Jezus' komst naar de aarde
De noodzaak voor Gods heilige geest de mensheid op hun levensweg tegemoet te komenInhoud
1. Hoe het begon: de ongevormde oertoestand
2. De gevormde toestand: de vermogens als geestgedaante
3. De geestestoestand van onbewuste vereenzelviging
4. Door toenemende onbewuste vereenzelviging: geloofsafval
5. Jezus' leer is gericht op herstel van de eenheid in de mensheid
6. De bevrijding uit de opsluiting door zelfgerichtheid
7. De verspreiding van Jezus' leer door zijn leerlingen
Een afbeelding van Jezus met AI gemaakt.
Bron: tijdschrift Swedenborgiana, sept. 2024
1. Hoe het begon: de ongevormde oertoestand
Vóór de schepping begon, bestond er in de geestelijke wereld een toestand van diepe rust, die door een aangename, verfrissende, donkere koelte werd gekenmerkt. Op een zeker tijdstip ontstond er binnen die rust een beweging, die als het ware uit zichzelf uit die diepe rust, die de stille bron ervan was, voortkwam. Die geestelijke beweging deed zich voor als een lichtende warmte, die voorheen in die rust en haar donkere koelte verborgen was geweest en daar toen zelf ook tot rust was gekomen.
Nadat de beweging zich uit de rust had losgemaakt en beiden er als zelfstandigheden waren, verenigde de beweging zich weer met de rust. Maar nu doordrong de beweging de rust en de rust liet zich doordringen, het licht doordrong het donker en het donker liet zich doordringen, de warmte doordrong de koelte en de koelte liet zich doordringen. Er ontstond een evenwichtige samenwerking van tegendelen, die uitmondde in een omgekeerde toestand, waarin nu de beweging en zijn lichtende warmte de rust en haar donkere koelte in zich had opgenomen en zelf in beweging was gebleven: de werkzame geestestoestand.
Zichtbaar was nu een getemperd licht en ervaarbaar was een verkoelende warmte(!), die zich uitstrekte in de eeuwige oneindigheid van de nu ervaarbaar geworden, goddelijke algeest, in de nog ongevormde oertoestand.
De verdichting van de menselijke geest
Tijdens de vereniging van al deze tegendelen verscheen er als het ware tussen hen in een verdichte wolk van licht, met daarin verborgen het donker. Daarna stroomde er vanuit de algeest liefdevol warmte, met daarin verborgen de koelte, naar die wolk toe… waardoor die wolk van geestelijk licht en geestelijke warmte tot leven kwam: de geboorte door verdichting van de menselijke geest uit en in de goddelijke algeest.
De geestelijke vermogens
De kenmerken van de éne algeest zijn de tegendelen; het zijn de doordringbaarheid van de rust en haar donkere koelte, en de doordringende werking van de beweging en zijn lichtende warmte, die een evenwichtige eenheid vormen en door de genoemde verdichting ook in de menselijke geest aanwezig zijn. Met deze eigenschappen hangen de vier geestelijke vermogens samen: het waarnemen van de dingen, het overdenken en doorvoelen ervan en het al dan niet willen handelen, eigenschappen van de algeest en door verdichting ook van de menselijke geest.
Tijdens het waarnemen stelt de geest zijn licht doordringbaar open voor de buitenwereld, waardoor binnen de geest lichtbeelden daarvan worden gevormd en de geest zich er daardoor bewust van wordt; tijdens het denken vormt de geest zelfscheppend lichtbeelden in het licht van zichzelf, wat denkbeelden zijn; tijdens het voelen stelt de geest zijn warmte, wat dan het gemoed is, vormbaar open voor wat er wordt waargenomen, zodat de gemoedstoestand wordt gevormd in overeenstemming met wat er wordt ervaren; als de geest de zo gevormde gedachten en gevoelens wil uitvoeren, versterkt de geest die warmtetoestand door zich samen te ballen en zo onder spanning te komen te staan, zodat de geest krachtig wordt om het wilsbesluit als uitspraak of handeling te verwerkelijken.
terug naar de Inhoud
2. De gevormde toestand: de vermogens als de geestgedaante
Als de geest met zijn geestelijke vermogens werkzaam is binnen zichzelf als de bolvormige wolk van geestelijk licht en warmte, straalt de geest vormbaar licht om zich heen uit en lijkt zo op een zon. De geest 'woont' als het ware in zijn eigen uitstraling ('aura') en de woorden 'woning' of 'zaal' is de oorspronkelijke betekenis van het woord 'ziel', terwijl het woord 'geest' afkomstig is van de woordstam 'gei-': in beweging zetten, werkzaam zijn (met behulp van de geestelijke vermogens).
De ziel als aanvankelijk bolvormige, geestelijke uitstraling is een verlengstuk van de geest door de werkzaamheid van zijn vermogens. De ziel dient om de voorbrengselen ervan: kennis, gedachten, gevoelservaringen en wilsbesluiten door de geest in die uitstraling af te drukken om ze daar te bewaren: de ziel is het geestelijke deel van het geheugen (het stoffelijke deel bevindt zich in de hersenschors). Maar in de loop van duizenden jaren van ontwikkeling, hebben ook de genoemde éigenschappen van de vermogens op de ziel ingewerkt, waardoor die de vorm van de menselijke gestalte heeft gekregen.
Het waarnemen als het opnemende vermogen heeft vorm gegeven aan het hoofd met al zijn opnemende zintuigen; het denken als het ontledende verstand en de samenvoegende rede heeft vorm gegeven aan de ontledende en samenstellende organen in de buikholte; het voelen als het vermogen zich liefdevol voor anderen open te stellen en in te zetten, heeft vorm gegeven aan het hart en de bloedsomloop (met de daarbij behorende longen) waarmee alle cellen van het lichaam worden verzorgd door voedingsstoffen toe te voeren en afvalstoffen te verwijderen; het willen als het vermogen in beweging te komen en te handelen heeft vorm gegeven aan de ledematen. Deze geestgedaante is de mal voor het stoffelijke lichaam en houdt vanuit de geestelijke wereld het lichaam als de stoffelijke, aardse levensvorm in vorm.
Beweging en rust in de gevormde toestand als Gods geestgedaante
De goddelijke algeest kan met zijn vermogens in zichzelf in de ongevormde oertoestand overal waar dat nodig is zichzelf als een wolk verdichten en van daaruit een lichtgestalte in de vorm van een geestgedaante aannemen; de algeest verschijnt dan als Gods heilige geest in de gevormde toestand als mens.
In de rust en haar donkere koelte verschijnt in de gevormde toestand God als Moeder, in de beweging en zijn lichtende warmte God als Vader. Apart van elkaar verschijnen zij als gedeelde tweelinggeest als een paar, maar ook verschijnen zij als verenigde tweelinggeest als één geestgedaante, waarbij de vrouwelijke geest in liefde geheel in de mannelijke geest is opgegaan, zodat alleen de mannelijke geest zichtbaar is (de oorzaak van de vergissing dat God alleen mannelijk zou zijn).
De aarde als leerschool
Weliswaar eerst door verdichting van licht en warmte tot een bolvormige wolk uit de goddelijke algeest voortgekomen, maar door ontwikkeling uitgegroeid tot een evenbeeld van God als mens (Genesis 1:27), hebben Gods kinderen de eigenschap over een áánleg te beschikken, waardoor zij door zichzelf te ontwikkelen (daarbij ongemerkt begeleid) kunnen uitgroeien tot een volwassen zelfstandigheid. Om die ontwikkeling mogelijk te maken, heeft God als algeest in zichzelf een ruimte geschapen voor een stoffelijke wereld, waarin de menselijke geesten een stoffelijk voertuig konden krijgen. Door zijn stoffelijkheid zou dat zoveel weerstand bieden, dat de menselijke geesten door die weerstand te overwinnen, geestelijk konden groeien, omdat voor die overwinning het bewuste en beheerste gebruik van de geestelijke vermogens nodig is. Daarvoor moesten de menselijke geesten naar de aarde als leerschool, een kostschool, afdalen (Genesis 3:1-24). Het Hebreeuwse woord 'chat' is in die tekst onjuist vertaald met 'val' en zonde, maar het betekent 'afdalen' en wel afdalen naar de aarde als de leerschool voor de mens. Een leerschool, die God daaraan voorafgaand door geestelijke werkzaamheid (de betekenis van 'logos') als een gedachte in zichzelf had geschapen (Johannes 1:1-3) en die ook al denkend in stand houdt.
Het leren beheersen van de vermogens: de vrije keuze
Om hun goddelijke aanleg tot ontwikkeling te brengen, moesten de menselijke geesten in de gelegenheid worden gesteld uit vrije keuze zelf daartoe een beslissing te nemen, immers, de goddelijke algeest is alomtegenwoordig in de eeuwige oneindigheid en heeft daardoor niemand bij wie God te rade zou kunnen gaan… God neemt alle beslissingen zélf. Om hun goddelijke aanleg te kunnen ontwikkelen, moesten ook de menselijke geesten in die omstandigheden komen te verkeren en daarvoor was het stoffelijke lichaam op aarde en de weerstand van de moeizame aardse levensomstandigheden nodig.
terug naar de Inhoud
3. De geestestoestand van onbewuste vereenzelviging
De geest is de bewuste, vermogende lévenskracht, het stoffelijke lichaam is het niet-levende, dat zonder de geest met zijn steunende geestgedaante, uiteenvalt. Als de menselijke geest zich overdag vanuit de geestelijke wereld door de ziel (als overdrachtsmiddel) heen met de hersenen van het lichaam verbindt, verbindt die zich met het tegendeel van zichzelf, het niet-levende; daardoor kan de geest in verbinding met het aardse zichzelf niet meer kan zijn en wordt hier onbewust van zichzelf. Door die onbewustheid van zichzelf ontstaat door de zintuigen heen een toestand van overdracht op de aarde, waardoor alle aandacht en toewijding uit de geest naar de aarde wegvloeien, wat de toestand van onbewuste vereenzelviging met de aarde veroorzaakt (het dagelijkse 'afdalen' naar de aarde bij het ontwaken).
Doordat op aarde niets de geest aan zichzelf laat herinneren, is die hier volkomen aan zichzelf overgelaten en is door de vrije keuze in de gelegenheid geheel zelfstandig zijn geestelijke vermogens te gebruiken (de geestestoestand van de algeest). Door de op aarde voorkomende moeilijkheden en vraagstukken te overwinnen door zijn vermogens te gebruiken, brengt de geest ze uit zichzelf tot ontwikkeling en wordt daardoor op eigen kracht zelfstandig… maar daarbij wel ongemerkt vanuit de geestelijke wereld door liefdevolle broeders en zusters door ingeving begeleid, waarbij de vrije keuze van de mens steeds wordt geëerbiedigd.
Het geweten en de deugden
Daardoor verkeert de menselijke geest hier in een geestestoestand, dat die helemaal zelf, op eigen kracht, beslissingen moet nemen en die uit moet voeren. Dat bevordert het bewuste en beheerste gebruik, dat de geest hier van zijn geestelijke vermogens moet leren maken om zijn eigen goddelijkheid, in aanleg aanwezig, te verwerkelijken. Daartoe komen in de tijd als een schijnbare stroom van gebeurtenissen, vraagstukken op de mens af. Om zich staande te houden in die stroom, wordt de mens ertoe aangezet zijn geestelijke vermogens te gebruiken om die vraagstukken op te lossen, waardoor de bewuste beheersing van die vermogens toeneemt. Dat is wat geesteijke ontwikkeling wordt genoemd.
Op deze wijze wordt de mens in deze school ertoe aangezet zelf zijn eigen leraar zijn.
Uiteindelijk worden de vermogens zo ontwikkeld tot de toestand van het geweten en de deugden, de ontwikkelde vermogens in de ingekeerde en uitgekeerde geestestoestand. In de gewetensvolle houding neemt de geest zijn eigen geestelijke werkzaamheid waar en toetst de waarde van eigen gedachten en gevoelens, rekening houdend met anderen en beheerst zonodig eigen uitspraken en handelingen als die de waardigheid van de ander zouden aantasten. In de deugdzame geestestoestand wil de mens uit liefde aandacht en begrip voor en geduld met de medemens hebben. In de ontwikkelde, gewetensvolle en deugdzame geestestoestand komt die steeds meer overeen met die van Gods heilige geest en nadert die de toestand van hereniging met de heilige geest, het doel van de geestelijke ontwikkeling.
terug naar de Inhoud
4. Door toenemende onbewuste vereenzelviging geloofsafval
In het begin van die ontwikkeling, toen de menselijke geest vanuit de geestelijke wereld was vertrokken, was er nog sprake van een gemeenschappelijke herinnering aan die wereld - de wereld van geesten en goden - en was de mensheid nog helderziende. Doordat zij hun overleden voorouders in de geestelijke wereld als geestelijke begeleiders bij zich zagen, ontstond de voorouderverering. Om echter zelfstandig te worden, moest de mensheid steeds meer (schijnbaar) aan zichzelf worden overgelaten, waardoor de oorspronkelijke helderziendheid afnam; in de huidige tijd beschikt slechts nog een enkeling over die oude herlderziendheid.
Daardoor werd de geestestoestand van onbewuste vereenzelviging met dit bestaan krachtiger, tot op het laatst uitsluitend en alleen de stoffelijke helft van Gods schepping door de mens werd gezien - de geestelijke helft was geheel uit het zicht verdwenen. Daardoor nam echter ook het ongeloof toe, ondanks dat ontwikkelde geesten uit de geestelijke wereld op aarde als geestelijke leraren werden geboren, om de mensheid ook op aarde te begeleiden.
De komst van Gods heilige geest als leraar
Op een zeker tijdstip in de ontwikkeling van de mensheid was het ongeloof zo toegenomen, dat Gods heilige geest besloot zelf als leraar naar de mensheid te komen en liet zich door Maria heen als geest in de mens die de naam 'Jezus' kreeg, geboren worden. In het Hebreeuws luidt zijn naam voluit 'Jehova shua': 'God helpt' (het Hebreeuwse werkwoord 'shua' betekent helpen, niet redden). In de tijd dat er veel geestelijke leraren op aarde waren, zes eeuwen daarvóór, kreeg de Joodse profeet Jesaja door dat zijn naam Immanuel zou zijn: 'God met ons'. Gods heilige geest zelf kwam als mens bij de mensheid op aarde om ons als leraar weer op de goede weg te helpen en onze geestelijke ontwikkeling te bevorderen.
terug naar de Inhoud
5. Jezus' leer is gericht op herstel van de eenheid in de mensheid en met God
De mensheid bestaat door verdichting uit en in de goddelijke algeest in wezen uit Gods godenkinderen en vormt het goddelijke gezin. Door vermenigvuldiging gedrongen, verspreidden de eerste mensen zich over de aarde, waardoor groepen mensen zich aan verschillende aardse omstandigheden en klimaten moesten aanpassen; daardoor ontwikkelden zij zich overal anders en ontstonden er volken, die van elkaar verschilden. Binnen een volk had iedere mens een vrije keuze, waardoor er door iedereen andere beslissingen werden genomen, er andere gedragingen ontstond en ieder zich in een eigen richting ontwikkelde. Door al deze verschillen in ontwikkeling is dat gezin zo verdeeld geraakt, dat tenslotte onderlinge strijd het gevolg was.
Nadat een bepaalde graad van zelfstandigheid was bereikt, moest de oorspronkelijke eenheid in dat gezin weer worden hersteld om de ontwikkeling van de mensheid in vrede verder te laten verlopen. Daardoor is de kern van Jezus' leer: jullie zijn onderweg naar een koninkrijk waar een goddelijke macht heerst. Dat koninkrijk ontstaat vanzelf als iedereen in zichzelf een innerlijke, geestelijke ontwikkeling doormaakt. Tracht daarvoor tot het inzicht te komen dat je niet jezelf hebt geschapen, waardoor er een schepper moet zijn waar je uit bent voortgekomen. Dat moet daarnaast ook voor al je medemensen gelden. Heb daarom God lief boven al omdat wij allen uit God zijn voortgekomen en heb vervolgens je naaste lief alsof het jezelf betrof, want allen zijn wij kinderen uit één ouderpaar en daardoor in de geest broeders en zusters.
Je naaste liefhebben alsof het jezelf betrof komt in feite overeen met de gewetensvolle en deugdzame levenshouding tegenover je medemens, die door geestelijke ontwikkeling, de ontwikkeling van de vermogens, wordt bereikt. Je wordt mens door je medemens.
terug naar de Inhoud
6. De bevrijding uit de opsluiting door zelfgerichtheid
Echter, om de mens in de gelegenheid te stellen ook in het nog onontwikkelde begin al zelfstandig de geestelijke vermogens te gebruiken en keuzes te maken, moest aan de mens niet alleen die vrije keuze, maar ook als eerste aanzet een zeker zelfgevoel worden meegegeven om over voldoende zelfstandigheid te beschikken, zélf beslissingen te nemen en daar vertrouwen in te hebben. De meesten hebben dat zelfgevoel - door stille begeleiding door begeleiders - ontwikkeld in de richting van gemeenschapszin, in de vorm van het geweten en de deugden; maar sommigen versterkten dit zelfgevoel en ontwikkelden het in de vorm van zelfgenoegzaamheid, van eigendunk en eigenliefde. Als zij dan na een aards bestaan te hebben meegemaakt weer terug kwamen in de geestelijke wereld, konden zij het geestelijke licht dat de anderen tot ontwikkeling hadden gebracht, niet verdragen, waardoor zij soortgenoten opzochten - soort zoekt soort - waarmee ze een eigen gezelschap vormden. Doordat zij hun licht zelfzuchtig voor zichzelf hielden, straalden zij het niet uit, waardoor de geestelijke wereld waar zij huisden, een schemergebied werd.
De zelfgerichtheid en opsluiting
Doordat zij zich voor de anderen afsloten, konden zij niet meer uit hun wereld komen. Daardoor dreigde er binnen de algeest een duistere wereld te ontstaan, die niet meer op het licht en de warmte van de algeest en de zich liefdevol ontwikkelende medemensen, was aangesloten. Een deel van Gods kinderen had zichzelf opgeloten in een duistere 'kerker' (1 Petrus 3:19-20). Door de vrije keuze, die zij van God hadden gekregen, niet juist te gebruiken, waren zij zover weggezakt; maar dat is het gevaar dat zich voor kan gaan doen als aan iemand een vrije keuze wordt gegeven… door God. Het was daardoor ook alleen God zelf die hen uit hun zelfveroorzaakte benarde toestand zou kunnen redden, door zelf de band met hen te herstellen door hen de helpende hand toe te steken; maar daarvoor moest Gods heilige geest in een voor de mens herkenbare vorm, ook zelf naar de aarde afdalen, want daar was deze toestand immers ontstaan.
Om hen zo te kunnen benaderen dat zij niet voor hem zouden wegvluchten, omdat zij zijn uitstraling niet konden verdragen, moest Gods heilige geest als het ware 'één van hen' kunnen zijn. Daarvoor moest hij op aarde meemaken dat hij 'onder de misdadigers werd gerekend'. Om de Joodse en Romeinse gezagsdragers zover te krijgen dat zij hem ter dood zouden veroordelen, sprak hij tegenover de Joodse Raad een godslastering uit door te verklaren Gods Zoon te zijn, en tegenover de geharde Romeinse krijgsheer Pilatus verklaarde hij het Godsrijk op aarde te willen brengen, waardoor hij in diens ogen een politieke opstandeling was, een gevaar voor de keizer, die in diens naam ter dood moest worden gebracht.
De Joodse Raad dorst Jezus in het openbaar niet gevangen te nemen vanwege zijn vele volgelingen, reden waarom Jezus 's nachts aan zijn leerling Judas vroeg naar hen toe te gaan en hen naar de plaats te brengen waar hij zou wachten, zodat ze hem ongezien in het donker zouden kunnen grijpen. Zo kon worden vervuld wat Gods heilige geest zelf in het verleden door de profeten heen had voorspeld, wat er met hem zou gebeuren (Mattheüs 26:56 "Toch moet het allemaal zo gebeuren, want zo wordt het al verteld in de heilige boeken van de profeten").
Nadat zijn lichaam was terechtgesteld aan een paal (de Griekse teksten vermelden 'stauros': paal als martelwerktuig) en Jezus was overleden, kon Gods heilige geest afdalen naar hen die 'zuchtten in de kerker' (1 Petrus 3:19-20). Nadat de band met hen was hersteld en zij daardoor ook weer bij de algeest behoorden, kregen zij de gelegenheid uit eigen vrije keuze zich weer tot God te richten en zich zo uit hun benarde toestand te bevrijden.
terug naar de Inhoud
7. De verspreiding van Jezus' leer door zijn leerlingen
Tijdens de drie jaren dat Jezus zijn leerlingen onderwees, had hij hen een aantal malen over zijn komende terechtstelling en opstanding gesproken en verzekerd, dat het moest gaan zoals het door de profeten was voorzegd; maar ook sprak hij over het op handen zijnde Koninkrijk Gods (dat in je is en binnen je bereik is) en gezien de wrede onderdrukking door de Romeinse bezetter, was dat een vooruitzicht waar zij op hoopten. Daardoor lieten zij Jezus' woorden over zijn terechtstelling en lijden niet goed tot zich doordringen en toen, na het Laatste Avondmaal zich dat toch dreigend aandiende, vluchtten zij in de tuin van Gethsemane in de slaap en lieten later hun meester bij zijn aanhouding in de steek.
Gebeurtenissen zoals de gevangenneming, het verhoor in de Tempel en voorgeleiding voor Pilatus, vervulden hen die dag met diepe zorg en de daarop volgende terechtstelling van hun zeer geliefde meester was een schokkende ervaring. Al hun hoop voor de toekomst werd de bodem ingeslagen en na de graflegging bleven zij in een toestand van verwarring achter. Beroofd van hun buitengewone leider, wisten zij niet wat te doen en zaten verslagen bijeen.
Op de derde dag gingen de vrouwen, die Jezus wilden gaan verzorgen naar de joodse begrafenisgebruiken, al vroeg naar het graf, dat zij geopend en leeg aantroffen. Een engel zei hen dat Jezus was opgestaan uit de dood en dat zij het de leerlingen moesten gaan vertellen. Die waren nog steeds ontzet door de gebeurtenissen en konden het niet geloven. Pas toen Jezus zelf aan hen verscheen en nogmaals de woorden van de profeten uitlegde, kwamen zij tot zichzelf en verheugden zich over zijn opstanding en de waarheid van wat al eeuwen in de Tenach was voorzegd.
Jezus zei hen naar Galilea te gaan, waar hij meerdere malen aan hen en ook aan anderen verscheen, en waar hij verder ging hen in zijn leer in te wijden. Op een zekere dag zei hij dat de heilige geest over hen zou komen en zij zijn leer over de hele aarde zouden gaan verspreiden. Na dit te hebben gezegd, werd hij opgeheven en verdween hij in een wolk, waarna engelen de leerlingen verzekerden dat hij op dezelfde wijze terug zou komen ('op hemelse wolken': in de geestelijke wereld).
Jezus' leerlingen waren zo onder de indruk van de buitengewone gebeurtenissen die zij in enkele jaren tijds met Jezus hadden meegemaakt, dat zij vanuit hun land in alle richtingen trokken om Jezus' leer te verspreiden. Alleen gewapend met zijn leer en de geestelijke vermogens die zij door het neerdalen van de heilige geest tijdens het Pinksterfeest hadden ontvangen, trokken zij met ware doodsverachting erop uit; want zij ontmoetten niet alleen vreugde door hun verkondiging, maar ook tegenwerking en niets ontziend geweld. Dat zij desondanks met gevaar voor eigen leven toch doorzetten en Jezus' opstanding en leer overal verkondigden, is een bewijs dat hun onstuitbare zendingswerk, hun rusteloze gedrevenheid berustte op daadwerkelijk plaatsgevonden gebeurtenissen: Jezus' leer, overlijden, zijn opstanding, hemelvaart en neerdalen als de heilige geest.
Door hun niet aflatende inspanningen was na een paar eeuwen in grote delen van de toen bekende wereld, Jezus' leer op geweldloze wijze verspreid. Het opzetten van zo'n omvangrijke beweging door alleen het gesproken woord van een tiental leerlingen, tegen alle gewelddadige weerstand in, was nog niet eerder op aarde gezien en is uniek gebleven - en dat alleen in gang gezet door de overweldigende indruk die drie jaar optreden van Jezus op een handvol leerlingen had gemaakt! Datzelfde moet daarna ook bij hun toehoorders het geval zijn geweest, want die werden vrij gelaten Jezus' leer al dan niet aan te nemen.
Er is in Jezus' leer geen plaats voor dwang.
terug naar het overzicht
terug naar het weblog
^