Qualia of de 'persoonlijke beleving van de gewaarwording'


Ondanks een eeuw hersenonderzoek is in natuurwetenschappelijke kringen nog steeds niet duidelijk, hoe een zintuiglijke gewaarwording - die tot in de hersenen geheel fysiologisch verloopt - overgaat in een persoonlijke, bewuste waarneming.

Inhoud
Inleiding
1. Geestkundige beschrijving van 'gewaarwording' en 'waarnemen'
2. Kleur als strikt geestelijk verschijnsel
3. Gewaarwording en waarneming: quale
Literatuur

Inleiding (bron Inleiding: ChatGPT4, door mij bijgewerkt)
Het begrip 'quale' (meervoud: 'qualia') verwijst in de 'filosofie van de geest' naar de subjectieve, dus persoonlijke, kwalitatieve aspecten van de bewuste ervaring van zintuiglijke gewaarwordingen.
Qualia zijn letterlijk de 'wijze' (de kwaliteit, de hoedanigheid) waarop zintuiglijke gewaarwordingen voor ons persoonlijk aanvoelen of verschijnen, zoals:
- wat gebeurt er als men de kleur rood ziet,
- wat gebeurt er als men koffie proeft,
- als pijn wordt gevoeld
- of als men muziek hoort.

Hoewel al deze ervaringen gepaard gaan met objectieve hersenprocessen, benadrukt het begrip 'qualia' juist de innerlijke, subjectieve, persoonlijke beleving, die niet volledig lijkt te kunnen worden verklaard door fysiologische of functionele beschrijvingen van hersenwerkzaamheid alleen.

1. Oorsprong en ontwikkeling van het begrip
De term 'quale' (uitspraak 'kwalé'; meervoud: qualia) komt uit het Latijn en betekent letterlijk 'hoe', 'wat voor soort', of 'hoedanigheid'. In de filosofie van de geest werd het begrip vooral bekend door het werk van C.I. Lewis (Clarence Irving Lewis), in de jaren 1920-30 en kreeg het verdere bekendheid in het midden van de 20e eeuw. In deze context verwijst het naar de elementaire 'gevoelskwaliteiten van ervaring'.

Voorbeeld: Stel je twee mensen voor die naar dezelfde rode appel kijken. Ze kunnen beiden de appel juist benoemen als rood, maar niemand kan met zekerheid zeggen of zij dezelfde innerlijke, persoonlijke ervaring van rood hebben. Daardoor is de 'roodheid' zelf een quale - het subjectieve, persoonlijke karakter van de innerlijke, persoonlijke ervaring.

2. Voorbeelden van qualia
Om het begrip duidelijk te maken:

verschijnsel mogelijke quale
rood licht
pijn
muziek
chocolade
warmtegevoel
de persoonlijke ervaring van roodheid
de persoonlijke ervaring van pijn
klankkleur, gevoelslading van de toon
smaakervaring en mondgevoel
zintuiglijke ervaring van warmte

Het bepalende kenmerk van qualia is hun 'niet-overdraagbare, intrinsiek subjectieve, persoonlijke aard'. Zelfs als we weten wát iemand moet ervaren (bijvoorbeeld: deze persoon ervaart pijn), dan weten we nog niet hoe die pijnervaring voor die persoon aanvoelt.

3. Filosofische context en belang
Het debat over qualia is vooral van belang binnen de filosofie van de geest, waar men tracht te begrijpen hoe persoonlijke ervaring (het zich bewustzijn) zich verhoudt tot de fysieke hersentoestand tijdens een gewaarwording. Dit roept diepgaande vragen op over:
- Bewustzijn en materialisme: kunnen subjectieve ervaringen worden gereduceerd tot hersenprocessen?
- Kennis en subjectiviteit: kun je weten hoe een ervaring voor iemand anders is?
- Identiteit en persoonlijke ervaring: in hoeverre zíjn we onze ervaringen?

4. Belangrijke filosofische gedachtenexperimenten

a) Mary's Room (Frank Jackson, 1982)
Mary is een briljante neurowetenschapper die alles weet over kleurenzien - maar ze leeft in een zwart-wit kamer en heeft nog nooit kleur gezien. Wanneer ze voor het eerst de kleur rood ziet, leert ze iets nieuws - namelijk hoe het is om rood te zien.
Dit experiment suggereert dat er persoonlijke kennis bestaat, die niet volledig in fysieke termen is te beschrijven - namelijk qualia.

b) Het filosofische zombie-argument (David Chalmers)
Een filosofische 'zombie' [voodoo: een tot leven gewekte dode zonder eigen wil, een joodse 'golem'] is een wezen dat zich hetzelfde gedraagt als een mens, inclusief taal en gedrag, maar geen bewuste ervaring heeft - het mist qualia. Het idee is: als we ons een wezen kunnen voorstellen dat als een mens functioneert, maar zonder innerlijke ervaring, dan is bewustzijn bij de mens iets extra's, iets, wat niet door enkel fysieke processen kan worden verklaard.
Qualia zijn dan het verschil tussen een levende mens en een functionerende automaat.

5. Posities in het debat over qualia

a) Dualisme (o.a. Descartes, Chalmers)
- Stelling: er is een fundamenteel verschil tussen het mentale (subjectieve, persoonlijke ervaring, qualia) en het fysieke (de onpersoonlijke hersenwerkzaamheid, volgend op een zintuiglijke gewaarwording).
- Qualia worden gezien als bewijs dat er een geest of ziel moet zijn, die niet herleidbaar is tot materie.

b) Fysisch monisme/materialisme (o.a. Dennett, Churchland)
- Stelling: alles, inclusief de subjectieve ervaring, is uiteindelijk fysiek verklaarbaar.
- Sommigen, zoals Daniel Dennett, betwijfelen zelfs of qualia zoals voorgesteld wel bestaan - misschien zijn ze alleen een illusie of conceptuele verwarring [begripsverwarring, alleen ontsproten aan de menselijke verbeelding].

c) Fenomenologie (o.a. Husserl, Merleau-Ponty)
- Zoeken naar de rechtstreekse beschrijving van ervaring, zoals die zich aan het bewustzijn voordoet.
- Qualia worden hier niet als metafysisch probleem gezien, maar als fundamentele aspecten van hoe de zintuiglijke wereld voor ons verschijnt.

6. Probleemgebieden en kritieken

a) Toegankelijkheid en communicatie
Qualia zijn intrinsiek subjectief, strikt persoonlijk. We kunnen ze niet objectief meten of met anderen vergelijken. Dit maakt wetenschappelijke studie lastig, want hoe bewijs je iets, wat alleen innerlijk in de persoon bestaat?

b) Metafysische moeilijkheid
Sommige denkers vinden qualia problematisch omdat ze lijken te suggereren, dat er meer is dan het fysieke - wat spanningen oplevert met een strikt materialistisch wereldbeeld.

c) Intentionaliteit vs. qualia
Niet alle aspecten van bewustzijn zijn qualia. Veel denkers onderscheiden tussen:
- Intentionaliteit: de doelgerichtheid van mentale toestanden (bv. 'denken overeen onderwerp'),
- Qualia: de kwaliteit van bewustzijn (bv. hoe mensen 'zich voelen die verliefd zijn').
Beiden zijn aspecten van bewustzijn, maar anders van aard.

7. Neuroscientifieke benaderingen
Hoewel qualia traditioneel een filosofisch concept zijn, wordt er in de neurowetenschap gezocht naar correlaten van bewuste ervaring:
- Neurale correlaten van bewustzijn (NCC's): patronen van hersenactiviteit die systematisch samenvallen met bewuste ervaringen.
- Echter: ook als we weten welke hersenprocessen samengaan met pijn, weten we nog niet hoe die pijn persoonlijk door iemand wordt ervaren. Dat is het 'hard problem' [het moeilijke vraagstuk] van bewustzijn (Chalmers, 1995).

8. Implicaties voor AI, ethiek en bewustzijn

a) Kunstmatige intelligentie
Stel: we bouwen een robot met AI die zich als een mens gedraagt. Heeft die ook qualia? Zonder subjectieve ervaring zou zo'n entiteit wellicht geen echte pijn voelen - wat implicaties heeft voor zijn morele status.

b) Dierenbewustzijn
De vraag of dieren qualia hebben is cruciaal in ethiek. Als dieren bewuste ervaringen hebben - bijvoorbeeld pijn - dan vereist dit morele overwegingen i.v.m. dierenwelzijn.

c) Medische ethiek en bewustzijnstoestanden
In gevallen van coma, vegetatieve toestand of hersendood is het vaak doorslaggevend om te weten of iemand nog subjectieve, persoonlijke ervaring (qualia) heeft.

9. Samenvatting
Qualia zijn de subjectieve, kwalitatieve eigenschappen van ervaring - het 'hoe de persoon iets ervaart' of 'hoe het persoonlijk is om iets te ervaren'. Ze vormen een centraal begrip in discussies over bewustzijn, kennis, materialisme en identiteit. Hoewel ze strikt persoonlijk en moeilijk objectief zijn vast te stellen, wijzen veel filosofen erop, dat ze een essentieel onderdeel zijn van wat het betekent 'bewust te zijn'.
Of qualia werkelijk een fundamenteel kenmerk van de werkelijkheid zijn, of slechts een product van onze introspectieve verbeelding, blijft een onderwerp van debat. Wat onbetwistbaar lijkt, is, dat onze menselijke ervaring doordrongen is van deze innerlijke, bewuste ervaring van kleuren, tonen, smaken, geuren en tastgewaarwordingen - hoe moeilijk die ook innerlijk te beschrijven zijn.

terug naar de Inhoud

1. Een geestkundige beschrijving van de verschijnselen 'gewaarwording' en 'waarnemen'
Een quale als geestelijk verschijnsel

Het gewaarworden
Wat er om de mens heen gebeurt, prikkelt de vijf zintuigen van het lichaam: tast, smaak, reuk, gezicht en gehoor. In de zintuigcellen aan de oppervlakte worden mechanische prikkels (tast, gehoor), chemische prikkels (smaak, reuk) en elektromagnetische prikkels in de vorm van licht (gezicht) opgevangen. Deze prikkels veroorzaken in de zintuigcellen snelle veranderingen van het spanningsverschil tussen de binnen- en buitenkant van die cellen, zogenaamde 'potentiaalsprongen'; dit is een elektrisch verschijnsel dat zich voordoet in het membraan van de cel door het naar binnen en weer naar buiten bewegen van elektrische ladingen in de vorm van elektrisch geladen natrium-, kalium- en chlooratomen, zogenaamde 'ionen'.
Aan de zintuigcellen zijn zenuwcellen verbonden, die de potentiaalsprongen overnemen en vervolgens door het membraan van hun lange uitlopers heen naar de hersenen voortgeleiden. In de cellen van de hersenschors aangekomen, veroorzaken zij in het membraan daarvan dezelfde potentiaalsprongen, wat op het elektro-encefalogram als golven is te zien. Bewegende elektrische ladingen zoals elektronen in een draad, maar ook elektrische ladingen die naar binnen en buiten gaan in een membraan, vormen een zogenaamd magnetisch 'veld' in de ruimte er omheen; daarmee overeenkomend veroorzaken de potentiaalsprongen in de hersencellen een trillende, magnetische uitstraling rondom de cellen, dat door het magneto-encefalogram (MEG) wordt weergegeven.

De uitstralingen rondom geest en hersencel
Elektromagnetische verschijnselen op aarde zijn een uitdrukking van het licht en de warmte in de geestelijke wereld (alleen zijn die daar levende verschijnselen, op aarde niet). De magnetische uitstraling rondom de hersencellen in de stoffelijke wereld komt overeen met de uitstraling van licht en warmte door de geest in de geestelijke wereld. Als de hersencellen werkzaam zijn en een magnetische uitstraling om zich heen vormen, gedragen zij zich zoals de geest zelf, die door werkzaam te worden de ziel als een vormbare krachtruimte om zich heen uitstraalt.
De hersencellen bevinden zich ruimtelijk gezien in de ruimte van de ziel als de geest zich met zijn hersenen heeft verbonden. De ziel als uitstraling van de geest gaat met de magnetische toestandsveranderingen van de geprikkelde hersencellen meetrillen; daardoor wordt de werkzaamheid van die cellen op de ziel overgedragen. De zintuiglijke indrukken verschijnen zo in de ziel als (etherische) lichtvormen, die daar een weergave zijn van de gebeurtenissen, die vanuit de buitenwereld op de zintuigen hebben ingewerkt. De ziel is het overdrachtsmiddel tussen stof en geest. In de ziel vindt de overdracht van gegevens tussen de stoffelijke en geestelijke wereld plaats; een geestelijke wereld die in dit geval tot de binnenwereld van de menselijke geest beperkt blijft.


Wisselwerking tussen geest en stof middels de ziel
Tastindrukken, smaken, geuren, beelden en geluiden doen zich in de ziel op een geestelijk waarneembare wijze als zielevormen aan de geest voor. Het zijn deze zielsindrukken die de aandacht van de geest kunnen trekken. Door zich door waarneming voor hun inwerking open te stellen, gaat ook de geest ten slotte met hun inwerking meetrillen. Daardoor wordt het beeld ervan ook in de geest gevormd en zo wordt voor de geest het waarnemen van zintuiglijke indrukken uit de buitenwereld mogelijk.
Zoals de stoffelijke schepping een gedachte uit de algeest is, zijn ook de elektromagnetische krachten daar een uitdrukking van de krachten van de algeest. Daardoor kan in beide werelden alles met elkaar worden verbonden en met elkaar meetrillen.
Door de innige wisselwerking die er tussen hersenen, ziel en geest bestaat, moet de geest ook de uitwerking van wat er op kunstmatige wijze met chemische (alcohol, drugs e.d.) of elektromagnetische middelen (transcraniële magnetische stimulatie) in de hersenen wordt opgewekt, op de beschreven wijze meemaken.

De visuele gewaarwording van een voorwerp
In het oog valt bijvoorbeeld het beeld van een boom. Dit beeld wordt gevormd door weerkaatsing van lichtstralen (elektromagnetische straling) die op de boom zijn gevallen. De weerkaatste lichtstralen worden door de ooglens heen in het oog opgenomen. Daardoor kan op het netvlies (retina) aan de achterkant van het oog het beeld van dit uiterlijke voorwerp als een zintuiglijke indruk worden gevormd.
In het netvlies van het oog bevinden zich netvliescellen als de voor licht gevoelige zintuigcellen. Zij bevatten rhodopsine, een voor elektromagnetische straling in de vorm van licht gevoelig eiwit, als receptor. Als dit eiwit door licht (fotonen) wordt geraakt, wordt een uitsteeksel ervan als een schakelaar bewogen, waardoor het eiwit een elektrisch stroompje afgeeft. In het midden van het netvlies heeft iedere cel een eigen oogzenuw. In de oogzenuwen worden alle indrukken van het beeld van de boom dat op het netvlies is gevallen, verzameld en geheel omgevormd en vertaald in niets anders dan een groep van zenuwprikkels in de vorm van elektrische potentiaalsprongen, die over het membraan van de oogzenuwen worden voortbewogen.
De zenuwprikkels worden door de oogzenuwen overgebracht naar de hersenen en uiteindelijk naar de achterzijde van de hersenschors (pariëtale lobben). Zij komen als zodanig ook in de cellen van de hersenschors aan. Als de potentiaalsprongen zich daardoor ook in deze cellen gaan voordoen, vertonen zij op hun beurt de genoemde elektrische en magnetische verschijnselen. Door de werking van deze cellen worden de zenuwprikkels vervolgens in de vormbare uitstraling van de geest, dat is de ziel, omgevormd tot het onstoffelijke, ruimtelijke, inwendige lichtbeeld, een 'zielebeeld' dat in de ziel een afbeelding van die uiterlijke boom is. Ten slotte kan de menselijke geest die zintuiglijke afbeelding in het geestelijke licht van de ziel waarnemen, doordat het beeld de aandacht van de geest trekt.

De geest ziet daardoor niet rechtstreeks de stoffelijke boom zelf. De geest neemt alleen de afbeelding waar die de zintuiglijke prikkeloverdracht, met behulp van ogen en zenuwen, van de boom in de ziel heeft gevormd. Er is niet een 'onmiddellijke' verbinding tussen de geest zelf en de stoffelijke boom, maar de boom wordt gezien 'door middel van' het oog, de oogzenuw, de hersenschors en de ziel. Deze vormen van de boom in de vormbare uitstraling van de geest een zielebeeld, dat dan pas op de geest een indruk maakt en de aandacht trekt. Gaat het om een beeld, dan wordt dit zielebeeld 'voor het geestesoog gesteld' en daarom een 'voorstelling' genoemd. Verblijvend in het voorhoofd en kijkend vanuit het midden van de ziel, kan de geest deze voorstelling waarnemen, het beeld in zich opnemen en zich er zo bewust van worden.

De geest als de bolvormige wolk van licht en warmte bevindt zich in de geestelijke wereld op de plaats, waar in de stoffelijke wereld zich het voorhoofd bevindt. Door de bolvorm is het waarnemingsvermogen van de geest alzijdig - het kan naar alle kanten worden gericht. Vanwege de plaatsing in het voorhoofd is de geest in het lichaam echter gebonden aan het waarnemen van de zintuiglijke indrukken die in het achterhoofd de schors bereiken. Om de geest toch een juiste ruimtelijke indruk te geven van wat er in de buitenwereld gebeurt, worden de zintuiglijke indrukken van de rechterkant van het lichaam in de linker hersenschors weergegeven en die van de linkerkant in de rechterhersenschors.
Zie hiervoor in het Menu de 'godsaanwijzingen' en daar 14. Het zenuwstelsel als werktuig van de geest.

Door uittreding kan worden vastgesteld, dan de menselijke geest vanuit het midden van zijn uitstraling, de ziel, naar een volkomen natuurgetrouwe afbeelding van de buitenwereld kijkt, ook met diepte, die door de zintuigen en zenuwen heen in de ziel als een 'voorstelling' voor de geest wordt gesteld.

De rechterhelften van de gezichtsvelden van beide ogen worden samen naar de achterkant van de linkerhersenschors gevoerd, de linkerhelften naar de rechterhersenschors. De beelden die door de ooglens omgekeerd op het netvlies worden afgedrukt, worden door de hersenen zelf weer rechtopgezet. De gehoorsindrukken van het rechteroor gaan (voor het grootste deel) naar de linkerschors en omgekeerd. De tastindrukken van de rechterhelft van het lichaam gaan naar de gewaarwordingsvelden (sensorische velden) achter de middelste groef van de linkerschors en omgekeerd; terwijl de bewegingen van de rechterhelft van het lichaam door de geest worden aangezet in de bewegingsvelden (motorische velden) vóór de middelste groef van de linkerschors en omgekeerd.
De geest is als een dirigent vóór het orkest geplaatst met de rug naar het publiek dat zich in de buitenwereld bevindt. De geest is zich door de toestand van onbewuste vereenzelviging (z.a.) met het lichaam en dit bestaan, niet van deze toestand bewust (zie hiervoor deel 3 De geestelijke aanvangstoestand in het Menu).

Gewaarworden en waarnemen
Zoals de geest tot de geestelijke wereld, behoort het lichaam tot de stoffelijke wereld. De zintuigen van het lichaam staan er daardoor dan ook helemaal voor open. Voortdurend dringen er zeer veel zintuiglijke indrukken tot de ziel en daarna tot de geest door; maar niet al die indrukken worden vervolgens door de geest ook opgemerkt, bewust waargenomen. Alle indrukken worden wel in de ziel opgenomen en daarna in het geheugen vastgelegd, maar veel 'gaat langs de geest heen'. Is er echter sprake van een krachtige indruk, dan kan de aandacht van de geest er dwingend door worden getrokken - wat bijvoorbeeld bij harde geluiden of pijn het geval is. De geest móet die indrukken dan gaan waarnemen en zich er daardoor bewust van worden.

Er is een overeenkomst en een onderscheid tussen gewaarwording en waarneming. De overeenkomst is dat zij beide tot bewustwording kunnen leiden. Het onderscheid is dat een gewaarwording de geest overkomt doordat de zintuigen van buitenaf - of van binnenuit door het lichaam zelf - worden geprikkeld door een bepaalde uitwendige oorzaak, die daarna noodzakelijk tot een geestelijke waarneming leidt; terwijl een waarneming op zichzelf een bewust door de geest gewilde werkzaamheid is, omdat de geest zelf heeft besloten iets te willen waarnemen, een waarneming te willen doen.
- De gewaarwording is een zintuiglijk gebeuren dat tot een waarneming leidt. Het zintuiglijke gebeuren heeft het beschreven verloop dat begint in het prikkelbare deel van de zintuigen en eindigt in de ziel. Daar aangekomen kan de aandacht van de geest erdoor worden getrokken. De geest 'krijgt een gewaarwording' op het ogenblik dat die zich van de zintuiglijke indruk bewust wordt doordat die de aandacht trekt. De gewaarwording leidt tot een bewustwording die de geest overkomt, doordat de zintuigen nu eenmaal met de buitenwereld zijn verbonden. Iets, wat in voldoende mate de zintuigen prikkelt, moet worden waargenomen, of de geest het nu wil of niet. De geest wordt zich bewust door een gewaarwording, doordat iets de geest overkomt in een lijdzame toestand; het is een onwillekeurig gebeuren.
- Het waarnemen als zelfstandig verschijnsel - het zuivere waarnemen - doet de geest daarentegen vanuit zichzelf in een zelfwerkzame toestand. Waarnemen op zich zoals dat bij de geestelijke vermogens is beschreven, is de bewust gewilde vorm van zich bewust worden, het is een bewuste keuze die in vrijheid wordt gemaakt. Het is het onderscheid tussen zien en kijken, tussen horen en luisteren. Het is bewust en met aandacht iets in zich op willen nemen door het te willen bekijken, beschouwen, onderzoeken, na te willen gaan of gade te slaan. De geest maakt daarbij een gewild gebruik van het eigen waarnemingsvermogen, het is een willekeurig gebeuren.
Door dit vermogen vermag de geest zich doelgericht open te stellen voor een bepaald, zelf gekozen onderwerp. De geest wil dat onderwerp dan bewust ondergaan en bevindt zich daardoor in een toestand van zelfwerkzaamheid; de oorzaak ervan ligt als een beweegreden in de geest, in tegenstelling tot de lijdzaamheid bij een gewaarwording, waarbij de oorzaak in de buitenwereld en de werking van de zintuigen ligt.

terug naar de Inhoud

2. Kleur als strikt geestelijk verschijnsel
De visuele waarneming van de kleur van een voorwerp

Zoals beschreven wordt de menselijke geest gekenmerkt door zevenvoudigheid (zie aldaar). Deze zevenvoudigheid is een gevolg van de vier vermogens en de beide instellingswijzen die de kenmerken van de ene geest zijn. De vermogens hangen weer samen met de vormbare en zelfvormende eigenschappen van het geestelijke licht en de geestelijke warmte in de geest: waarnemen is vormbaar licht, denken zelfvormend licht, voelen vormbare warmte en willen zelfvormende warmte.
Doordat in de geest licht en warmte geheel vermengd zijn en een eenheid vormen, is er een verband tussen de vermogens en de eigenschappen van licht: de vermogens en instellingswijzen hebben ieder een kleur, die samenhangt met de zeven regenboogkleuren, de kleuren uit het spectrum van het zichtbare licht. De ingekeerde instelling hangt samen met rood, de uitgekeerde met oranje, het willen met geel, voelen met groen, denken met blauw, waarnemen met indigo en de geest als het geheel met violet en wit.
Het netvlies in het oog is fysiologisch gezien een voortzetting van de hersenen (zie hiervoor in het Menu bij 'godsaanwijzingen' 15. De zeer vernuftige ontwikkeling van het menselijke oog). Doordat de hersenen gevormd zijn in overeenstemming met de eigenschappen van de vermogens om het de geest mogelijk te maken zich met de hersenen te verbinden, is dat ook met het netvlies het geval. De kegeltjes zijn opgebouwd in overeenstemming met de zeven eigenschappen van de geest, de vermogens en het is daardoor dat het oog in het licht zeven kleuren onderscheidt: de kleuren van de regenboog. Zij zijn een rechtstreekse verwijzing naar de zevenvoudigheid van de geest.

Naast de uitstraling van de geest die de vóórtbrengselen van de vermogens bevat (de ziel, z.a.), komt de wérkzaamheid van de vermogens in een aparte, ook zevenvoudige uitstraling van de geest tot uitdrukking en wel in wat de zeven hoofdchakra's wordt genoemd (Sanskriet 'chakra': 'rad', 'wiel'). De chakra's zijn vormen van geestelijk licht, die een trechtervorm hebben met een snelle of trage, naar links of rechts draaiende opening. De chakra's komen rechtstreeks uit de geest zelf voort. Vijf ervan dringen met neerwaartse bogen door de zeven uitstralingen van de ziel en de geestgedaante heen, zowel naar voren als naar achteren, terwijl de onderste alleen omlaag en de bovenste alleen omhoog is gericht. De chakra's zien er weliswaar uit als draaiende wielen, maar zij doen voor de geest dienst als knooppunten tussen de geestelijke binnen- en buitenwereld, en ook tussen de zeven uitstralingen van de ziel. Zij maken de ziel, de zeven uitstraling van de menselijke geest, tot een eenheid.

Door middel van de chakra's stelt de geest zich open voor inwerking vanuit de geestelijke wereld of werkt de geest vanaf die plaats zelf op de geestelijke wereld en de bewoners daarvan in. Het licht dat de geest door de chakra's uitstraalt, is een ander licht dan dat van de ziel. In het vormbare licht van de ziel kunnen de voortbrengselen van de vermogens worden afgedrukt en voor zichzelf bewaard; door het licht van de chakra's worden die voorbrengselen van de ene geest op de andere overgebracht als de geest zich tot anderen richt.
De uitstraling uit de chakra's maakt verbinding met chakra's van andere geesten mogelijk (zowel in deze wereld als in die van de overkant) en door deze verbindingen worden kennis, gedachten, gevoelens en wilsbesluiten op geestelijke (etherische), buitenzintuiglijke en (op aarde) onbewuste wijze, overgebracht of ontvangen. De verbondenheid van de chakra's is oorzaak van het verschijnsel dat 'telepathie' wordt genoemd, een Grieks woord dat 'vér-gevoel' betekent. In het geval van gevoelsoverdracht en gedachtenoverdracht zijn de desbetreffende chakra's van meerdere personen door middel van hun uitstralingen met elkaar verbonden.
Zo leidt een dirigent het orkest niet alleen met het zichtbare stokje, maar ook onzichtbaar door zijn of haar etherische verbondenheid met de musici, waar doorheen de gevoelsmatige wijze waarop volgens de dirigent de muziek moet worden gespeeld, op hen wordt overgebracht. Kenners kunnen aan het spelende orkest horen, welke dirigent ervoor staat. Zo leiden ook trainers vanaf de kantlijn hun ploeg tijdens een wedstrijd en staan ruiters rechtstreeks in verbinding met de geest van het paard.
Deze verbondenheid maakt ook de ervaring 'twee geesten, één gedachte' mogelijk. Vooral bij liefhebbende echtgenoten, ouders en kinderen, en vrienden en vriendinnen doet dit verschijnsel zich voor. Ook het verschijnsel 'ingeving' en 'voorgevoel' (zie aldaar) hangen samen met de chakra's, waar doorheen de geestelijke begeleiders zich met de geest op aarde in verbinding stellen en een bepaalde gedachte 'ingeven' of een bepaald gevoel in de geest laten ontstaan.
Ook wat op aarde iemands 'uitstraling' (aura) wordt genoemd, de geheimzinnige invloed die bepaalde, krachtige personen op anderen in hun omgeving hebben, komt voort uit de chakra's doordat in de chakra's de kracht van de vermogens zelf tot uitdrukking komt.

Aangezien de geest zich in de geestgedaante en in de stoffelijke vorm uitdrukt, komen de eigenschappen van de geestelijke vermogens in de eigenschappen van de zeven hoofdchakra's en de ermee samenhangende hormoonklieren van het lichaam tot uitdrukking.

7 Kruinchakra, kleur: violet/wit; in deze chakra die zich op de plaats bovenop het hoofd bevindt (de plaats die 'fontanel': bronnetje wordt genoemd), komt de menselijke geest zelf tot uitdrukking, de geest als het geheel dat alle eigenschappen omvat. Dit is de plaats waar tijdens de zelfbezinning als eerste de verbinding met de geestelijke begeleiders wordt gevormd. Hun inwerking is ervaarbaar als een 'druk' op het hoofd en als een innerlijke stroom van blauw-gele kleuren voor het geestesoog. Het is ook de poort waardoor de geest tijdens een uittreding het lichaam verlaat en er door intreding weer in terugkeert.
Aangezien geestelijke eigenschappen tot uitdrukking komen in de geestgedaante en daardoor in het lichaam, komt deze chakra in het lichaam overeen met het geheel van hypothalamus en hypofyse midden in de hersenen. Dit tweetal organen regelt door middel van terugkoppeling alle vegetatieve (autonome) processen in het gehele lichaam, zowel neuraal (door de hypothalamus) als hormonaal (door de hypofyse). Zij vormen samen het vegetatieve hoofdorgaan van het neuro-hormonale stelsel, zonder welke het leven van de geest in het lichaam onmogelijk zou zijn.
De hypothalamus staat in verbinding met alle delen van de hersenen en alle organen van het lichaam. De hypofyse is weliswaar de 'meesterklier' t.o.v. de andere hormonale klieren doordat hij die aanstuurt, maar de werkzaamheid van de hypofyse zelf wordt weer door de hypothalamus geregeld. Samen vormen zij acht hormonen waarvan er zes weer andere hormoonklieren tot werkzaamheid aanzetten. De hypothalamus is het oudste deel van de hersenen en bevindt zich in de zijwanden van de derde hersenkamer midden in de hersenen, als onderdeel van de tussenhersenen (diencephalon) en het limbische systeem (waarin gemoedsaandoeningen van de geest tot uitdrukking komen).

De hypothalamus en de hypofyse bevinden zich aan de top van de neuraalbuis (het ruggemerg), die zich in de hersenen naar voren buigt. Daardoor lijkt het alsof een andere klier, de epifyse (pijnappelklier), hoger is gelegen; maar dit is schijn, anatomisch gezien zit de hypofyse aan de top.

Deze naar voren gebogen ligging hangt samen met de embryonale ontwikkeling, die in een gebogen houding begint en zich tijdens de groei geleidelijk strekt. De uiteinden boven en beneden blijven echter naar voren gebogen.
De hypofyse is gevormd uit weefsel van de neuraalbuis zelf en uit de neus. De klier heeft drie kwabben die achter elkaar liggen; daarvan zijn de voorste (adenohypofyse) en achterste (neurohypofyse) werkzaam.

Het Griekse woord 'thalamos' betekent: 'woonvertrek', 'paleis'; in de oudheid werd aangenomen dat hier de geest in de hersenen woont. Op deze plaats ontspringen ook de beide etherische yoga-nadis ida en pingala, die - overeenkomend met de werking van de hypofyse - de prañahuishouding van de geestgedaante regelen.
De neuraalbuis buigt in de hersenen naar voren en wijst in de richting van de frontale en prefrontale lobben. Dat is de plaats waarvan hersenfysiologen hebben vastgesteld, dat daar ervaringen worden beoordeeld en besluiten worden genomen, en het is ook de plaats waar de geest zich in de hersenen bevindt.
Dit feit is door iedereen op eenvoudige wijze door zelfbezinning vast te stellen. Wanneer de mens in stilte in zichzelf woorden vormt en de aandacht richt op de plaats waar die woordvorming plaatsvindt, dan is de menselijke geest rechtstreeks getuige van de woordvormende werkzaamheid, door middel van de eigen geestelijke vermogens, binnen zichzelf als de bolvormige wolk van licht en warmte die de menselijke geest is. De plaats waar die werkzaamheid gebeurt, komt overeen met de ruimte van het voorhoofd.

6 Voorhoofdchakra, kleur: paars; het waarnemingsvermogen van de geest komt tot uitdrukking in de voorhoofdchakra boven de ogen. Ook de voorhoofdchakra is herkenbaar door de druk die er tijdens zelfbezinning op wordt uitgeoefend. Helderziendheid van geestelijke beelden hangt met deze chakra samen.
Deze chakra komt in het lichaam overeen met de volgende klier op de neuraalbuis, de epifyse of pijnappelklier. De epifyse bestaat uit een linker en een rechter deel, wat ook in de voorhoofdchakra, die in tweeën is gedeeld, tot uitdrukking komt, evenals in de beide ogen.
De epifyse bevat lichtgevoelige cellen die met de netvliescellen (retinacellen) in het oog overeenkomen; de klier heeft zich ontwikkeld uit het 'derde oog' of 'kruinoog', een lichtgevoelig orgaan dat bij vissen en reptielen min of meer nog steeds voorkomt, maar bij de mens is teruggetreden.
De werking van de epifyse hangt samen met de hoeveelheid licht per dag en per jaargetijde. Het hier gevormde hormoon is melatonine; dit wordt gevormd uit serotonine, dat overal in de hersenen voorkomt. De werking van melatonine hangt samen met het slaap-waakritme, maar in feite is de werking ervan ondergeordend aan de werking van de thalamus en de hypothalamus in de tussenhersenen, en van de formatio reticularis in de hersenstam: zij regelen het slaap-waakritme en melatonine heeft daarop alleen een modulerende werking.
De werking van de epifyse wordt aangestuurd door het sympathische en parasympathische zenuwstelsel.

Melatonine wordt ook in het netvlies van het oog gevormd; de beide ogen en het 'derde oog' (epifyse) horen daardoor ook hormonaal bij elkaar. Na het intreden van de puberteit daalt de vorming van melatonine. Daarnaast wordt er in de epifyse een hormoon voor de waterhuishouding gevormd.
In de epifyse wordt waarschijnlijk een hormoon aangemaakt dat de ontwikkeling van de geslachtsklieren remt. Als deze aanmaak stopt, ontwikkelen de geslachtsklieren zich en treedt de puberteit in. Daarna degenereert de epifyse in de loop der jaren en verkalkt (voornamelijk door opslag van calciumfosfaat).
De aanvankelijke werkzaamheid van de epifyse in de jonge jaren en de geleidelijke vermindering daarvan met het toenemen der jaren, is een weerslag van het verschijnsel dat jonge kinderen als uit zichzelf geloven dat er een hogere werkelijkheid is - met bij sommigen een daarmee samenhangende helderziendheid, waardoor zij met voor anderen onzichtbare vriendjes spelen - wat echter op latere leeftijd steeds minder wordt.
Wat in een mensenleven met de epifyse gebeurt, is ook een weergave van de vermindering van het helderziende waarnemingsvermogen die (volgens de esoterische literatuur) in de loop der tijden in de gehele mensheid heeft plaatsgevonden. Alleen bij sommigen is een rest hiervan nog aanwezig.

5 Keelchakra, kleur: blauw; het denkvermogen van de geest komt tot uitdrukking in de keelchakra. Helderhorendheid in de vorm van het horen spreken van geestelijke begeleiders, hangt met deze chakra samen.
In het lichaam komt deze chakra overeen met de schildklier, die uit tongweefsel - dat gearticuleerde spraak mogelijk maakt - wordt gevormd. Het daar gevormde hormoon is thyroxine. Als er te weinig thyroxine wordt gevormd, treedt er o.a. vertraging op in de vorming van het lichaam en de verstandelijke ontwikkeling; en het denken is het vormgevende vermogen.

4 Hartchakra, groen; het voelen van de geest komt tot uitdrukking in de hartchakra. Heldervoelendheid als het ervaren van een ingegeven gevoel en het ervaren van de gemoedstoestand van anderen, hangt hiermee samen.
In het lichaam komt deze chakra overeen met de thymusklier (zwezerik), die zich achter het borstbeen bevindt. Dit is geen hormoonklier, maar een klier die cellen aanmaakt voor de cellulaire afweer, de T-cellen. Deze afweercellen zijn dienstbaar en offeren zichzelf op om het lichaam tegen indringers te verdedigen: zelfopoffering is een kenmerk van het voelen als geestelijk vermogen. Ook zorgen de T-cellen ervoor dat andere cellen hun werk goed blijven verrichten, waardoor de lichaamscellen als geheel goed blijven samenwerken. Het Griekse woord 'thumos' betekent: 'gemoed'.

3 Navelchakra, kleur: geel; het willen van de geest komt tot uitdrukking in de navelchakra (zonnevlechtchakra). De aandrang om te handelen wordt hier ingegeven.
In het lichaam komt deze chakra overeen met de alvleesklier, die o.a. de glucosehuishouding (energiehuishouding) in het lichaam regelt door de hormonen insuline en glucagon.

2 Miltchakra, kleur: oranje; de uitgekeerde instelling van de geest komt tot uitdrukking in de miltchakra. In het lichaam komt deze chakra overeen met eierstokken en teelballen, waar in volgorde oestradiol en testosteron worden gevormd (drift tot soortbehoud; in ontwikkelde vorm: de gemeenschapszin). Eierstokken en teelballen worden uit nierweefsel gevormd.
(Aan de buitenkant ligt de miltchakra schuin boven de navelchakra (zie afbeelding), maar de wortel van de navelchakra in sushumna in het ruggemerg ligt wel boven die van de miltchakra.)

1 Stuitchakra, kleur: rood; de ingekeerde instelling van de geest komt tot uitdrukking in de stuitchakra. In het lichaam komt deze chakra overeen met de bijnieren, waar de stresshormonen adrenaline en cortisol worden gevormd (drift tot zelfbehoud; in ontwikkelde vorm: de zelfbezonnenheid).

In de mannelijke geest is het verloop van de vermogens: waarnemen, dénken, voelen en willen, terwijl het in de vrouwelijke geest: waarnemen, vóelen, denken en willen is. Dit wezenlijke onderscheid komt ook in de chakra's tot uiting, doordat bij de mannelijke geest de chakra's in de uitstralende toestand naar rechts draaien en in de opnemende naar links, terwijl het bij de vrouwelijke geest andersom is.

Als twee geliefden zich naar elkaar toe richten, draaien hun chakra's in overeenstemming met elkaar en de etherische band die zo tussen hun chakra's ontstaat, wordt als een groot geluk ervaren, waardoor zij altijd naar elkaars nabijheid verlangen.
Ook in de ogen bevinden zich chakra's. Als twee mensen elkaar diep in de ogen kijken, worden zij als geest door die chakra's heen rechtstreeks en onmiddellijk met elkaar verbonden, wat een innige zijnservaring geeft.

terug naar de Inhoud

3. De gewaarwording van een voorwerp en de waarneming van kleuren (qualia)
Het licht zelf, de elektromagnetische trilling als lichtstraling, kan niet worden gezien. Het kan alleen worden gezien als naar de brón ervan wordt gekeken of naar het vóórwerp dat in het licht wordt gezet. Licht maakt het zien van het voorwerp mogelijk: de lichtstraling valt erop en wordt vervolgens door dat voorwerp naar het oog teruggekaatst. Door die terugkaatsing van lichtstraling kan het oog het voorwerp en daarmee de frequentie van het teruggestraalde licht, waarmee de kleur ervan samenhangt, eerst zintuiglijk gewaarwoorden door het oog, waarna de geest het kan waarnemen en zich ervan bewustworden (uitleg hieronder).
Zonder licht is alles donker en is waarnemen onmogelijk.

In de buitenwereld heeft niets een kleur van zichzelf, maar door bepaalde eigenschappen van de stoffen waarmee de voorwerpen zijn gevormd, alleen de mogelijkheid elektromagnetische lichtgolven van een bepaalde frequentie terug te stralen. In overeenstemming hiermee zijn over het netvlies drie soorten kegelvormige receptoren verspreid, die ieder voor ongeveer een derde van het elektromagnetische lichtgolvenspectrum gevoelig zijn: het L-kegeltje vertegenwoordigt een deel van het spectrum dat het zien van rode kleuren mogelijk maakt, het M-kegeltje van groene en het S-kegeltje van blauwe kleuren.
Die 'kleuren' zijn in de buitenwereld echter niets ander dan de genoemde elektromagnetische lichtgolven van bepaalde frequenties. Het zijn de golven van die frequenties die de ermee overeenkomende kegeltjes in het netvlies in werking zetten en die op hun beurt over hun zenuwvezels door de oogzenuw heen weer een ermee overeenkomende groep van hersenschorscellen in de achterste hersenkwabben in werking zetten. Daar stralen die schorscellen door hun gezamenlijke magneetveldjes een gevormd magneetveld als weergave van het genoemde voorwerp uit.
Tegelijkertijd bevinden die magneetveldjes zich ook in de uitstraling, de aura of ziel van de menselijke geest, als die met zijn lichaam is verbonden. De ziel gaat met die magneetveldjes meetrillen, waardoor dat beeld als een etherische afdruk ook in de ziel terechtkomt. Dat zielebeeld is nog steeds een uitdrukking van de eigenschappen van de kegeltjes, die het hebben gevormd. De ziel zelf is een uitstraling van de werkzame, want op waarneming ingestelde geest, die vervolgens dat zielebeeld van het uiterlijke voorwerp - door het vanuit het midden van zijn ziel waar te nemen - in zich opneemt en er daardoor weet van krijgt, zich er bewust van wordt of in een geestestoestand van zich bewustzijn van dat voorwerp komt.
Bewustwording vindt plaats in de menselijke geest doordat die een bepaald onderwerp heeft waargenomen en het zodoende in zichzelf heeft opgenomen. De géést verkeert daardoor in een geestestoestand van 'zich bewustzijn', m.a.w. het zich bewustzijn is een geestestoestand en daardoor uitsluitend binnen de geest te vinden, niet in de hersenen.

Het voorwerp uit de buitenwereld is nu een geestelijk lichtbeeld in het innerlijk van de geest geworden, doordat de geest het als een beeld in het licht van zichzelf heeft opgenomen en heeft verdicht. Het licht en de warmte binnen de geest vormen daar een eenheid, die nu - door de geestelijke vermogens en beide instellingswijzen - er de oorzaak van is dat kleur wordt gegeven aan dat in zichzelf gevormde beeld, doordat ieder vermogen en instellingswijze een bepaalde kleur uit het kleurenspectrum vertegenwoordigt (overeenkomend met de chakra's). De bewustwording van de kleuren van dat uiterlijke voorwerp vindt daardoor uitsluitend plaats binnen de bolvormige ruimte van de menselijke geest.
Pas binnen de vermogende geest wordt de zintuiglijke gewaarwording van een voorwerp uit de buitenwereld omgezet in een bewustwording door waarneming van een voorwerp, dat is gekleurd. Kleuren bestaan alleen binnen de vermogende, menselijke geest, want kleuren hangen samen met de eigenschappen van de vermogens.

Dezelfde overwegingen gelden voor geluiden (hangen in de geest samen met warmtetrillingen), tast, geuren en smaken, waarvan de geest zich binnen zichzelf bewust wordt.
Een muziekinstrument veroorzaakt in de buitenwereld slechts geluidloze luchttrillingen. In het slakkehuis in het oor worden deze luchttrillingen omgezet in niets anders dan zenuwprikkels, die in de ziel door meetrillen tot etherische geluidsvormen worden omgevormd. Pas binnen de waarnemende geest komen deze vormen als muziek tot klinken.

Samenvatting
Van een voorwerp in de buitenwereld wordt door de zintuigen, de hersenschorscellen en de ziel een etherische afdruk gevormd in de ziel, die daarna door waarneming in de geest wordt opgenomen; daar komen de elektromagnetische kenmerken - die de kleuren vertegenwoordigen - van het oorspronkelijke beeld in de geest overeen met de kleuren van de vermogens, die in de geest zelf aanwezig zijn (zoals door de chakra's worden weergegeven). Daardoor verkrijgen die kenmerken van de etherische afdruk van het voorwerp binnen de geest de overeenkomende kleuren, waardoor de afbeelding als een gekleurd beeld in de geest verschijnt. Het verschijnsel kleur en klank doet zich pas voor binnen de menselijke geest.
Door de aanvangstoestand van onbewuste vereenzelviging met de buitenwereld echter - waarbij aandacht en toewijding geheel vanuit de menselijke geest op de buitenwereld worden overgedragen - lijkt het, alsof kleuren en klanken zich in de buitenwereld bevinden.


verhouding tussen geest, ziel en lichaam
Zonder het juiste onderscheid tussen geest en ziel te maken - waarbij de ziel de uitstraling is van de werkzame geest, wat in de stof tot uitdrukking komt in de hersencel met zijn uitgestraalde magneetveldje - is het niet mogelijk te beschrijven hoe de wisselwerking tussen de geest en de hersenen van zijn lichaam verloopt.

Literatuur:
J.A. Bernards en L.N. Bouman - Fysiologie van de mens
B.A. Brennan - Licht op de aura
D.C. Giancoli - Natuurkunde deel 2
W.H. Gmelig Meijling en W. Gijsen - De aura
C.W. Leadbeater - De chakra's
F. van Leeuwen - Geestkunde
Th. van Leeuwen - Psychologie en symboliek van de chakra's
R. Polderman - Doe zelf de volgende stap in yoga
Philip Rawson - Tantra
Rudolf Steiner - Hoe verkrijgt men bewustzijn op hogere gebieden?


terug naar het overzicht

terug naar het weblog







^