Antropisch principe: het heelal is bestemd als een woonplaats voor de geest


Het begrip 'antropisch principe' heeft als strekking: de mens is het beginsel van de stoffelijke schepping, of: het heelal is er... om de mens. Dit is een opvatting die een uitkomst is van natuurwetenschappelijk onderzoek; maar ook de evolutietheorie die Darwin opstelde, is een onderdeel van dat heelal en behoort tot het antropisch principe: de evolutie is er om de mens.

"Het meest onbegrijpelijke van het heelal is,
dat wij het kunnen begrijpen!"
Albert Einstein, Duitse natuurkundige
Wij ménsen vermochten van de stóffelijke wereld
de wiskúndige grondslag te ontdekken, wat wijst
op beider wiskundige, dus gééstelijke oorsprong.

Het 'antropisch principe' (Grieks 'anthropos': mens; Latijn 'principium': beginsel) is de door de natuurkundige Robert Dicky voorgestelde en door de natuurkundigen John D. Barrow en Frank J. Tipler verder uitgewerkte gedachte, dat er een nauw verband bestaat tussen ons menszijn en de natuurkundige eigenschappen van het heelal. (bron: Wikipedia)

Robert Dicky (1960) stelde: Er is een beperkte tijd tussen het niet bewoonbare begin en einde van het heelal, waarin het leven op aarde mogelijk is. De natuurkundige Brandon Carter (1973): Hoewel de toestand waarin de mensheid verkeert niet het middelpunt van het heelal lijkt te zijn, geniet zij wel een buitengewoon voorrecht. Vóór we hier kwamen, hebben ontelbare sterren de elementen gevormd, die het leven op aarde mogelijk maakten. Maar dit was slechts mogelijk door de evenwichtige samenhang tussen alle daarvoor noodzakelijke krachten en processen.
De natuurkundige Max Planck (1920) vond dat de eigenschappen van licht slechts waren te verklaren door aan te nemen, dat licht en elektromagnetische straling i.h.a. uit hoeveelheidjes: 'kwanta' bestaat. Door zijn berekeningen vond hij de constante van Planck. Alle kwantumeffecten hingen hiermee samen en daarmee het bestaan van het heelal. Waarom hebben die constanten hun vaste en samenhangende waarden?! Want berekeningen met andere waarden dan de bestaande, leiden alle tot een heelal zonder leven.

Aan mij is getoond, dat de schepping uit en in de goddelijke algeest is; de schepping is door God als de algeest in zichzelf gedacht en wordt door God in zichzelf in stand gehouden, zolang dat voor de ontwikkeling van de menselijke geest nodig is.
Vanuit de algeest als bron komen daardoor geestelijke eigenschappen in de stoffelijke schepping tot uitdrukking, wat wordt weergegeven door de aloude hermetische spreuk 'zo boven, zo beneden'.
Nu blijkt dat deze spreuk ook in de kosmologie tot uitdrukking komt.


De mens verlaat het Ptolemeïsche wereldbeeld en ontdekt de wiskundige, want gééstelijke achtergrond van het heelal
Bron: Das kosmologische anthropische Prinzip
een lezing door Prof. Dr. Peter C. Hägele
Volgens de spreuk 'zo boven, zo beneden' (zie het menu) komen de eigenschappen van de geestelijke wereld, als de oorzaak ervan, tot uitdrukking in de eigenschappen van de stoffelijke wereld. Het gaat om de oude, esoterische wet van de overeenstemming: de schepper brengt zichzelf in zijn schepping tot uitdrukking, zoals dat bij iedere scheppende kunstenaar het geval is.

Deze stelling uit de Oudheid wordt nu bevestigd door het antropisch principe:
- het bestaan van de mens in de stoffelijke schepping is de bedoeling van een wijze, maar hier onzichtbare schepper;
- die is er de oorzaak van, dat het heelal een tehuis is voor de mens... de mens is het beginsel ervan en het heelal is in overeenstemming met de lichamelijke noden van de mens, met zijn geestelijke groei als doel.

"The temptation to believe that the Universe is the product of some sort of design, a manifestation of subtle aestetic and mathematical judgement, is overwhelming. The belief that there is something behind it all is one that I personaly share with a majority of scientists." Albert Einstein, Duitse natuurkundige

Wär' nicht das Auge sonnenhaft

Wär' nicht das Auge sonnenhaft,
Die Sonne könnt' es nie erblicken;
Läg' nicht in uns des Gottes eigne Kraft,
Wie könnt' uns Göttliches entzücken?

J.W. von Goethe
Inhoud

Natuurconstanten en de 'fijnafstemming'
Voorbeelden van fijnafstemming
Natuurkundige omstandigheden (ruim vijftig wetenschappelijke punten die laten zien, hoe buitengewoon de aarde is)
Geen toeval, maar doelgericht
Literatuur
Voor- en tegenstanders
Bevestigend onderzoek
Geestkundige nabeschouwing

Natuurconstanten
Het 'antropisch principe' is een denkbeeld over de betekenis die het heelal heeft voor de mens; dat denkbeeld is voortgekomen uit de bevindingen van natuurwetenschappers omtrent de zogenaamde 'natuurconstanten'.
Een natuur(kundige)constante vormt een vast onderdeel van een wetenschappelijke formule, waarmee natuurkundige berekeningen kunnen worden gemaakt over natuurverschijnselen.
Deze natuurconstanten zijn o.a. de lichtsnelheid, de elementaire lading, de rustmassa's van het elektron, proton en neutron, het absolute nulpunt, de gravitatieconstante, de magnetische veldconstante en het magnetische moment van het elektron en proton.
Een natuurconstante is een grootheid waarvan de waarde niet (of nauwelijks) verandert, in tegenstelling tot bijvoorbeeld temperatuur, druk, veldsterkte en elektrische spanning, die met deze natuurkundige formules kunnen worden uitgerekend. Er zijn er 38 (zie hiervoor Wikipedia).

Als voorbeeld de 'gasconstante'. De gasconstante is de evenredigheidsconstante R die voorkomt in de algemene gaswet, die luidt: pV=nRT, waarin p de druk, V het volume, n het aantal mol en T de absolute temperatuur van het gas is (bron Wikipedia).
De constante is de factor, die beide zijden van de vergelijking gelijk maakt.

De fijnafstemming van de natuurconstanten

Het is gebleken dat de waarden van al die constanten zo met elkaar samenhangen, dat de omstandigheden in het heelal - en daarmee op aarde - geschikt zijn voor het ontstaan en blijven voortbestaan van aardse levensvormen. Dat deze samenhang van de natuurconstanten (de 'fijnafstemming' genoemd) door toeval zou zijn ontstaan, is volgens de kansberekening uitgesloten.
Zou namelijk ook maar één van deze constanten veranderen, dan heeft dat invloed op alle andere, waardoor de omstandigheden in het heelal en op aarde minder tot ongeschikt zouden worden voor het bestaan van levensvormen.

terug naar de Inhoud
"God heeft alles naar maat, getal en gewicht geordend."
Wijsheid van Jezus Sirach (11:20) 3e eeuw v.Chr.



Voorbeelden van fijnafstemming
In de jaren vijftig bestond er nog onduidelijkheid over de vorming van elementen in sterren, zoals bijvoorbeeld koolstof, noodzakelijk voor het ontstaan van levensvormen. Bij de vorming van koolstof in sterren vormen twee heliumkernen door kernfusie eerst het element beryllium, dat dan nog een derde heliumkern moet opnemen om koolstof te vormen - maar... beryllium is onstabiel.
De Amerikaanse astronoom Fred Hoyle ontdekte dat de waarschijnlijkheid voor een berylliumkern om een heliumkern in te vangen veel groter was, als het om een koolstofkern in een tijdelijk aangeslagen toestand zou gaan, die precies de juiste energie zou hebben. Alleen was een kern met deze eigenschappen nog nooit aangetoond.
Niet lang na Hoyle's voorspelling werd er echter wel degelijk zo'n aangeslagen toestand gevonden. Maar die aangeslagen toestand van koolstof is zeer gevoelig voor een denkbeeldige verandering van een aantal natuurconstanten. Varieer de constanten in gedachten een beetje en er zou geen koolstof en dus ook geen levensvormen, zoals wij die kennen, kunnen ontstaan.
De uitspraak van Fred Hoyle na deze ontdekking: "Nothing has shaken my atheism as much as this discovery."
En later: "Wanneer we ons gezonde verstand gebruiken om de feiten te interpreteren, lijkt het erop dat een superintellect de fysica heeft gemanipuleerd, alsook scheikunde en biologie, en dat er geen sprake is van blinde krachten in de natuur. De getallen die je vanuit de feiten kunt berekenen zijn zo overweldigend op elkaar afgestemd, dat deze conclusie wel bijna boven alle twijfel verheven is."
De Brits-Australische fysicus en schrijver Paul Davies schreef er een boek over: 'The Goldilocks Enigma'.

Steven Weinberg (Nobelprijs natuurkunde 1979) vroeg zich af of er met een iets andere waarde van de 'kosmologische constante' nog steeds leven in het universum zou bestaan. Hij sloeg aan het rekenen en vond dat als die constante een factor honderd groter of kleiner zou zijn dan de toen bekende, heel kleine waarde (10-120 in Planckeenheden), de vorming van sterrenstelsels en planeten onmogelijk zou zijn.
Daar was hij niet blij mee, want nu kon hij het antropisch principe niet langer terzijde schuiven als een verklaring voor het bestaan van die kleine kosmologische constante en van het belang van de fijnafstemming ervan.

terug naar de Inhoud
"Uit de grootheid en schoonheid van de schepping
is af te leiden, wie de schepper ervan is."
Wijsheid van Jezus Sirach (13:5) 3e eeuw v.Chr.



Natuurkundige omstandigheden
Naast deze fijnafstemming van de kosmologische constanten zijn er veel natuurkundige omstandigheden in het heelal, in het sterrenstelsel, in het zonnestelsel en op de aarde met zijn uitzonderlijke maan, waarvan het bestaan van levensvormen ook afhankelijk is, zoals:

In het heelal
1 Volgens de deeltjesfysica zou het universum eigenlijk niet kunnen bestaan. Maar o wonder, het bestaat toch... doordat antimaterie door onbekende oorzaak verdween.
2 De uitdijing van het heelal: als het heelal trager was uitgedijd, zou het uitdijen zijn gestopt en zou het heelal zijn ineengeklapt voordat er sterren waren ontstaan. Als het sneller was uitgedijd, zouden er geen sterrenstelsels zijn ontstaan.
3 De snelheid van het licht: elke natuurkundige wet laat zich beschrijven als een functie van de snelheid van het licht (die nu is vastgesteld op 299.792.458 m/sec). Zelfs de geringste variatie in de lichtsnelheid zou de andere constanten wijzigen en leven onmogelijk maken.
4 De zwaartekracht: als de zwaartekrachtconstante 10-38 procent groter was, dan zou de zon zijn waterstofvoorraad te snel verbruiken; of als die kleiner was, dan zou in de zon geen kernfusie op gang zijn gebracht en zou leven op aarde niet kunnen bestaan.
5 De zwakke kernkracht: als die groter was, dan zou de zon zijn waterstofvoorraad te snel verbruiken en indien kleiner, dan zou de zon te weinig energie uitstralen om leven op aarde mogelijk te maken.
Psalmen 8:5-7
Wat is de sterveling dat U aan hem denkt,
het mensenkind dat U naar hem omziet?
Niet veel minder dan een engel
hebt Gij hem geschapen,
hem omkleed met schoonheid en met pracht;
heel uw schepping aan hem onderworpen,
alles aan zijn voeten neergelegd.
6 Het ontstaan van levensvormen is alleen mogelijk op een geschikte planeet. Uit het onderzoek naar het voorkomen van exoplaneten in het heelal blijkt, dat tal van sterren planeten bezitten. Dat doet sterk vermoeden dat het vormen van planeten rond een ster de gebruikelijke gang van zaken is en die ster- en planeetvorming verloopt zeer doelmatig.
Klik hier voor een artikel waarin die planeetvorming wordt beschreven.
7 De vorming van de elementen die het heelal samenstellen en waarvan koolstof, waterstof, stikstof, zuurstof, zwavel en fosfor onmisbaar zijn voor het ontstaan van levensvormen.
8 De vorming van water in het heelal, wat onmisbaar is voor het ontstaan en voortbestaan van levensvormen.

9 Hoe dieper we de kosmos inkijken, hoe vreemder die lijkt, waardoor er nog heel veel onbeantwoorde vragen zijn.

In het sterrenstelsel
1 Ons sterrenstelsel (de Melkweg) blijkt uniek te zijn, het draait op een meer georganiseerde manier om zijn as en heeft een zeer grote massa.
2 Ons sterrenstelsel blijkt bezaaid te zijn met planetaire stelsels, die echter sterk van het onze verschillen. In ons zonnestelsel is de planeet die het dichtst bij de zon staat - Mercurius, met een omlooptijd van 88 dagen - ook de kleinste. Maar NASA's Kepler-ruimteschip heeft duizenden stelsels ontdekt die vol zitten met zeer grote planeten - de zogenaamde super-aardes - die in zeer kleine banen te dicht op hun moederster staan en die - meerdere keren per 10 dagen - veel te snel rond hun ster draaien om bewoonbaar te kunnen zijn.
Toekomstig onderzoek moet ook uitwijzen waarom ons superaarde-loze zonnestelsel anders is dan de meeste andere zonnestelsels.
Klik hier voor een artikel over het voorkomen en de eigenschappen van veel aardachtige exoplaneten.
3 De Melkweg herbergt miljoenen sterren die vergelijkbaar zijn met onze zon, maar de zoektocht naar een aardachtige planeet is waarschijnlijk vergelijkbaar met de spreekwoordelijke zoektocht naar een speld in een hooiberg, doordat een kwart van de sterren hun planeten weer opneemt.
4 Schadelijke röntgenstralen van supernova's kunnen de atmosfeer van planeten die zich tot op 160 lichtjaar afstand van een ontplofte ster bevinden, ernstig aantasten. De aarde lijkt gelukkig aan een dergelijk catastrofaal lot te ontkomen.
5 Slechts 1% van de sterrenstelsels heeft een gordel van metalliciteit waarin de elementen voorkomen, die onontbeerlijke zijn voor het ontstaan van levensvormen.

In het zonnestelsel
1 Een belangrijke voorwaarde voor het ontstaan van levensvormen is de zo genaamde leefbare zone, bewoonbare zone of 'groene zone', in Amerika ook wel 'Goldilocks zone' genoemd (naar 'Goudlokje en de drie beren', een Engels sprookje).
Die zone is een denkbeeldig gebied op de juiste afstand rond een ster; in dat - betrekkelijk smalle - gebied is het niet zo warm dat eventueel water op een planeet verdampt (Venus); maar ook niet zo koud dat het aanwezige water bevriest (Mars).
"Wanneer men het heelal beschouwt, erkent
iedereen een opperwezen en nog meer zij,
die de orde van het heelal beschouwen."
Swedenborg, Hemelse Verborgenheden 1308
M.a.w.: alleen op een planeet die zich in dat kleine, smalle, op de afbeelding groene gebied bevindt, zoals de aarde, kan water zich in vloeibare toestand bevinden: een onmisbaar vereiste voor het voorkomen van levensvormen zoals wij die kennen.
2 Voor een planeet is niet alleen de afstand tot de zon van belang om leefbaar te zijn, maar ook de omvang doet ertoe: is die te grooot, dan worden te veel gassen vastgehouden en ontstaat een te dikke dampkring, maar is die te klein, dan zijn er te weinig vluchtige elementen.
3 In protoplanetaire schijven rondom jonge sterren blijkt de hoeveelheid organische moleculen, nodig voor het ontstaan van levensvormen, het grootst te zijn in de leefbare zone, daar, waar aardachtige planeten ontstaan.
4 De ster moet niet teveel uitbarstingen (zonnevlammen) vertonen, anders komen er teveel geladen deeltjes op een planeet terecht, die eventueel aanwezige levensvormen doden en/of een eerst wel aanwezige atmosfeer wegblazen. Hieraan voldoet onze ster, de zon; maar slechts 10% van alle sterren behoort tot de orde van de G-sterren zoals onze zon.
De meest voorkomende soort sterren in ons sterrenstelsel zijn rode dwergen, M-sterren. Ze zijn kleiner dan gele dwergen zoals onze zon, maar veel onrustiger. Zij bombarderen eventueel aanwezige planeten met een dosis krachtige straling.
5 De helderheidsvariaties van de zon zijn 5x geringer dan die van andere zonachtige sterren, wat bevorderlijk is voor het ontstaan en voortbestaan van levensvormen.
Klik hier voor een artikel over dit onderwerp.
6 De middelpuntvliedende kracht van de planetaire bewegingen: als die niet in evenwicht was met de zwaartekracht van de zon, zou er niets in een baan om de zon kunnen blijven draaien.
7 Klik hier voor een artikel over het verband tussen druk en temperatuur in de atmosfeer van een planeet en het feit, dat dat verband op aarde juist goed is voor het ontstaan van leven. Als de druk te laag is, verdampt het water in de ruimte, zoals op Mars is gebeurd.
8 Deze studies laten zien hoe zeldzaam en speciaal onze planeet is. Voor zover we nu weten - na 4000 onderzochte exoplaneten - is de aarde de enige planeet in het universum geschikt voor menselijk leven. Complexe ecosystemen zoals de onze kunnen niet bestaan op de meeste exoplaneten in de leefbare zone.
9 Klik hier voor het verslag van een onderzoek waaruit blijkt, dat een planeet-in-wording maar weinig tijd heeft om voldoende groot te worden om later leefbaar te zijn. Daarvoor moet een ster zijn waterstof niet te snel in helium omzetten.
10 De baan van Jupiter als buitenplaneet: als Jupiter niet in zijn huidige baan stond, zou de aarde worden gebombardeerd met overal rond de zon draaiend ruimtepuin. Jupiters zwaartekrachtveld werkt als een kosmische stofzuiger, doordat het planetoïden en kometen aantrekt, die anders de aarde zouden kunnen raken. Dat heeft de noodzakelijke, gelijkmatige omstandigheden op aarde om leven te laten ontstaan, zeer bevorderd.
11 Uit onderzoek blijkt dat zware planeten, zoals Jupiter, de leefbaarheid op kleinere planeten kunnen beïnvloeden.
12 Een extra planeet in ons zonnestelsel zou het einde van het leven op aarde kunnen betekenen.
13 Astronomen hebben in het grote aantal planeetstelsels dat tot nu toe is ontdekt, vier soorten kunnen onderscheiden. De geordende soort waartoe ons planetenstelsel behoort, is vrij uniek te noemen.
14 Metaalarme sterren zoals onze zon zenden meer ozon-vormende uv C-straling uit waardoor een dikkere ozonlaag wordt gevormd, wat bevorderlijk is voor het ontstaan van leven.
15 Veel sterren hebben een sterker magnetisch veld dan gedacht, waardoor veel exoplaneten toch niet bewoonbaar zijn.

De maan
1 De zeer bijzondere rol die de aanwezigheid van de maan heeft gespeeld bij de vorming en het voortbestaan van levensvormen op aarde. De invloed die de maan op de aarde heeft uitgeoefend, is daarvoor van doorslaggevend belang geweest.
Tot nu toe zijn er bij de 5300 ontdekte exoplaneten nog geen manen gevonden (ook twee vermoedelijke manen bleken toch niet te bestaan).
2 Het ontstaan van de maan uit de nog jonge aarde volgens de uitworptheorie van R. de Meijer, W. van Westrenen en V. Anisichkin
3 De vondst van graniet op de maan is bijzonder, want het toont aan dat de maan meer op de aarde lijkt dan gedacht. Op aarde wordt graniet gevormd dankzij de aanwezigheid van water en platentektoniek, verschijnselen die op de maan ontbreken.
Deze vondst ondersteunt de uitworptheorie: de maan is ontstaan uit de aarde.
4 Het ontstaan van de maan volgens de planetaire botsingstheorie. Volgens deze theorie zijn de meeste elementen die onmisbaar zijn voor het ontstaan van leven op aarde - waaronder koolstof en stikstof - waarschijnlijk afkomstig van een andere planeet, Theia genoemd (Grieks 'theia': godin, zij was de moeder van de maangodin Selene), die tegen de nog jonge aarde botste.
5 Zonder de verstrengelde magnetosferen van de aarde en de maan was de aarde nu waarschijnlijk niet leefbaar geweest.
6 De aarde is uitzonderlijk koolstofarm vergeleken met andere hemellichamen, zoals de zon, andere planeten en kometen. Een teveel aan kooldioxide in de atmosfeer - zoals op Venus en Mars - zou de aarde onleefbaar hebben gemaakt.
Klik hier voor een artikel over de theorie die tracht te verklaren, waardoor de aarde in deze koolstofarme toestand is gekomen.
7 De aantrekkingskracht tussen aarde en maan: als die kracht groter was dan hij nu is, zou de invloed op de getijden van de oceanen, de atmosfeer en de rotatieperiode van de aarde te sterk zijn en ook als ze minder sterk was, zouden veranderingen in de omloopbaan en -tijd van de maan voor een onstabiel klimaat zorgen. In beide gevallen zou er op aarde geen leven mogelijk zijn.
Klik hier voor een samenvatting van de levenbevorderende invloeden die de maan op de aarde heeft.
8 In vergelijking met de andere planeten heeft de aarde een grote maan. Daardoor heeft de maan een stabiliserende invloed op de tollende bewegingen van de aarde. Bovendien heeft ook het veroorzaken van getijden een gunstige invloed gehad op de ontwikkeling van het leven op aarde, doordat door de schurende werking van water door eb en vloed mineralen uit gesteenten werden opgelost.
9 Daarnaast hebben de maangetijden ook een stabiliserende invloed op het klimaat en daarmee op de leefbaarheid.
10 De helling van de aardas: deze is met 23,4° graden juist goed. Bij een geringe wijziging zouden de verschillen tussen de oppervlaktetemperaturen tijdens zomer en winter, te groot zijn.
Klik hier voor een verhandeling over dit onderwerp.
11 De rotatieperiode van de aarde (omwentelingssnelheid): als die langer duurde dan 24 uur, zouden de temperatuurverschillen tussen dag en nacht te groot zijn. Als die periode korter was, zouden de windsnelheden in de atmosfeer te groot zijn.
De hemel verkondigt Gods heerlijkheid,
het uitspansel toont ons
het werk van zijn handen.
De dag roept het toe aan de volgende dag,
de nacht geeft het door aan de nacht.
Geen woord wordt gesproken,
geen stem weerklinkt,
geen enkel geluid is te horen;
toch klinkt over heel de aarde hun roep,
hun boodschap dringt door tot het einde
van de wereld.     Psalmen 19:1-5
12 Door de verhouding van eigenschappen van de zon, de aarde en de maan, is in dit zonnestelsel en in dit tijdperk het natuurverschijnsel zonsverduistering alleen op aarde te zien.

Op de aarde (het juiste klimaat)
1 Eén theorie verklaart dat een groot deel van het water op aarde - noodzakelijk voor het ontstaan van levensvormen en een leefbaar klimaat - uit het waterrijke gesteente kwam waaruit de aarde is ontstaan, een andere dat het water uit de 'natte' buitengebieden van het planetenstelsel door de botsing met de protoplaneet Theia op aarde terecht is gekomen.
2 Water is één van de belangrijkste bestanddelen voor het voorkomen van leven op een planeet. Maar een planeet moet er ook weer niet te veel van bezitten, want dan kan deze onleefbaar worden.
Op Mars zijn nog steeds geen sporen van leven gevonden. Er is door de Marsrover Curiosity op de berg Mount Sharp wel de aanwijzing gevonden dat er ooit vloeibaar water moet zijn geweest, aan de hand van modder in hexagonale vorm, veroorzaakt door afwisselend vochtig worden en weer opdrogen.
3 Het aardmagnetische veld. Het aardmagnetisme wordt opgewekt doordat er een stilstaande, hete kern in de aarde is, met daaromheen een binnenmantel van vloeibaar ijzer en nikkel, die draait door de Corioliskracht van de draaiende aarde. De stilstaande kern en de bewegende binnenmantel werken samen als een dynamo. De geladen deeltjes in de draaiende mantel, de ionen, bewegen en bewegende elektrische ladingen wekken een magneetveld op.
In dit tijdperk ligt de magnetische zuidpool naast de geografische noordpool en omgekeerd.
Het aardmagnetisme beschermt de dampkring van de aarde tegen de zonnewind: dat zijn snelle, geleden deeltjes, uitgezonden door Coronale Massa Ejecties, die langzaam maar zeker de moleculen van de dampkring zouden wegblazen als er geen beschermend aardmagnetisme zou zijn. Leven op aarde zou daardoor onmogelijk worden.
Alleen de aarde en Mercurius beschikken in dit zonnestelsel over zo'n veld.
Klik hier voor een verhandeling over dit onderwerp.
4 Vulkanisme en CO2: al het leven op aarde is gebaseerd op koolstof. De chemie van het leven, de organische chemie - een onderdeel daarvan is de biochemie - is in feite koolstofchemie, zoals het ook wordt genoemd. De bron van al deze koolstof is CO2, dat in de aardse atmosfeer aanwezig is. Er wordt verondersteld dat de oorspronkelijke bron van deze atmosferische CO2 de enorme vulkaanuitbarstingen zijn geweest, die tijdens de vroege geschiedenis van de aarde veelvuldig plaatsvonden. De buitengewone hitte in het inwendige van de aarde, veroorzaakte de oxidatie van koolstof C tot CO2, dat door vulkanisme in de atmosfeer terechtkwam.
In het huidige tijdperk is CO2 met 0,04 procent in de atmosfeer aanwezig, naast stikstof, N2 (78%) en zuurstof, O2 (21%). Het is niet alleen in de atmosfeer, maar ook door het zeewater opgenomen (de hydrosfeer), waar het het voedsel levert voor de fotosynthese van soorten zoals fytoplankton en kelp.
Als er niet voldoende CO2 in de atmosfeer en hydrosfeer zou zijn, dan zouden er geen levensvormen op aarde mogelijk zijn zoals wij die nu kennen. Al het leven op aarde is van atmosferisch CO2 afhankelijk, dat door het plantenrijk wordt opgenomen voor fotosynthese en plantengroei, en zo voedsel levert voor dier en mens.
Ook het zuurstof in de atmosfeer werd gevormd door middel van fotosynthese, eerst door cyanobacteriën (blauwalgen), later door groene algen en veel later door landplanten.
Klik hier voor een verhandeling van David Attenborough over dit onderwerp.
5 Het ontstaan van levensvormen op aarde heeft hoogswaarschijnlijk plaatsgevonden onder bijzondere, chemische omstandigheden op de zeebodem in de buurt van vulkanen met z.g.n. black smokers, in krachtig bewegend zeewater.
6 Peptidevorming (eiwitvorming nodig voor levensvormen) wordt aanzienlijk versneld door krachtig bewegend zeewater, zoals in zeeschuim.
7 De aanwezigheid van een atmosfeer, de dampkring, die er ook voor zorgt dat de hemel blauw is. Dit komt doordat het blauwe licht uit het zonnespectrum door luchtmoleculen wordt verstrooid. Hoe kleiner de golflengte des te groter is de verstrooiing van het licht. Rood licht met de grootste golflengte wordt bijna niet verstrooid.
Dit hangt samen met de verstrooiingswet van Raleigh, die zegt dat: de verstrooiing van licht is omgekeerd evenredig met de vierde macht van de golflengte.
Hierdoor bereikt veel rood licht de aarde, waar het door planten wordt opgenomen voor de fotosynthese, terwijl het groene licht wordt teruggekaatst, wat planten hun groene kleur geeft. Deze fotosynthese is de bron van zetmeel en zuurstof, waarvan alle levensvormen op aarde afhankelijk zijn voor hun bestaan.
8 Het zuurstofpeil in de atmosfeer: de atmosfeer van de aarde bestaat voor 21 procent uit zuurstof. Dat nauwkeurig vaststaande getal is een 'antropische constante' (waarde, nodig voor het bestaan van levensvormen) die leven op aarde mogelijk maakt. Als het 25 procent was, zouden er spontaan branden uitbreken, als het 15 procent was, zouden levende wezens stikken.
9 Het koolstofdioxidepeil: in de atmosfeer van de aarde wordt de hoeveelheid koolstofdioxide van nature op een redelijk peil gehouden doordat er een evenwicht is tussen koolstofdioxide als gas in de atmosfeer en opgelost in de oceanen. CO2 speelt in de atmosfeer een rol als broeikasgas: daardoor is de temperatuur op aarde ± 15°, blijft water vloeibaar en kunnen planten hun fotosynthese voortzetten en groeien, zodat er water en voedsel is voor alle levensvormen op aarde.
10 De samenstelling van de atmosfeer: naast het zuurstof- en koolstofdioxidepeil is ook de nauwkeurig afgestelde verhouding tussen de hoeveelheden stikstof, zuurstof, koolstofdioxide en ozon in de samenstelling van de atmosfeer op zich een antropische constante.
11 De atmosferische transparantie: de huidige eigenschappen van de atmosfeer zijn absoluut essentieel voor het leven op aarde. Als de atmosfeer minder transparant was, zou te weinig zonnestraling het aardoppervlak bereiken. Als ze transparanter was, zouden we aan te veel zonnestraling worden blootgesteld.
12 De hoeveelheid waterdamp in de atmosfeer: als die hoger was dan het nu is, zou door het broeikaseffect de temperatuur te hoog worden voor menselijk leven. Als het lager was, zou door een te gering broeikaseffect de aarde te koud worden voor de mens.
13 De atmosferische, elektrische ontladingen: bliksems; als die frequenter waren, zou er teveel worden vernietigd door vuur. Als ze minder frequent waren, zou er te weinig stikstofbinding in de atmosfeer plaatsvinden en er daardoor te weinig stikstofverbindingen (nitraten) in de grond komen voor plantengroei.
14 Niet alleen moet een planeet een harde bodem hebben, ook de dikte van de aardkorst is van belang: als die dikker was, zou er teveel zuurstof door de korst worden opgenomen, waardoor er te weinig overblijft om het leven te kunnen onderhouden. Als hij dunner was, zou de toegenomen vulkanische en tektonische activiteit (aardbevingen) het leven onmogelijk maken.
15 Ook de verdeling van de landmassa over de planeet kan de leefbaarheid ervan beïnvloeden.
16 De aarde is - voor zover we weten - de enige planeet in ons zonnestelsel met plaattektoniek én de enige planeet met leven. En dat is geen toeval.
17 De seismische activiteit in de aardkorst: als er meer seismische activiteit was, zou er veel meer leven verloren gaan. Als er minder was, zouden de minerale voedingsstoffen op de oceaanbodem en in de afvoer van rivieren niet worden teruggegeven aan de continenten door middel van tektonische opheffing. Zelfs aardbevingen zijn nodig om het leven op aarde zoals wij het kennen, te onderhouden.
18 Een planeet moet niet te veel massa hebben i.v.m. de zwaartekracht. Is die te groot, dan belemmert dat de beweeglijkheid van eventuele levensvormen en daarmee het zoeken van voedsel en het zorgen voor voortplanting.
19 Dankzij water-gerelateerde oppervlaktekoeling zijn de aardse temperaturen gebonden aan een smalle bandbreedte op een temperatuurniveau, dat uitstekend past bij het leven op aarde (zie figuur 3 aldaar). Dankzij deze stabiliteit hebben levensvormen zich over vele honderden miljoenen jaren op aarde kunnen ontwikkelen.
20 Uit onderzoekingen komt steeds meer naar voren, dat de aarde een unieke planeet is. De kans dat bij de aardachtige exoplaneten een planeet zoals de aarde voorkomt, is minder dan 1%. Terwijl een kans van 5% al een zeldzaamheid wordt genoemd.

Bron van deze punten is voor een deel: het boek van filosoof Norman Geisler en apologeet Frank Turek - 'Ik heb te weinig geloof om atheïst te zijn', 2004
Voor een ander deel vooral de website's van Scientias, NEMO Kennislink en van Allesoversterrenkunde.nl.

terug naar de Inhoud

Geen toeval, maar doelgericht - andere uitspraken van natuurwetenschappers
Al deze natuurkundige feiten zijn voor een aantal natuurwetenschappers reden om aan te nemen, dat het heelal is ontworpen met het doel levensvormen te laten ontstaan. Het heelal is niet door toeval ontstaan (toeval is de mening van driekwart van de - atheïstische en reductionistische - natuurwetenschappers) maar is met een plan doelgericht (teleologisch) ingericht. Er moet sprake zijn van een intelligente schepper, God, die met het bestaan van het heelal een bedoeling heeft, namelijk de ontwikkeling van levensvormen, waaronder die van de mens.
1 J.D. Barrow en F.J. Tipler in hun boek: The Anthropic Cosmological Principle, p. 682. Oxford: Clarendon Press 1986: "Een moderne theoloog zou wensen dat hij kon zeggen, dat het leven in zijn geheel in het Punt Omega almachtig, alomtegenwoordig en alwetend is!" Met die 'moderne theoloog' bedoelen zij Pierre Teilhard de Chardin, wiens gedachtengoed geheel aansluit bij dat van het antropisch principe. Als priester én paleontoloog beschreef hij de evolutie als een uitwendig, stoffelijk gebeuren, maar met een geestelijke 'binnenkant', die uiteindelijk tot God voert, het 'Punt Omega'.
2 Paul Davies, hoogleraar, natuurkundige, astrobioloog: "There is for me the powerful evidence that there is something going on behind it all. The impression of design is overwhelming." (Paul Davies, 1988)
"De huidige structuur van het heelal is klaarblijkelijk zo gevoelig voor kleine veranderingen in haar constanten, dat het moeilijk is de indruk te negeren dat het goed doordacht is ontworpen. De ogenschijnlijk wonderlijke samenwerking van deze constanten en waarden moet het meest overtuigende bewijs voor kosmisch ontwerp zijn." Uit: 'God and the New Physics' (1983), pagina 189.
3 Leonard Susskind, Amerikaans natuurkundige die de snaartheorie ontwikkelde: "Het antropisch principe stelt dat alle natuurconstanten zo zijn ingesteld (fine tuning), dat ergens in het universum biodiversiteit kan ontstaan met uiteindelijk denkende mensen zoals wij. De waarschijnlijkheid van fine tuning is astronomisch klein. Ons universum heeft een pad afgelegd door een landschap van een 'Big Bang bergtop' naar een 'heden rustig dal' met een zeer kleine maar niet gelijk aan nul zijnde kosmologische constante, zodat het uitdijen van het heelal verder heel rustig verloopt."
4 Freeman J. Dyson, natuurkundige: "Als we naar het heelal kijken en beseffen, hoeveel schijnbare, natuurkundige en astronomische toevalligheden tot ons bestaan hebben samengewerkt, dan lijkt het zeker te zijn dat het heelal in zekere zin heeft geweten, dat wij zouden komen."
5 Stephen Hawking, de bekende fysicus en Nobelprijswinnaar, schreef: "De natuurwetten die we op dit moment kennen, bevatten zeer veel fundamentele getallen [natuurconstanten], zoals de lading van een elektron en de verhouding tussen de massa van een proton en een elektron... het meest opmerkelijke feit is dat deze waardes zeer precies lijken te zijn afgesteld om zodoende leven mogelijk te maken." (uit: 'A brief history of time', 1988)
Stephen Hawking: "De meeste waarden [van de natuurconstanten] zouden universums tot gevolg hebben die, alhoewel ze zeer mooi zouden zijn, niemand zouden kunnen bevatten om die schoonheid te bewonderen. Men kan dit [ons heelal] zien als bewijs voor een goddelijk doel in de schepping van het heelal en de keuze van de natuurwetten, of als ondersteuning voor het sterke antropische principe." Uit 'Een korte geschiedenis van de tijd', blz 139.
"Het is zeer moeilijk om te verklaren waarom het universum begonnen is op precies de manier waarop het is begonnen, behalve als de daad van een God die van plan was om wezens zoals wij te scheppen." Uit 'Een korte geschiedenis van de tijd', blz 140.
6 Roger Penrose, een Engelse wis- en natuurkundige, was een van de eersten die tot de filosofische uitspraak kwam: "De buitengewoon hoge graad van fijnafstemming die astronomen en natuurkundigen hebben gevonden, is een sterke aanwijzing dat het universum een doel heeft."
7 Otto Heckmann, astronoom: "In wezen wordt de mens [...] kosmisch gezien niet bepaald door een willekeurige, maar door een uitermate nauwkeurig vooraf bepaalde kosmos. Als de mens hecht aan kosmische waarde en aan kosmische rang: hier worden deze ons allebei opnieuw in een orde van grootte aangeboden, die men nauwelijks kan overtreffen."
8 Michael J. Denton (biochemicus) beschrijft in zijn boek 'Nature's Destiny: How the Laws of Biology Reveal Purpose in the Universe' (1998) de bijzondere eigenschappen van koolstof, waardoor deze stof de grondslag is van de koolstofchemie (biochemie). Het koolstofatoom bezit de eigenschap dat het zich met andere koolstofatomen kan verbinden tot lange koolstofketens; maar het kan zich ook met andere elementen binden, zoals waterstof, zuurstof, stikstof, fosfor en zwavel, waardoor verbindingen worden gevormd die in levende cellen nodig zijn, zoals glucose, vetten, aminozuren, eiwitten en DNA.
De verbinding van waterstof en zuurstof vormt water. De meeste biochemische reacties kunnen alleen in vloeibaar water verlopen. Water is ook in staat warmte op te nemen en vast te houden, en zo levende wezens tegen te grote temperatuurverschillen te beschermen. Denton: "Water is er uniek en perfect op aangepast om te dienen als een vloeibaar medium voor leven op aarde, niet slechts in een enkel, maar in elk van haar natuurkundige en chemische karakteristieken."
9 Dr. Cyril Ponnamperuma (scheikundige), bekend vanwege zijn studies over chemische evolutie, stelde dat leven in het universum onvermijdelijk was; of zoals hij het zei: "Het doel van het universum zou het leven zelf kunnen zijn." (Ponnamperuma, 1995)
10 Lee Cronin, hoogleraar chemie aan de University of Glasgow: "Het leven bouwt dingen die niet zouden ontstaan in een willekeurige omgeving. Het leven is een mysterie, maar het is geen toeval! Het universum is erop gericht om leven te produceren. Het was onvermijdelijk. Leven is de norm, niet de uitzondering."
In verband met deze uitspraken klik hier voor het artikel 'Tien godsbewijzen' uit het tijdschrift Swedenborgiana in het Literatuuroverzicht.

terug naar de Inhoud

Literatuur
1 J. Barrow, F. Tipler, The Anthropic Cosmological Principle, Oхfоrd 1986
2 J. Gribbin, M. Rees, Ein Universum nach Maß. Bedingungen unserer Existenz, Frankfurt 1994
3 Klik hier voor de opvatting van Stephen Hawking over het 'antropisch principe', zoals beschreven in het boek van Kitty Ferguson - 'Stephen Hawking';
4 en hier voor Hawkings bespreking van dit onderwerp in zijn boek 'Het heelal'.
5 Klik hier voor een paragraaf uit het leerboek Moderne Natuurkunde van D.C. Giancoli over dit onderwerp.
6 Klik hier voor een boekbespreking van Paul Davies: 'Perfect universum' - Waarom er leven is op aarde, in het tijdschrift Gamma.
7 Klik hier voor een boekbespreking van de geneticus Francis Collins: 'De taal van God', in het tijdschrift Gamma.
8 Klik hier voor een boekbespreking van Lucas Ellerbroeks 'Planetenjagers' - Is ons heelal op maat gemaakt?
9 Klik hier voor de samenvatting van het artikel over dit onderwerp in de Encyclopædia Britannica.
10 Klik hier voor een uitgebreid, samenvattend artikel van astronoom Dr. Hugh Ross: Anthropic Principle - A Precise Plan for Humanity.
11 Klik hier voor een uittreksel uit een lezing van prof. dr. Pieter van der Kruit over de samenhang van de natuurconstanten en de mogelijkheid van het bestaan van levensvormen op aarde: Over mens en heelal, wetenschap en religie, samenhang en toeval.
12 Klik hier voor het laatste deel van de diaserie van em. prof. dr. John Heise: Het Multiversum, een eindeloos heelal, dat over het antropisch principe handelt.
13 Klik hier voor een vraaggesprek met prof. dr. Klaas Landsman over zijn boek 'Naar alle onwaarschijnlijkheid: toeval in wetenschap en filosofie'.

terug naar de Inhoud

Vóór- en tegenstanders
In de wereld van de natuurkundigen zijn er vóór- en tegenstanders van de antropocentrische opvattingen over de betekenis van de fijnafstemming van de natuurconstanten - en de daarmee samenhangende levenbevorderende omstandigheden in het heelal.
Die tegenstand hangt samen met de geestestoestand van onbewuste vereenzelviging met het stoffelijke bestaan, waarin de menselijke geest op aarde verkeert. Die toestand ontstaat doordat de geest - het levende - zich hier moet verbinden met de stof - het niet-levende. Daardoor kan de menselijke geest hier niet zichzelf zijn, kent zichzelf niet en vereenzelvigt zich daardoor met deze stoffelijke toestand, en ziet daardoor alleen de stóffelijke helft van Gods schepping... de geestelijke helft wordt niet meer gezien.
Het is daardoor dat driekwart van de natuurwetenschappers de stoffelijke helft van de schepping alleen vanuit de eigenschappen van de stóf willen verklaren. Een geestelijke verklaring wordt door hen volstrekt afgewezen - zo krachtig is de toestand van onbewuste vereenzelviging met de stof - en daardoor wijzen zij ook het antropische principe af.
Klik hier voor een artikel waarin vóór- en tégenstanders aan het woord komen.

terug naar de Inhoud

Bevestigend onderzoek:
1 Klik hier voor een artikel over de noodzaak van de juiste verhouding tussen de massa's van protonen en neutronen voor het bestaan van het heelal.
2 Klik hier voor een artikel van theoretisch natuurkundige Meißner over het ontstaan van koolstof en zuurstof, onmisbaar voor het ontstaan van levensvormen.
3 Klik hier voor een artikel over de onvermijdelijkheid van het ontstaan van leven door het zelforganiserende vermogen van moleculen. Nobelprijswinnaar Jean-Marie Lehn: "Leven is een kosmische noodzakelijkheid, geen toeval."
4 Klik hier voor een artikel met als onderwerp dat de plaats in de leefbare zone van een zon niet genoeg is voor een planeet om later leven te kunnen herbergen; ook de juiste interne ontstaanstemperatuur van die planeet is een voorwaarde om leven te kunnen laten ontstaan.
5 Klik hier voor een artikel over de bijzondere gebeurtenissen in ons zonnestelsel die het bestaan van levensvormen op aarde mogelijk hebben gemaakt.
6 Klik hier voor een artikel waarin wordt gesteld, dat de botsing met een Mercurius-achtige planeet de aarde een zodanige hoeveelheid koolstof bezorgde, dat de weg werd vrijgemaakt voor de ontwikkeling van het leven zoals wij dat kennen.
7 Klik hier voor een artikel over het bestaan van zonnevlammen, die het leven op de nog jonge aarde mogelijk maakten.
8 Klik hier voor een artikel over de noodzaak dat een jonge planeet over een beschermend magnetisch veld beschikt, opdat het ontstaan van leven mogelijk is.
9 Klik hier voor een artikel over de noodzaak van de juiste samenstelling van de planeet om bewoonbaarheid mogelijk te maken.
10 Klik hier voor een artikel over het feit dat alleen rotsachtige planeten van een bepaalde grootte in de gelegenheid zijn voldoende water op hun oppervlak te vormen en vast te houden.
11 Klik hier voor een artikel over de noodzaak, dat het jonge leven op een bewoonbare planeet door zijn eigen stofwisseling zelf voor het geschikte klimaat zorgt om er te kunnen overleven. De aarde blijkt tot nu toe de enige planeet te zijn waarop dat is gelukt.
12 Klik hier voor een artikel over de unieke eigenschappen van het kleurenspectrum van de atmosfeer van de aarde.
13 Klik hier voor een artikel over het grote aantal exoplaneten dat al is gevonden, maar waarvan er tot nu toe niet een bewoonbaar is.

terug naar de Inhoud


Geestkundige nabeschouwing
Doordat het heelal blijkt uit te dijen, kwamen natuurwetenschappers (George Lemaître) op de gedachte dat het oorspronkelijk uit één punt moest zijn voorgekomen. Maar in dat ene punt zou het gehele nu zichtbare heelal dan eerst samengebald moeten zijn geweest. Deze gedachte was toch wel bevreemdend, vandaar dat men dat punt terecht een 'singulariteit' heeft genoemd: een vreemdheid.
(Klik hier voor een artikel over de afwijkende mening van prof. dr. Erik Verlinde over dit onderwerp)
Veel natuurwetenschappers dachten en denken echter uitsluitend vanuit de stoffelijke helft van Gods schepping, vandaar dat deze gedachteontwikkeling op zichzelf niet vreemd is, maar begrijpelijk. Zij komt voort uit een eenzijdige opvatting, waarbij aan geestelijke verschijnselen geen waarde wordt gehecht, want zij zijn van mening dat dat verschijnselen zijn die immers later vanuit de stof toch nog wel zullen worden verklaard.

Gezien vanuit de geestelijke helft van Gods schepping ziet het er anders uit.
God schept vanuit zichzelf in de ongeschapen oervorm, die zich aan het geopende geestesoog voordoet als één oneindige zee van geestelijk licht en geestelijke warmte: God als de algeest. (Natuurkundigen zouden die ruimte vanuit hun gedachtenwereld vreemd genoeg een 'veld' noemen of een 'krachtveld', terwijl ze zo'n 'veld' wel als een ruimte beschrijven.)
God als de algeest schept in zichzelf door te denken nieuwe vormen, zoals de menselijke geest, door verdichting van het eigen geestelijke licht en door belevendiging daarvan met de eigen geestelijke warmte, Gods liefde; zo schept God in zichzelf vormen, die daardoor Gods eigenschappen in aanleg in zich hebben en die daarna uit kunnen groeien tot een zelfstandigheid - wat ook een goddelijke eigenschap is, daar er maar één en daardoor volkomen zelfstandige algeest is.

Bij het scheppen van levende wezens zoals zichzelf in de vorm van de menselijke geest - die daardoor een goddelijke aanleg heeft - blijven dat licht en die warmte een eenheid vormen binnen de verdichte bolvormige wolk van licht en warmte, die de menselijke geest aanvankelijk in wezen is.
Om die goddelijke aanleg tot volwassenheid te laten uitgroeien, moet de menselijke geest als het godenkind in de gelegenheid worden gesteld, zich geheel uit eigen vrije keuze en schijnbaar op eigen kracht - want daarbij onmerkbaar door God aangemoedigd en geleid - tot ontwikkeling te brengen. Daarvoor was een omgeving nodig waarin niets aanwezig was, wat de geest aan het geest-zijn van zichzelf zou herinneren... want om goddelijk te kunnen worden, moest de menselijke geest schijnbaar geheel aan zichzelf worden overgelaten, om in volle vrijheid zélf besluiten te kunnen nemen en die uit te voeren. Voor dat besluit en die handeling is het bewuste en beheerste gebruik van de geestelijke vermogens noodzakelijk: het waarnemen van de dingen, het overdenken en doorvoelen ervan en er vervolgens iets mee willen doen. Door dat zelfstandige gebruik komen zij tot ontwikkeling en dat is: geestelijke groei naar innerlijke zelfstandigheid van de vermogende geest, groei naar zelfbewustzijn en zelfbeheersing.

Voor die noodzakelijke omgeving schiep de algeest in zichzelf een ruimte, dichter dan de oneindige ruimte die de algeest zelf is - een ruimte die bestemd was de ruimte van het stoffelijke heelal voor de mens te worden. De stof is een schepping Gods in de vorm van het niet-levende, zodat dat het tegendeel van de geest als het levende zou zijn. Doordat de stof het niet-levende tegendeel van de geest als het levende is, kan de geest - overdag daarmee verbonden - niet meer zichzelf zijn en wordt de geest hier onbewust van zichzelf, en van zijn eigen goddelijke afkomst... en kan daardoor hier volkomen op zichzelf zijn, geheel aan zijn eigen vrije keuze overgelaten en daardoor ook in de gelegenheid zich op eigen kracht - maar in stilte begeleid - zelf als godenkind tot ontwikkeling te brengen.

De schepping van de stof
God als de algeest schiep die niet-levende stof in de levensruimte van de menselijke geest door opnieuw door te denken verdichtingen te scheppen, waarin Gods geestelijke licht en warmte echter níet een eenheid vormden, maar geschéiden bleven... en daardoor levenloos.
Op dezelfde wijze als God door te denken in zichzelf eerst door verdichting de menselijke geesten schiep, schiep God door te denken in de ruimte van het toekomstige, stoffelijke heelal door verdichting een lichtdeeltje, waaruit later door snelle vermenigvuldiging alle soorten fermionen (stoffelijke 'bouwstenen') zouden voortkomen, die in aanleg daarin aanwezig waren; en God schiep daarnaast door verdichting een warmtedeeltje, waaruit later door een even snelle vermenigvuldiging alle soorten bosonen (het 'cement' voor de bouwstenen) zouden voortkomen, die in aanleg daarin aanwezig waren.
De ontwikkelingen in Gods schepping verlopen door vermenigvuldiging van één deeltje of één celletje, of één zaadje, met de algeest als voedende bron.
Dit is een uitdrukking van de wet van overeenstemming, van de spreuk 'zo boven, zo beneden'.

In de lichtdeeltjes als bouwstenen, de fermionen, zijn de eigenschappen van het waarnemen (vormbaar licht) en het denken (zelfvormend licht) aanwezig, waardoor met deze deeltje vórmen (waarnemen) kunnen worden gebóuwd (denken); in de warmtedeeltjes als het cement, de bosonen, zijn de eigenschappen van het voelen (vormbare warmte) en het willen (zelfvormende warmte) aanwezig, waardoor deze deeltjes de kráchten (willen) leveren, waarmee de vormen van de fermionen bij elkáár kunnen worden gehouden door wisselwerking (voelen) tussen de deeltjes.

Wat uit een bron voortkomt, draagt de eigenschappen van die bron met zich mee; daardoor zijn ook in de elementaire deeltjes waarmee God de stoffelijke schepping schiep, de goddelijke eigenschappen - de geestelijke vermogens, het waarnemen, denken, voelen en willen - terug te vinden.
De stoffelijke schepping is een gedachte Gods en God houdt die schepping al denkende en uit liefde als een leerschool in stand, om ons als menselijke geesten, Gods godenkinderen in aanleg, de gelegenheid te geven zich op eigen kracht tot zelfstandigheid te ontwikkelen en zodoende onze goddelijke aanleg te verwerkelijken.

Zoals ook met de kwantumfysica het geval is, waar de voortkomst van deeltjes door verdichting uit een 'aangeslagen' veld wordt beschreven (kwantumveldentheorie), in overeenstemming met Gods scheppingswijze, zo voert ook de astronomie tientallen aanwijzingen aan waaruit kan worden opgemaakt, dat Gods schepping het heelal met daarin de aarde als doel had; dit om de mens een stoffelijke leerschool te geven, waarin die zichzelf geestelijk zou kunnen ontwikkelen door de tegenstand die de stof biedt, te overwinnen en zodoende krachtiger te worden.

terug naar de Inhoud

terug naar de woordenlijst A

terug naar de serie 'godsaanwijzingen' in het Menu

terug naar het weblog







^