikte ik de driemunten-methode.

Inhoud

1. Wat voor een persoon is de 'edele' uit de I Tjing?
2. Wat zijn de persoonlijkheidseigenschappen van de edele
3. Wat is het oordeel van de I Tjing over de edele?
4. Slotsom

1. De 'edele' is de hoofdpersoon van de I Tjing, het oudste en diepzinnigste boek uit de wereldliteratuur. De edele verwijst ook naar degene die de I Tjing raadpleegt.
Ik stelde mijzelf de vraag wat de edele voor een persoon is; hoe ziet zijn persoonlijkheid eruit? Om die vraag te kunnen beantwoorden, zocht ik in de I Tjing naar alle beschrijvingen van de edele. Dat onderzoek leverde het volgende beeld op.

De edele: een samenvatting van de persoonlijkheidseigenschappen van de edele uit de 64 hexagrammen van de I Tjing (Boek der veranderingen). De nummers geven de hexagrammen aan.

1. De edele maakt zich sterk en onvermoeibaar.
2. De edele draagt de buitenwereld in zijn wijde wezen.
3. De edele werkt ontwarrend en ordenend.
4. De edele ontwikkelt zijn karakter door grondig te handelen.
5. De edele voedt zich, blijmoedig en opgeruimd.
6. De edele overweegt bij alles zorgvuldig het begin.
7. De edele vermeerdert zijn massa's door grootmoedigheid.
9. De edele verfijnt de vorm waarin zijn wezen zich uit.
10. De edele onderscheidt hoog en laag en daardoor versterkt hij de geest van het volk.
11. De edele bestuurt en ordent de gaven van hemel en aarde en staat zo het volk bij.
12. De edele trekt zich terug op zijn innerlijke waarden om moeilijkheden te ontgaan.
Hij laat zich niet door toelagen eren.
13. De edele deelt de stammen in en onderscheidt de dingen.
14. De edele beteugelt het boze en bevordert het goede,
beantwoordend aan de goede wil van de hemel.
15. De edele vermindert wat te veel is en vermeerdert wat te weinig is.
Hij weegt de dingen tegen elkaar af en brengt ze in evenwicht.
16. De oude koningen offerden muziek als offerande aan de hoogste God.
17. De edele keert tegen de tijd van de avondschemering naar huis terug voor ontspanning en rust.
18. De edele wekt de mensen op en sterkt hun geest.
19. De edele is onuitputtelijk in zijn wens te onderrichten en grenzeloos in het beschermen van het volk.
20. De oude koningen bezochten de streken van de wereld.
Zij beschouwden het volk en onderrichtten het.
21. De oude koningen consolideerden de wetten door duidelijk omschreven straffen.
22. De edele waagt het niet in grote strijdvragen te beslissen.
23. De hogeren kunnen alleen door rijke gaven aan de lageren hun positie verzekeren.
24. De oude koningen sloten de passen tijdens de zonnewende en reisden niet.
25. De oude koningen verzorgden, rijk aan deugd, in harmonie met de tijd, alle wezens.
26. De edele leert vele woorden en daden uit het verre verleden kennen,
om daardoor zijn karakter te stalen.
27. De edele slaat acht op zijn woorden en is matig in eten en drinken.
28. Als de edele alleen staat is hij onbezorgd, als hij afstand moet doen, onversaagd.
29. De edele wandelt in voortdurende deugd en wijdt zich aan het onderricht.
30. De grote man verlicht de vier windstreken.
31. De edele laat, door de bereidheid hen op te nemen, de mensen tot zich komen.
32. De edele is standvastig en verandert zijn richting niet.
33. De edele houdt de gemenen op een afstand, niet toornig, maar beheerst.
34. De edele treedt niet op wegen, die niet in overeenstemming zijn met de orde.
35. De edele geeft zelf glans aan zijn lichtende deugd.
36. Zo leeft de edele met de grote massa: hij verhult zijn glans en blijft toch licht.
37. De edele heeft in zijn woorden zakelijkheid, in zijn levenswandel duur.
38. De edele behoudt, bij alle gemeenschap, zijn individualiteit.
39. De edele wijdt zorg aan zijn persoonlijkheid en vormt zijn karakter.
40. De edele vergeeft fouten en schenkt vergiffenis voor de schuld.
41. De edele bedwingt zijn toorn en beteugelt zijn driften.
42. Ziet de edele iets goed, dan doet hij het na; ziet hij gebreken, dan legt hij ze af.
43. De edele schenkt rijkdom naar beneden, zonder bij zijn deugd lang stil te staan.
45. De edele vernieuwt zijn wapenen om onvoorziene dingen het hoofd te bieden.
46. De edele hoopt vol toewijding kleine dingen op, om iets hoogs en groots tot stand te brengen.
47. De edele zet zijn leven op het spel om zijn wil te volgen.
48. De edele moedigt het volk aan bij het werk en vermaant hen elkaar te helpen.
49. De edele ordent de tijdrekening en klaart de tijden.
50. De edele verankert zijn lot door zijn positie correct te maken.
51. De edele brengt in angst en beven zijn leven in orde en onderzoekt zichzelf.
52. De edele gaat in zijn gedachten niet buiten de situatie.
53. De edele verwijlt in waardige deugd om de zeden te verbeteren.
54. De edele krijgt door de eeuwigheid van het einde begrip van het vergankelijke.
55. De edele onderscheid de processen en legt de straffen ten uitvoer.
56. De edele is klaar van geest en voorzichtig in het toepassen van straffen.
Hij houdt een proces niet slepende.
57. De edele verbreidt zijn geboden en brengt zijn zaken tot stand.
58. De edele komt samen met vrienden voor bespreking en instudering.
59. De oude koningen offerden aan hun heer en bouwden tempels.
60. De edele schept getal en maat en onderzoekt wat de juiste levenswandel is.
61. De edele bespreekt de strafzaken om executies op te houden.
62. De edele hecht in zijn levenswandel het meeste gewicht aan eerbied.
Bij sterfgevallen hecht hij de meeste waarde aan droefheid.
Bij zijn uitgaven betracht hij spaarzaamheid.
63. De edele is op ongeluk bedacht en wapent zich daartegen.
64. De edele is voorzichtig bij de onderscheiding der dingen, zodat alles op zijn plaats komt.

terug naar de Inhoud


2. De persoonlijkheidseigenschappen van de edele in samenhang met de vier geestelijke vermogens: waarnemen, denken, voelen en willen. Deze geestelijke vermogens vormen de samenstellende onderdelen van de persoonlijkheid.

waarnemen:
De edele onderscheidt de dingen (waarnemen en denken),
slaat acht op zijn woorden (waarnemen en denken),
wijdt zich aan het onderricht (waarnemen en denken),
is voorzichtig bij de onderscheiding der dingen (waarnemen en denken).

denken:
De edele werkt ontwarrend en ordenend (denken),
verhult zijn glans en blijft toch licht, (denken),
gaat in zijn gedachten niet buiten de situatie (denken),
krijgt door de eeuwigheid van het einde begrip van het vergankelijke (denken),
is klaar van geest en voorzichtig in het toepassen van straffen (denken),
komt samen met vrienden voor bespreking en instudering (denken),
bestuurt en ordent (denken),
schept getal en maat (denken),
zodat alles op zijn plaats komt (denken),
verlicht (denken) de vier windstreken.

denken, voelen en willen:
De edele overweegt alles zorgvuldig (denken en voelen),
beteugelt het boze en bevordert het goede (voelen en willen),
weegt de dingen tegen elkaar af (denken en voelen),
brengt de dingen in evenwicht (denken en voelen),
wekt de mensen op en sterkt hun geest (voelen en willen),
is onuitputtelijk in het onderrichten (denken en voelen),
grenzeloos in het beschermen (voelen en willen),
onderscheidt hoog en laag (denken en voelen),
als hij afstand moet doen, onversaagd (voelen en willen),
verbreidt zijn geboden en brengt zijn zaken tot stand (denken en willen),
en onderzoekt wat de juiste levenswandel is (voelen en willen),
laat, door de bereidheid hen op te nemen, de mensen tot zich komen (voelen en willen).

voelen:
De edele is blijmoedig en opgeruimd (voelen),
is als hij alleen staat onbezorgd (voelen),
vergeeft fouten en schenkt vergiffenis voor de schuld (voelen),
moedigt het volk aan bij het werk (voelen), vermaant hen elkaar te helpen (voelen),
verwijlt in waardige deugd om de zeden te verbeteren (voelen),
staat het volk bij (voelen),
hecht in zijn levenswandel het meeste gewicht aan eerbied (voelen),
bij sterfgevallen hecht hij de meeste waarde aan droefheid (voelen),
is op ongeluk bedacht en wapent zich daartegen (voelen).

willen:
De edele maakt zich sterk en onvermoeibaar (willen),
is matig in eten en drinken (willen),
is niet toornig, maar beheerst (willen),
bedwingt zijn toorn en beteugelt zijn driften (willen),
hoopt vol toewijding kleine dingen op om iets hoogs en groots tot stand te brengen (willen),
zet zijn leven op het spel om zijn wil te volgen (willen),
bij zijn uitgaven betracht hij spaarzaamheid (willen).

alle vermogens:
De edele ontwikkelt zijn karakter door grondig te handelen (alle vermogens),
verfijnt de vorm waarin zijn wezen zich uit (zijn persoonlijkheid: alle vermogens),
staalt zijn karakter (persoonlijkheidsgroei: alle vermogens),
wandelt in voortdurende deugd (persoonlijkheid: alle vermogens),
treedt niet op wegen, die niet in overeenstemming zijn met de orde (geweten: alle vermogens),
geeft zelf glans aan zijn lichtende deugd (persoonlijkheid: alle vermogens),
beantwoordt aan de goede wil van de hemel (alle vermogens),
heeft in zijn woorden zakelijkheid (denken), in zijn levenswandel duur (persoonlijkheid: alle vermogens),
behoudt bij alle gemeenschap zijn individualiteit (persoonlijkheid: alle vermogens),
wijdt zorg aan zijn persoonlijkheid en vormt zijn karakter (persoonlijkheid: alle vermogens),
iets goeds doet hij na, gebreken legt hij af (persoonlijkheid: alle vermogens),
schenkt rijkdom naar beneden, bij zijn deugd staat hij niet lang stil (persoonlijkheid: alle vermogens),
verankert zijn lot door zijn positie correct te maken (persoonlijkheid: alle vermogens),
brengt in angst en beven zijn leven in orde en onderzoekt zichzelf (persoonlijkheid: alle vermogens).

Met andere woorden, de beschrijving van de persoonlijkheid van de edele is:
iemand die alle dingen en gebeurtenissen nauwkeurig waarneemt,
het waargenomene grondig overdenkt en diep doorvoelt,
en vervolgens vastberaden zijn besluit wil uitvoeren.

terug naar de Inhoud


3. Naar aanleiding van de bovenstaande gevolgtrekking over de kenmerken van de edele is door mij het oordeel van de I Tjing hierover gevraagd. Het betreft in feite een oordeel van de I Tjing over zichzelf.

Het antwoord van de I Tjing is: Hexagram 42, I,De Vermeerdering
(zonder bewegende lijnen).

Beschrijving:
De grondgedachte van de I Tjing komt in dit hexagram tot uitdrukking.
Een inspanning van het hogere (de geest met de ontwikkelde vermogens), dat een ontwikkeling van het lagere bewerkt (de nog niet ontwikkelde vermogens), wordt groei genoemd.
Door gade te slaan (waar te nemen) leert men (denken en voelen) hoe men zijn groei en vervolmaking kan bevorderen (willen).
De zedelijke verandering (alle vermogens) is de belangrijkste groei van de persoonlijkheid.

Het Beeld:
Ziet de edele iets goeds, dan doet hij het na;
heeft hij gebreken, dan legt hij ze af.

'Ziet de edele': de edele neemt waar;
'iets goeds': door te denken en te voelen beoordeelt de edele dat 'iets' als zijnde 'goed';
'dan doet hij het na': met zijn wilskracht voert hij zijn besluit uit en gedraagt zich volgens dat goede.

'Heeft hij': ziet de edele (neemt hij waar) bij zichzelf;
'gebreken': door te denken en te voelen beoordeelt de edele bepaalde eigenschappen als 'gebreken';
'dan legt hij ze af': dan beheerst hij door zijn wilskracht zichzelf.


De I Tjing geeft zelf nog een aanvulling op mijn vraag.
De eerste zin van het Beeld: 'Ziet de edele iets goeds' is een beschrijving van de edele in de uitgekeerde instelling.
De tweede zin van het Beeld: 'heeft hij gebreken, dan legt hij ze af' is een beschrijving van de edele in de ingekeerde instelling.

Hieruit blijkt ook de fijnzinnige humor van de I Tjing: het 'goede' ziet de edele bij anderen, 'gebreken' ziet de edele bij zichzelf.

terug naar de Inhoud


4. Slotsom
De edele uit de I Tjing is een persoon waarvan de persoonlijkheid wordt gekenmerkt door een bewust, beheerst en evenwichtig gebruik van de geestelijke vermogens.
De edele is een persoon die alles wat er buiten en in zichzelf gebeurt met aandacht waarneemt, grondig overdenkt en diep doorvoelt, en vervolgens het daaruit gevormde besluit vastberaden uitvoert.
De edele is in staat de werkzaamheid van zijn geestelijke vermogens zowel naar binnen als naar buiten te keren. Hij wordt gekenmerkt door evenwicht tussen de ingekeerde en uitgekeerde instelling.


terug naar het literatuuroverzicht

terug naar Pasen en Pinksteren







^