Het einde van de Moderne Warme Periode


Door Dr. David Archibald, die als wetenschapper o.a. op klimaatgebied werkzaam is.
Bron: https://wattsupwiththat.com/2023/06/06/the-sun-in-june-2023/

Het is nu zeven jaar geleden dat de wereldwijde temperatuur in de lagere atmosfeer, zoals gemeten door UAH (University of Alabama, door Spencer en Christy), in 2016 een hoogtepunt bereikte. Het is de stralingsenergie van de zon die ervoor zorgt dat de aarde aangenaam warm blijft; daarom moet de vraag worden gesteld, hoe het met de zonneactiviteit sinds het jaar 2016 is gesteld, wat in onderstaande grafieken wordt getoond.

[De zonnemassa is 333.000x de aardemassa en de zon staat op een afstand van 150 miljoen km van de aarde; dit is een afstand die de krachtige straling van de zon met gemak overwint. Daardoor heeft de energiestroom van de zon de grootste invloed op gebeurtenissen in de atmosfeer en zo op het klimaat van de aarde.
Bron: https://www.sterrenwachtrijswijk.nl/index.php/2-uncategorised/24-zon]

Figuur 1. De F10.7 flux tussen 1948-2023
De z.g.n. ‘F10.7 flux’ (dat is de zonnestraling voor de golflengte van 10,7 cm) is de index van de zonne-energiestroom, die de zondeskundigen gebruiken, i.p.v. het zonnevlekkengetal (de zonnecyclus die wordt bepaald door het zonnevlekkengetal, lijkt samen te hangen met de omlooptijd van Jupiter (12 jaar), gemoduleerd door Saturnus (30 j) en Uranus (84 j)).

Figuur 2. Het zonnevlekkengetal 1874-2023
De F10.7- energiestroom van de zon komt nauwkeurig met het zonnevlekkengetal overeen. Deze grafiek van het zonnevlekkengetal per zonnehemisfeer toont de abrupte sprong in zonneactiviteit aan het begin van de Moderne Warme Periode [die nu ten einde loopt]. Belangrijk is, dat beide hemisferen verschillende activiteitsniveaus hebben en dat ontwikkelingen in activiteit drie zonnecycli kunnen duren (dat benadert de omlooptijd van Saturnus (30 j)).

Figuur 3. De Ap-index 1032 - 2023
De Ap-index (een maat voor de geomagnetische activiteit) is een aardmagnetische index die in 1932 werd aangenomen als een verbetering van de aa-index. De afkoelingsperiode van de jaren 70 in het midden van de moderne warme periode wordt weerspiegeld in een lagere activiteit van de Ap-index (deze afkoeling ondanks een stijgende CO2-concentratie, spreekt de CO2-broeikasgas-opwarmingstheorie tegen).
Het eerste teken dat de Moderne Warme Periode ten einde liep, was toen de Ap-index in 2006 abrupt daalde, wat in juni 2008 werd bevestigd door het doorbreken van de activiteitsvloer van de Moderne Warme Periode. Die breuk werd gevolgd door een verandering in het karakter van activiteit met veel lagere amplitudes in de aardmagnetische index.
Daaruit volgt dat er toen een grote verandering heeft plaatsgevonden in de zonne-activiteit die het aardmagnetisme heeft beïnvloed.

Figuur 4. De AA Index 1868-2023
De Amino Acid Index is de eerste instrumentele vastlegging van de zonneactiviteit. De zon was actiever in de tweede helft van de 20e eeuw dan in de voorgaande 11.000 jaar. En aangezien het de mate van zonneactiviteit is die de oppervlaktetemperatuur van de aarde bepaalt, kende de aarde een milde en gewaardeerde temperatuurstijging
(die de Moderne Warme Periode wordt genoemd) toen het klimaatsysteem naar een ​​nieuw evenwicht zocht.

Figuur 5. De cumulatieve AA-index 1868-2022
Wat de cumulatieve index doet, is de informatie die ten grondslag ligt aan figuur 4 nemen en het verschil tussen het jaarcijfer en het gemiddelde over de 154 jaar van het record optellen. Door deze methode worden trendveranderingen duidelijk zichtbaar.

De grafiek laat zien, dat de AA-index vanaf 1933 een hoger activiteitsniveau had, wat het begin is van de Moderne Warme Periode, die rond 2006 ten einde liep.

Figuur 6. Het interplanetaire, magnetische veld 1966-2023
De afkoelingsperiode van de jaren 70 is zichtbaar als een interval van lagere activiteit, die afwijkt van de F10.7 flux van zonnecyclus 20. En terwijl we nu in 2023 de piek van zonnecyclus 25 naderen, bevindt het interplanetaire magnetische veld zich in de buurt van de hoogtepunten die werden bereikt in Zonnecyclus 23 en hoger dan in de afkoelingsperiode van de jaren 70.

Figuur 7. De F10.7-flux en het aantal Oulu-neutronen
Dit is de belangrijkste invloed van de zon op het klimaat. Tijdens de Moderne Warme Periode volgde het omgekeerde aantal Oulu-neutronen (groen) de F10.7-flux (rood) [en daarmee het aantal zonnevlekken (zonne-activiteit)) op de voet.
Variatie in het aantal neutronen wordt veroorzaakt door de magnetische flux van de zon, die wordt gedragen door de zonnewind. Neemt de magnetische flux toe, dan duwt die de kosmische straling weg van de binnenplaneten van het zonnestelsel en omgekeerd.
Als de kosmische straling toeneemt, dan raakt die zuurstof- en stikstofatomen in de atmosfeer, waardoor een ‘regenbui’ van neutronen ontstaat die het aardoppervlak bereiken. Zij werken als condensatiekernen voor de vorming van wolken in de lagere atmosfeer. De toegenomen bewolking verhoogt het albedo (de witheid) van de aarde, waardoor meer zonlicht wordt teruggekaatst in de ruimte en de atmosfeer afkoelt. De grafiek laat zien dat de twee series in 2006 aan het begin van de Nieuwe Koude Periode uit elkaar gingen en die kloof is blijven bestaan.
De piek in de temperatuur van de aarde zoals gemeten door de UAH-temperatuurmeting (Spencer en Christy) was tien jaar later in 2016.
Dit is in overeenstemming met de theorie, dat veranderingen in de zonneactiviteit door een vertraging pas 11 jaar later invloed heeft op het klimaat op aarde.

Figuur 8. De stromingsdruk van de zonnewind 1967-2023
De stroomingsdruk van de zonnewind was lager tijdens de koude periode van de jaren 70, wat suggereert dat het een variabele is die mede het klimaat beïnvloedt; maar het heeft een zwakke tot niet-bestaande correlatie met andere zonneparameters en het klimaat op aarde.

Figuur 9. De EUV op zonne-energie
De universiteit van Bremen registreert de ultraviolette straling van de zon bij 280 nm en produceert de gegevens in de deze grafiek. Zonnecyclus 25 volgt later dan de cycli van de Moderne Warme Periode, maar heeft nu al wel hun amplitude bereikt.

Figuur 10. De dichtheidsverhouding alfadeeltjes/protonen
Dit is een andere zonneparameter die anders is dan alle andere. Nogmaals, die was vlak tijdens de afkoelingsperiode van de jaren 70 en reageerde daarna op de zonnecyclus, maar in een dalende trend gedurende de laatste 45 jaar.

Figuur 11. Het Noord-Amerika Ex-Groenland maandelijks sneeuwdek 1971-2023
Als de aarde aan het opwarmen of afkoelen is, zou je verwachten dat dat zou worden weerspiegeld in het sneeuwdek op het hoogtepunt van de zomer. Dat is de afgelopen 50 jaar niet merkbaar veranderd. Noord-Amerika werd warmer naarmate de jaren zeventig vorderden en dat wordt wel weerspiegeld in de afname van het sneeuwdek.

Figuur 12. De Pacifische tienjarige oscillatie 1890-2023
Het kan zijn dat het klimaat op aarde niet alleen de zonneactiviteit volgt, omdat er een andere belangrijke motor van het klimaat is die zijn eigen cyclus zou hebben. De bovenstaande grafiek, afkomstig van de site van professor Humlum, is het z.g.n. HadCRUT-temperatuurrecord uitgezet als een cumulatieve verandering ten opzichte van het gemiddelde van de periode van het record, op de manier van figuur 5.
Het laat zien dat er multidecadale trends zijn in de grafiek HadCRUT-temperatuurrecord. Volgens de annotatie komen deze ruwweg overeen met de veranderingen in de Pacific Decadal Oscillation (PDO: El Niño en La Niña) van verwarmend naar verkoelend en weer terug. De grafiek HadCRUT zit al bijna 50 jaar in een opwaartse trend en de BOB is al iets langer positief.
Dus we kunnen dit allemaal zo interpreteren dat, ook al was de zonneactiviteit in 2006 minder, de oorzaak waardoor de sneeuwbedekking op het hoogtepunt van de zomer nog niet is toegenomen, is doordat de zonne-klimaat nexus is overschreden door de aanhoudende positieve fase van de BOB.
Maar zal de BOB na 50 jaar nog steeds positief blijven?

Figuur 13. De commerciële zalmvangst in de Noordelijke Stille Oceaan tussen 1925 en 2021
Toevallig is er een real-world parameter die zegt dat de BOB zich nog in een positieve fase bevindt. We zijn de North Pacific Anadrome Fish Commission dankbaar voor de grafiek die de jaarlijkse zalmvangst in duizenden tonnen laat zien voor de zes landen rond de noordelijke Stille Oceaan.
De zalmvangst verplaatst zich noordwaarts naar Alaska in de positieve fase van de BOB en keert dan om in de negatieve fase. Het lijkt erop dat de vissen nog steeds naar het noorden trekken, terwijl de Canadese vangst vanaf 1990 afneemt en de Japanse vangst nog maar 20% is van wat het 20 jaar geleden was.

Hieruit volgt dat er een vermoeden rijst uit deze interpretatie van de gegevens. Wanneer de BOB uiteindelijk negatief wordt, zal het de door zonne-energie aangedreven afkoeling van 2016 zeer versnellen: het klimaat gaat dan terug naar de kleine ijstijd van de eerste helft van de 19e eeuw.


terug naar de vragenlijst

terug naar het weblog







^