scheppingsvermogen


Het scheppingsvermogen is het vermogen van de geest om door waarnemen, denken, voelen en willen iets nieuws te vormen, door het reeds bestaande om te vormen tot dat nieuwe. In de ontwikkelde toestand is de geest een volkomen uit zichzelf werkzame scheppingskracht. De geest is een vormkracht, die door te denken in het eigen licht lichtbeelden vormt. De geest schept door zichzelf al denkend tot een lichtbeeld te vormen en dat naar buiten toe uit te drukken in een uitspraak of handeling, of het innerlijke lichtbeeld een uiterlijke, stoffelijke vorm te geven.
De eigen scheppingskracht en de werkzaamheid ervan kan de geest onmiddellijk in zichzelf ervaren. Iedere zelfgevormde gedachte en ieder zelfgevormd gevoel gaat meteen met een innerlijke klank gepaard. Door deze klank te volgen kan de geest zich van de eigen scheppende werkzaamheid rechtstreeks bewust zijn. Die innerlijke klank komt voort uit de scheppende werkzaamheid van de eigen geestelijke vermogens. Wie anders dan de geest zelf kan zich bewust zijn van de voortbrengselen van de werkzaamheid van de vermogens in het eigen innerlijk, de gedachten en gevoelens die in zichzelf tot klinken komen?
Door de scheppende werkzaamheid van de eigen vermogens in zichzelf te ervaren, komt de geest tot zelfervaring, zelfbeleving en daardoor tot zelfbewustzijn.
Iedere geest heeft de ervaring 'in zichzelf te praten'. Iedere geest draagt daardoor de aanwijzing van de werkzaamheid van de door God aan de menselijke geest meegegeven vermogens in zichzelf mee; maar door de onbewuste vereenzelviging met de búitenwereld, is wat er in de eigen bínnenwereld gebéurt, iets 'denkbeeldigs', wat 'toch maar gedachten zijn' en daardoor niet de moeite van de aandacht waard.


terug naar de woordenlijst S






^