vrijheid, gelijkheid en broederschap

Of: vrijheid, gelijkwaardigheid en vriendschap

De voorwaarden voor een menswaardige samenleving zijn voor het eerst opgesteld door de Franse filosoof Louis Claude de Saint-Martin (1743-1803); het zijn de bekende begrippen: liberté, egalité et fraternité; vrij vertaald: vrijheid, gelijkwaardigheid (gelijkheid) en vriendschappelijkheid (broederschap).
Tijdens de Franse Revolutie (1789–1799) zijn zij door politiek leider Robbespiere als leuzen aangegrepen om het gedachtengoed van de revolutionairen vorm te geven. Tijdens die revolutie werd de absolute monarchie verworpen en vervangen door de republiek (Latijn 'res publicum': de zaak van het volk), een politieke omwenteling die in Parijs begon en die voor heel Europa gevolgen had.

Vrijheid
Eerst wat de vrijheid betreft. Een gemeenschap van mensen moet een vrijwillig verkozen verbondenheid zijn. Die verbondenheid blijft zolang gezond, zolang ook die persoonlijke vrijwilligheid blijft bestaan. Ondanks de geborgenheid en de saamhorigheid die met een gemeenschap kan samenhangen of het gevoel op te gaan in de groep, moet men daarom ook elkaars persoonlijke vrijheid blijven eerbiedigen en bevorderen. Het is noodzakelijk om de ander steeds de gelegenheid te geven zichzelf te kunnen zijn, als zelfstandig persoon temidden van de gemeenschap.
Een gemeenschapsvormde houding kan alleen voortkomen uit een krachtige, zelfstandige persoon. Zichzelf worden is daardoor het beste wat een mens voor zijn gemeenschap kan doen.

De vrijheid van handelen van een persoon eindigt daar, waar de vrijheid van handelen van de ander begint. Wordt de vrijheid van de ander door het eigen handelen ingeperkt, dan overschrijdt men een grens. In een gemeenschap moet daarom worden getracht een evenwicht te vinden tussen een gevoel van saamhorigheid en een streven naar persoonlijke zelfstandigheid; anders loopt men het gevaar dat de gemeenschapsband zou kunnen gaan knellen en voor een of meerdere personen een last wordt... wat het einde van die gemeenschap betekent.

Gelijkwaardigheid
Dan de gelijkwaardigheid. Binnen een gemeenschap krijgt het bestaan van de een pas waarde door de aanwezigheid en inzet van de ander en omgekeerd. Het bestaan als vrij mens van de ander moet worden geëerbiedigd door het besef van diens gelijkwaardigheid binnen een groep van mensen.
Binnen de oergemeenschap, het huwelijk bijvoorbeeld, zijn man en vrouw als mens daardoor wel gelijkwaardig, maar in aanleg zijn zij niet aan elkaar gelijk. Beiden kunnen een geheel verschillende kijk hebben op de waarden van dit bestaan. Dat wordt veroorzaakt doordat - heel in het algemeen - de vrouwelijke geest begint met de dingen te doorvoelen, waarna vanuit dat gevoel over de dingen wordt nagedacht. De mannelijke geest begint met over de dingen na te denken, waarna vanuit die gedachten gevoelens worden gevormd. Beide personen doen wel hetzelfde, maar de volgorde is verschillend.
Het uitgangspunt bij redeneringen is daardoor anders en veel misverstanden kunnen worden voorkomen, als men daar van tevoren welwillend rekening mee wil houden. Ondanks deze verschillen zijn man en vrouw in wezen, als menselijke persoon, wel gelijkwaardig aan elkaar, omdat beiden immers zowel overdenken én doorvoelen wat er gebeurt.
Eenzelfde overweging geldt voor iedere persoon met zijn geheel eigen persoonlijkheid in een gemeenschap. Iedere mens zal daardoor op een geheel eigen wijze met gebeurtenissen omgaan, ze verwerken en zich vervolgens gaan gedragen. Toch moet ieders handelswijze worden geëerbiedigd en niet bij voorbaat worden veroordeeld of geminacht, zolang dat gedrag de vrijheid van anderen niet verstoort. Menselijke persoonlijkheden zijn juist zeker niet gelijk aan elkaar.

Vriendschap
Tenslotte is er de vriendschap als de meest wezenlijke, menselijke verstandhouding. Het woord 'vriend' is afkomstig van het woord 'vrijende' en dat is het tegenwoordig deelwoord van het werkwoord 'vrijen'. Het werkwoord 'vrijen' betekende in oude tijden niets anders dan: 'liefhebben'. Vrienden van elkaar zijn betekent dus oorspronkelijk: elkaar liefhebben.
Nu is dat woord liefhebben een werkwoord en dat houdt een handeling in. Liefhebben komt daardoor tot uitdrukking in belangeloze toewijding. Het is door het gevoel van vriendschappelijke saamhorigheid, dat vrienden zich onbaatzuchtig voor elkaar willen inzetten.
Die onbaatzuchtige inzet komt hierin tot uitdrukking, dat men er niet zo zeer naar wil streven zelf gelukkig te worden, maar meer om de ander gelukkig te maken. Want daardoor heeft men niet alleen zichzelf, maar juist het heil van elkaar en daardoor van de vriendschapsband en de gemeenschap op het oog.
Doordat men zich door vriendschappelijke gevoelens gedreven voor elkaar wil blijven inzetten, blijft een mensengemeenschap levend. De 'relatie' moet in stand worden gehouden en dat Latijnse woord 're-lattere' betekent: heen en weer gaan. Wat heen en weer moet gaan is aandacht en toewijding voor elkaar.

Deze vriendschap, de liefde als onbaatzuchtige inzet voor elkaar - samen met het besef van ieders persoonlijke vrijheid en gelijkwaardigheid - is de waarborg voor een duurzame en gelukkige gemeenschap. Het is de vriendschappelijke houding die het eerbiedigen van de persoonlijke vrijheid van de ander en het besef van diens gelijkwaardigheid mogelijk maakt!

Een mensengemeenschap is ook hierom van het grootste belang, omdat men alleen 'mens' kan worden door de levende omgang met een medemens. De ontmoeting en omgang met een andere mens is het heilige moment, het gewijde gebeuren; het dagelijkse leven waarin dat plaatsvindt, is het heilige der heiligen.
Het is immers wat Jezus ons aanraadt te doen: je medemens lief te hebben alsof het jezelf betrof!


terug naar de woordenlijst V






^