666 - Het merkteken van het beest

Bron: 'Hebrew Insights from Revelation' door Dr. Eli Lizorkin-Eyzenberg

Eli Lizorkin-Eyzenberg legt in zijn boek de Openbaringen van Johannes uit aan de hand van de Tenach, het boek dat christenen het Oude Testament noemen.
Joodse gelovigen die het Nieuwe Testament lezen, verklaren op te merken, dat dat boek duidelijk door joodse schrijvers is geschreven. De eerste 'christenen', de eerste volgelingen van Jezus, waren immers - naast Romeinen - voornamelijk joden. Daardoor is het goed dat Eli Lizorkin-Eyzenberg ook het boek Openbaringen beschouwt vanuit een joods gezichtspunt.
In onderstaand stukje behandelt hij het 'merkteken' uit Openbaring 13:16.

Wanneer bijbeluitleggers de bladzijden van de Bijbel zouden raadplegen in plaats van het voorpaginanieuws, zou de bijbelse betekenis van het 'merkteken' duidelijker worden.
De Openbaring van Johannes beschrijft het merkteken dat op "de rechterhand of het voorhoofd" wordt geplaatst (Openbaring 13:16), wat de beschrijving van Gods geboden in de Thora weerspiegelt: "Gij zult ze binden als een teken op uw hand en zij zullen zijn als woorden tussen uw ogen" (Deuteronomium 6:8; vgl. 11:18).
Op basis van dit vers bevestigden latere joden 'tefillin' (תפלין) - kleine doosjes met bijbelteksten - met 'gebedsriemen' op hun handen en voorhoofd. In het Griekse Nieuwe Testament worden tefillien gebedsriemen (φυλακτήρια; Matt 23:5) genoemd en gelovige joden dragen deze rituele voorwerpen tijdens het gebed tot op de dag van vandaag. Vanuit Joods gezichtspunt is het dus onmiddellijk duidelijk dat het 'merkteken van het beest' het tegenovergestelde betekent van de goddelijke geboden; dit merkteken aanvaarden betekent Gods geboden [of beter 'richtlijnen'] verwerpen.

Een gebeurtenis in Ezechiël heeft een voorloper in Exodus. Mozes beschrijft daar de betekenis van het Pascha en zegt tegen zijn volk: "Je moet op die dag tegen je kind zeggen: 'Het is vanwege wat de Heer voor mij heeft gedaan toen ik uit Egypte kwam.' En het zal voor jou als een teken zijn uw hand (ידך; yadekha) en als een gedachtenis tussen uw ogen, zodat de leer van de Heer (תורה; torah) in uw mond moge zijn" (Exodus 13:9). Net als in Ezechiël dragen degenen die God redt het goddelijke merkteken.
Later in hetzelfde hoofdstuk van Exodus zegt Mozes tegen het volk dat ze hun eerstgeborenen aan God moeten toewijden en de reden voor deze praktijk is een herinnering aan Israëls redding. "Want toen Farao koppig weigerde ons te laten gaan," zegt Mozes, "dood de Heer alle eerstgeborenen in het land Egypte, zowel de eerstgeborenen van de mens als de eerstgeborenen van de dieren... maar alle eerstgeborenen van mijn zonen verlos ik. Het zal zijn als een teken op uw hand en op uw voorhoofd tussen uw ogen, want door sterke hand heeft de Heer ons uit Egypte geleid" (13:15-16).
Het merkteken van de Heer betekent verlossing van dood en vernietiging, en Openbaring beschrijft het als het omgekeerde voor hen, die het merkteken van het beest aannemen.

Toevoeging: Zowel op het voorhoofd tussen de ogen als op de hand bevindt zich een chakra. Een chakra is door een etherisch kanaaltje met een vermogen van de menselijke geest verbonden. Daardoor hebben de plaatsen op het voorhoofd en op de hand een geestelijke betekenis, en zijn ze door de menselijke geest heen met God verbonden.

The Mark of the Beast
When interpreters consult the pages of Scripture, rather than frontpage news, the biblical connotation of the mark becomes clearer. Revelation describes the mark being placed on "the right hand or the forehead" (Rev. 13:16), which echoes the description of God's commandments in the Torah: "You shall bind them as a sign on your hand, and they shall be as frontlets between your eyes" (Deuteronomy 6:8; cf. 11:18). Based on this verse, later Jews affixed Tefillin (תפלין) - small boxes containing biblical texts—to their hands and foreheads. In the Greek New Testament, tefillin are called "phylacteries" (φυλακτήρια; Matt 23:5), and observant Jews wear these ritual adornments during prayer to this day. Thus, from a Jewish perspective, it is immediately clear that the "mark of the beast" takes the place of the divine commands; to accept this mark is to reject the will of God.

The event in Ezekiel has precedent in Exodus. Describing the meaning of Passover, Moses tells his people, "You shall tell your child on that day, 'It is because of what the Lord did for me when I came out of Egypt.' And it shall be to you as a sign on your hand (ידך; yadekha) and as a memorial between your eyes, that the Lord's teaching (תורה; torah) may be in your mouth" (Exodus 13:9). As in Ezekiel, those whom God saves bear the divine mark. Later in the same chapter of Exodus, Moses tells the people to consecrate their firstborn to God, and the rationale for this practice is a recollection of Israel's salvation. "For when Pharaoh stubbornly refused to let us go," says Moses, "the Lord killed all the firstborn in the land of Egypt, both the firstborn of man and the firstborn of animals... but all the firstborn of my sons I redeem. It shall be as a sign on your hand and frontlets between your eyes, for by a strong hand the Lord brought us out of Egypt" (13:15-16). The mark of the Lord signifies salvation from death and destruction, and Revelation presents the negative inverse for those who take the mark of the beast.
Source: 'Hebrew Insights from Revelation' by Dr. Eli Lizorkin-Eyzenberg


terug naar de vragenlijst

terug naar het weblog







^