vreugde


Vreugde is een gemoedsgesteldheid in de geest zelf, die wordt gekenmerkt door levendige gevoelens van instemming en overeenstemming met bepaalde personen, ervaringen of denkbeelden. Die levendige gevoelens hangen samen met de levendigheid van de geestelijke warmtetoestand, die zodanig is, dat het geestelijke licht daardoor begint te stralen. Dat geestelijke 'stralen' is de oorspronkelijke betekenis van het woord 'blijheid'; 'het blij zijn' en 'het verheugd zijn' betekent: 'stralend zijn'. In de geestelijke wereld straalt de geest dan licht uit.
Het gevoel van vreugde ontstaat doordat de geest met iets aangenaams kan instemmen, het kan aannemen, waardoor de gemoedsgesteldheid daarmee in overeenstemming komt. De oorzaak van die instemming kan velerlei zijn: ontmoetingen, uiterlijke gebeurtenissen, aangename ervaringen, aanzien en bezit, innerlijke ervaringen, verheven gedachten en inzichten, en uiteindelijk: zelfervaring en zelfkennis van zichzelf als menselijke geest, herenigd met de bron ervan: God.
Hoe meer de oorzaak van de vreugde in de buitenwereld ligt, hoe meer de geest van die oorzaak afhankelijk is en hoe tijdelijker die vreugde zal zijn. Hoe meer de geest vreugde in zichzelf kan vinden, hoe onafhankelijker de geest voor zijn vreugde is en hoe duurzamer die zal zijn (zie ook: verdriet).

Gevoelens ontstaan doordat iets wordt waargenomen en zo nodig overdacht; ze kunnen ontstaan door waarnemingen en overdenkingen. De oorzaak van een gevoel als ware, blijvende vreugde is alleen in de geest zelf te vinden als de geest in staat is zichzelf waar te nemen en zichzelf te overdenken; die vreugde is blijvend doordat alleen de geest eeuwig is.
Daardoor is het zelfinzicht en de zelfervaring, zoals die door een levensbeschouwing zoals geestkunde kan ontstaan, een bron van blijvende vreugde. Die levensbeschouwing houdt in, dat het tijdelijke, aardse bestaan als leerschool wordt gezien voor de groei van de menselijke geest. De geest groeit doordat die een bewust en beheerst gebruik leert maken van de vermogens door alle gebeurtenissen en wederwaardigheden in dit bestaan zoveel als mogelijk is te verwerken tot ervaringen. Wát de geest in dit bestaan ook overkomt, altijd heeft het geestelijke groei tot gevolg; want is dat niet in dít bestaan, dan in ieder geval thuis in de geestelijke wereld.
Het gaat er daarom om ook in de beproeving van benarde omstandigheden vertrouwen te blijven houden in de kern die de geest zelf is en in dat licht - in het licht van de eeuwigheid - naar de ervaringen in dit tijdelijke bestaan te kijken. Daardoor kan de geest de gemoedsrust bewaren. Daardoor blijft de geest altijd bij zichzelf en bij de bron, God, waaruit de geest is voortgekomen. Daardoor loopt de geest niet het gevaar zich in de omstandigheden te verliezen en er door te worden overweldigd, maar zal die altijd bij zichzelf kunnen blijven en bij de oorsprong. Alleen daardoor ontstaat het vertrouwen in zichzelf en het Godsvertrouwen, dat alles wat er gebeurt een bepaalde betekenis heeft - het heeft immers betekenis voor de geest zelf - waardoor er in het hart altijd sprake zal zijn van vreugde. Door geestkunde ontstaat de vreugde van het inzicht, de vreugde van de zelfkennis en Godskennis.
De innerlijke strijd is het vertrouwen daarin levend te houden tegenover de voortdurende wederwaardigheden, die de geest tegemoet komen in de tijd als stroom van leerzame gebeurtenissen.


terug naar de woordenlijst V






^