De geestelijke omvorming


Wat er tijdens de geestelijke groei in jezelf plaatsvindt, is een ómvorming binnen de zelfstandige eenheid die je als de geest bent. Doordat deze omvorming door de onbewustheid van jezelf niet in jezelf wordt erváren, kan de afstandelijke uitspraak worden gedaan dat: "De mens(!) moet het ik omvormen tot het Ik." of: "Wij(!) moeten het lagere ik leren beheersen en 'ons' richten op het hogere ik." Op de vraag wie dan die 'de mens' of 'wij' en 'ons' zijn - blijkbaar nog een derde, onmisbare zelfstandigheid in dit geheel, die dit toch zo belangrijke werk moet doen - kan geen antwoord worden gegeven... want die derde zelfstandigheid is in deze wijze van redeneren de geest die nog onbewust is van zichzelf en zich daardoor met een afstandelijk 'de mens' of 'wij' aanduidt.
Ook het omvormingswerk, dat je als ontwikkelende geest bínnen jezelf moet voltrekken, is overgedragen en wel op een gebeuren dat zich denkbeeldig buiten jezelf voltrekt, doordat een onduidelijke 'mens' of 'wij' het 'lagere ik' moet leren beheersen en zich tot het 'hogere ik' moet richten. Echter: niet 'de mens moet het ik omvormen tot het Ik', maar heel eenvoudig: 'jij zélf, met andere woorden jij als de geest, moet zichzélf innerlijk, geestelijk omvormen' - wat evenwel de moeilijkste taak is die de mens op aarde kan volbrengen. Dat deze spreekwijze toch in zwang is geraakt, is een aanwijzing voor het bestaan van de onbewustheid van de geest van zichzelf.
(Jung beschreef hoe de oude alchemisten op dezelfde wijze hun eigen innerlijke omvorming overdroegen op de chemische processen die zij zagen gebeuren in hun retorten en kolommen.)

Cultuurhelden zoals Herakles, Mithras en de stier, en Sint Joris en de draak laten zien, dat de menselijke geest een éénheid is die zélf in zichzelf zijn eigen eigenschappen moet omvormen - en wel van een toestand van onbewustheid en onbeheerstheid naar een toestand van bewustheid en beheerstheid. Hebzucht moet worden omgevormd in vrijgevigheid, bemoeizucht in verdraagzaamheid, eigenliefde in medeleven en heerszucht in vrijlaten.

Een persoon die een ongeluk heeft veroorzaakt, kan zich niet aan zijn of haar verantwoordelijkheid onttrekken door eenvoudig te zeggen: "Ik heb het niet gedaan, maar mijn égo heeft het gedaan!"
Ook heeft nog nooit iemand in zijn of haar eigen binnenwereld een zelfstandigheid ontmoet, tegen wie je zou kunnen zeggen: "Zo, ben jij nou 'mijn ego'! Hoe gaat het ermee?"
Uit deze voorbeelden blijkt de denkbeeldigheid van dit benaderende, gespleten taalgebruik, deze begrippen zijn ontsproten aan de menselijke verbeelding. Zij zijn het gevolg van het feit dat door de onbewuste vereenzelviging met de omgeving - waaronder de inhouden van je ziel - alleen op een afstandelijke wijze naar het wezenlijke van jezelf kan worden gekeken en vervolgens worden benoemd als een 'het ik' of 'het zelf'.


terug naar het overzicht






^