De persoonlijkheidskenmerken en de getallen


De vraag kan worden gesteld wat ten grondslag ligt aan de beschreven samenhang tussen de samengestelde vermogens en de betekenis van de reeks cijfers 1 tot en met 9 volgens Pythagoras. Het antwoord kan worden gevonden in de beschrijving van wat er gebeurt bij de geleidelijke opwekking tot werkzaamheid van elkaar van de samengestelde vermogens, als de geest vanuit de rusttoestand weer werkzaam wordt.

0 In de nultoestand als de geestelijke rusttoestand, verkeren de vermogens in een toestand van onwerkzaamheid, doordat zij in de paren van tegendelen als het ware met elkaar zijn versmolten tot een innige eenheid. In die toestand bezitten zij daardoor geen eigen zelfstandigheid noch werkzaamheid. De mogelijkheid tot afzonderlijke werkzaamheid is evenwel altijd in aanleg aanwezig, doordat de vermogens de onvervreemdbare eigenschappen van de geest als de eeuwige, bewuste levenskracht zijn en de geest ze uit zichzelf weer tot werkzaamheid kan aanzetten.
Werkzaamheid van de geest met één van de vermogens in het bijzonder, behoort pas tot de mogelijkheden als de vermogens - als tegendelen van elkaar - alle een zekere mate van zelfstandigheid ten opzichte van elkaar kunnen bezitten; alleen daardoor kan de geest bijvoorbeeld enige tijd de ingekeerd denkende toestand in zichzelf vasthouden. Doordat zij tegendelen zijn, bezit de een wat de ander mist, waardoor de geest ze niet alleen evenwichtig naast elkaar kan inzetten, maar waardoor de vermogens elkaar binnen de geest als het ware wederkerig kunnen opwekken tot werkzaamheid, doordat zij altijd op elkaar betrokken blijven.
De wisselwerking tussen die betrekkelijke zelfstandigheid ten opzichte van elkaar én hun tegelijkertijd bestaande onderlinge betrokkenheid binnen de ontwakende geest, zal in het volgende worden beschreven, in samenhang met de betekenis van de getallen volgens Pythagoras.

1 Doordat rust en beweging beide eigenschappen van de geestkracht zijn, kan de geest deze geestestoestanden uit elkaar laten voortkomen en daardoor afwisselen. De overgang van rust naar beweging wordt door de geest ingezet met behulp van het vermogen dat beweging mogelijk maakt: het willen. Het willen is de levenskracht zelf en de aanzet tot het weer in beweging zetten van de overige vermogens ontstaat hier; het willen is de grondslag van beweging van de overige vermogens, daar zij in feite innerlijke wilshandelingen van de geest zijn.

Met het willen heeft de geest de eigenschap dit vermogen, als de zich uit zichzelf aanzettende levenskracht, als eerste weer werkzaam en betrekkelijk zelfstandig te kunnen maken binnen de innige versmelting met de overige vermogens in de rusttoestand. Deze werkzaamheid van het willen vanuit die rusttoestand heeft in het bijzonder de eigenschap zélfwerkzaamheid.
Op het ogenblik dat de geest als de levenskracht door het willen in zichzelf als bolvormige wolk vanuit rust weer werkzaam wordt, gebeurt dit binnen de geest en is de geest daardoor geheel op zichzelf gericht. Deze vorm van willen is daardoor het ingekeerde willen: het willen van zichzelf. Dit geestelijke gebeuren is de oorsprong van het begrip, dat wordt weergegeven door het getal één: het ingekeerde willen als het begin van het streven naar zelfstandigheid door zelfwerkzaamheid.

2 Door de zich ontplooiende zelfwerkzaamheid van het ingekeerde willen dreigt eerst de samenhang met de overige vermogens, die nu nog in de betrekkelijke rusttoestand verkeren, te worden verbroken. Door de vrijheidsdrang van het ingekeerde willen zou er een zekere verstoring daarvan binnen het geheel van de vermogens in de geest kunnen ontstaan. Deze vrijheidsdrang roept door de eveneens bestaande betrokkenheid van de vermogens op elkaar en hun onderlinge evenwicht, zelf binnen de geest een tegenkracht op. Die kracht is erop gericht uiteenvallen juist te voorkomen, de evenwichtige samenhang van de vermogens binnen de groep te herstellen en de onderlinge verbondenheid te handhaven. Deze tegenkracht is het uitgekeerde voelen.
De werkzaamheid van het ingekeerde willen zet het uitgekeerde voelen aan tot werkzaamheid en dit wordt zo het tweede samengestelde vermogen dat binnen de geest werkzaam wordt. Dit geestelijke gebeuren is de oorsprong van het begrip, dat wordt weergegeven door het getal twee: het uitgekeerde voelen als het streven naar onderlinge overeenstemming en samenwerking met alle anderen.

3 Het samenwerken van het uitgekeerde voelen met het ingekeerde willen, vrouw en man, wat de gemeenschap van twee eenheden - twee 'anderen' - is, maakt binnen de geest een derde vermogen werkzaam: het uitgekeerde denken. Het verbinden van twee andere zaken buiten zichzelf is namelijk de eigenschap van dit uitgekeerde denken. Met dit denken streeft de geest naar het scheppen van orde en samenhang tussen twee verschillende zaken: het denken zoekt naar de samenstelling van stelling en tegenstelling, naar de eenheid van tegendelen.
De verbindende werkzaamheid van het uitgekeerde voelen met het ingekeerde willen heeft de werkzaamheid van het uitgekeerde denken tot gevolg, dat zo het derde samengestelde vermogen is dat werkzaam wordt. Dit geestelijke gebeuren is de oorsprong van het begrip, dat wordt weergegeven door het getal drie: het uitgekeerde denken als een scheppende werkzaamheid, waarbij twee zaken tot een nieuwe eenheid, een 'derde', worden samengevoegd. Daardoor kunnen tegenstellingen worden verzoend en vraagstukken opgelost, wat hier noodzakelijk is, daar het ingekeerde willen de neiging heeft alleen zijn gang te willen gaan.

4 Om vervolgens zelf werkzaam te kunnen blijven is de geest met het denken afhankelijk van gegevens die door het waarnemen van de geest in de ziel (met daarin het geheugen) aanwezig blijken te zijn; alleen daardoor ontstaat bewustwording van zaken die kunnen worden overdacht en vervolgens samengevoegd. Door deze noodzaak die met de werking van het denken samenhangt, komt binnen de geest het ingekeerde waarnemingsvermogen tot werkzaamheid.
De werkzaamheden van de eerste drie vermogens hebben zo de werkzaamheid van het waarnemen tot gevolg. Het eerste wat wordt waargenomen als de geest als kracht in zichzelf wakker en werkzaam wordt, is de werkzaamheid van de overige vermogens én de inhouden van de ziel, zodat het ingekeerde waarnemen het vierde samengestelde vermogen is dat werkzaam wordt. Dit geestelijke gebeuren is de oorsprong van het begrip, dat wordt weergegeven door het getal vier: het ingekeerde waarnemen als de toegewijde werkzaamheid voor anderen in een kleine kring, waardoor bewustwording van inhouden plaatsvindt en waardoor binnen de geest de andere vermogens werkzaam kunnen zijn door de verwerking daarvan.

5 Door deze gang van zaken is de geest zowel werkzaam alsook bewust geworden voor wat betreft de vier vermogens en de beide instellingswijzen. Om de werkzaamheid van de vermogens voortgang te kunnen laten vinden, gaat de geest zich vervolgens vanuit de beperktheid van het innerlijk naar buiten richten. Door de tot stand gekomen inwendige werkzaamheid van de geest ontstaat een behoefte aan nieuwe ervaringen, waarmee die werkzaamheid kan worden gevoed. Daardoor wordt het uitgekeerde waarnemingsvermogen werkzaam, waardoor de aandacht op de buitenwereld kan worden gericht met als doel daar ervaringen op te gaan doen.
Dit geestelijke gebeuren is de oorsprong van het begrip, dat wordt weergegeven door het getal vijf: het uitgekeerde waarnemen als het streven naar vrijheid om naar buiten te kunnen treden en aandacht te kunnen schenken aan de buitenwereld en alles wat daar gebeurt. In de stoffelijke wereld kan dit alleen middels de vijf zintuigen.

6 De overvloed aan ervaringen uit de buitenwereld die door het uitgekeerde waarnemen bij de geest binnenkomen, kunnen de wakker geworden geest overweldigen. Om de persoonlijke zelfstandigheid te kunnen bewaren te midden van die stroom van ervaringen, wordt in de geest het volgende samengestelde vermogen werkzaam, het ingekeerde voelen. Dit voelen streeft ernaar de persoonlijke zelfstandigheid tegenover de opgedane ervaringen te handhaven door het zelfgevoel. Om de persoonlijke houding tegenover de ervaringen te kunnen aannemen, vindt nu in zichzelf een gevoelsmatige beoordeling van die ervaringen plaats.
Dit geestelijke gebeuren is de oorsprong van het begrip, dat wordt weergegeven door het getal zes: het ingekeerde voelen als het streven naar gevoelsmatige verwerking en beoordeling van ervaringen, met het doel zowel de persoonlijke zelfstandigheid alsook de gevoelsmatige samenhang met alles binnen zichzelf en met de omgeving waar die ervaringen vandaan komen, te handhaven.

7 De veelheid van ervaringen die door het uitgekeerde waarnemen bij de geest binnenkomen, kunnen binnen de geest wanorde veroorzaken. Die mogelijke ordeverstoring is er de oorzaak van dat in de geest het volgende vermogen werkzaam wordt, het ingekeerde denken. De door het zelfgevoel zelfstandig geworden geest is met dit denken in staat de opgedane ervaringen ook begripsmatig te beoordelen en daardoor te ordenen binnen gedachtenstelsels en denkkaders; ook dit vermogen biedt de geest de mogelijkheid de inwendige orde en het innerlijke evenwicht in zichzelf te bewaren.
Dit geestelijke gebeuren is de oorsprong van het begrip, dat wordt weergegeven door het getal zeven: het ingekeerde denken als het streven naar begripsmatige verwerking van ervaringen met het doel inzicht te verwerven door de ervaringen te ordenen en te beheersen, en de persoonlijke zelfstandigheid te handhaven.

8 Na het overdenken en doorvoelen vormt de geest begripsmatige en gevoelsmatige oordelen, die uitmonden in een bepaald besluit. Om dit besluit te kunnen verwerkelijken in de buitenwereld wordt de wilskracht ten slotte ook werkzaam in de uitgekeerde instelling. Daardoor kan de geest vanuit zichzelf handelend gaan optreden en inwerken op anderen in de buitenwereld, waar eerst door het waarnemen de te verwerken ervaringen werden opgedaan; waardoor de kringloop in de geestelijke werkzaamheid, die over de hoekpunten van de kubus verloopt, is gesloten.
Dit geestelijke gebeuren is de oorsprong van het begrip, dat wordt weergegeven door het getal acht: het uitgekeerde willen als het handelend optreden in de buitenwereld en het verwerkelijken van de mogelijkheden die door waarneming werden opgemerkt, na ze eerst in zichzelf te hebben beoordeeld door het denken en voelen.

9 Als zo alle vermogens hun werkzaamheid hebben verkregen en de beide instellingswijzen zelfstandig kunnen worden gebruikt, is de toestand van volledige bewustheid en werkzaamheid van de geest bereikt. Deze zelfbewuste en zelfwerkzame toestand is de oorsprong van het begrip, dat wordt weergegeven met het getal negen: het innerlijke evenwicht, de volledigheid en heelheid van de geestelijke werkzaamheid, die uiteindelijk zal leiden tot voltooiing van de geestelijke ontwikkeling door zelfverwerkelijking.

numerologie-kubus
Een wezenlijk kenmerk van de geest is de eindeloze kringloop die ontstaat door de samenhangende werkzaamheid van de vermogens. Alléén door de getallen op de geschetste wijze over de hoekpunten van de kubus te verdelen én door de betekenis van die getallen volgens Pythagoras’ getallenleer, ontstaat er een voortgaande beweging door deze 8 punten die met die kringloop overeenkomt.
Bovendien betekent Pythagoras’ opvatting: ‘Alles is getal’, dat de algeest en daarmee de menselijke geest, ook door getallen worden gekenmerkt. Aangezien de grondeigenschappen van de geest beweging én rust zijn, en rust ruimte is, moeten de getallen samenhangen met een ruimtelijke beweging - wat nogmaals alleen door de beweging langs de ribben van de kubus zinvol kan worden weergegeven.

Wordt deze kubus (voor de duidelijkheid van het nu volgende) op de achterzijde gekanteld en wordt er een tussengeschreven bol in getekend (die raakt aan de middelpunten van de ribben), dan kan de hoekige beweging langs de ribben als een vloeiende lijn worden getekend; zo wordt op de zijden van de kubus een golvende, zadelvormige lijn zichtbaar. Deze lijn is gelijk aan de gebogen snijlijn, die een tussengeschreven bol en kubus met elkaar maken als zij zodanig in elkaar zijn geschoven, dat het oppervlak van de bol de ribben van de kubus raakt.

tussengeschreven bol in een kubus, rakend aan
de middelpunten van de ribben, met in kleur
een deel van de snijlijn van bol en kubus
In die toestand zijn bol en kubus gelijkwaardig aan elkaar, doordat de zo gevormde bol tussen de in- en omgeschreven bol van de kubus in staat (de ingeschreven bol raakt met het oppervlak aan de middelpunten van de zijden, de omgeschreven bol gaat met het oppervlak door de hoekpunten van de kubus).
De golvende, zadelvormige lijn geeft twee evenwichtige trillingen weer in de vorm van twee aaneengesloten golven in een ruimtelijke vorm. De op- en neergaande en tegelijk draaiende beweging van een bewegend punt op deze lijn is een weergave van de (denkbeeldige) kringloop, van de alzijdige beweging die in de evenwichtig werkzame geest plaatsvindt. De geest in deze toestand is voortdurend in een staat van mogelijke werkzaamheid met alle geestelijke vermogens, om ook alle mogelijke gegevens die in de tijd als stroom van gebeurtenissen op de geest toekomen, te kunnen verwerken.


numerologie-trilling of
trillend snaartje
Deze trilling in de geestelijke werkzaamheid is oorzaak van de trillende, rustige stromingen van geestkracht die binnen de geest als bolvormige wolk van licht en warmte zichtbaar zijn; zij is ook de oorzaak van de golvende en tegelijkertijd ronddraaiende bewegingen die door inwerking tijdens de zelfbezinning zijn te ervaren.
Deze op- en neergaande en tegelijk ronddraaiende beweging is als een geestelijke rondedans. Daarmee zijn door de eeuwen heen bij alle volkeren op aarde rituelen met een geestelijke betekenis begeleid, doordat de menselijke geest daarbij de behoefte voelde deze innerlijke beweging met het eigen lichaam uit te beelden om zo de betekenis van het ritueel kracht bij te zetten. In het dagelijkse bestaan is een rondedans als vreugde-uiting bij een verblijdende mededeling een bekend verschijnsel; en de zichzelf geworden geest is zichzelf een vreugde geworden en beweegt zich in zijn gebaren in overeenstemming daarmee.

Snaartheorie en wiskunde
Deze beweging vertoont overeenkomsten met die van een trillend ‘snaartje’, als weergave van de wiskundige formulering van de snaartheorie, dat zowel met open uiteinden als in een gesloten cirkel kan trillen; daarmee trachten theoretisch natuurkundigen de alles in zich verenigende theorie over de grondslag van de stoffelijke wereld te beschrijven - wat in feite de algeest is, uit wie de menselijke geest en daarna de gehele schepping, door verdichting is voortgekomen.
De snaartheorie beschrijft op een volkomen wiskundige en samenhangende wijze 'snaartjes' met een bepaalde trillingstoestand, die de oorzaak is van het verschijnen van één van de vele elementaire deeltjes die door de deeltjesfysica worden beschreven.
De wiskundige grondslag van de snaartheorie ondersteunt de uitspraak van Pythagoras dat getallen en verhoudingen van getallen de grondslag van de schepping vormen.

Bron:
Freek van Leeuwen - Geestkunde, § 7.6.2


terug naar Pythagoras' getallenleer






^