Eric Bruijnis - Verschillen in waarnemen en functioneren tussen mensen met een bijna-doodervaring (BDE) en gestorvenen in het hiernamaals.


Artikel geplaatst in de Nieuwsbrief van de Jakob Lorber Stichting, maart 2012.
Eric Bruijnis, psycholoog, theoloog, bespreekt in dit artikel hoe mystici de waarneming en het functioneren van gestorvenen in het hiernamaals beschrijven en vergelijkt dat met de ervaringen van BDE-ers. Dit is een samenvatting van zijn afstudeerscriptie aan de Theologische Faculteiten van Utrecht en Tilburg:
Het hiernamaals bij mensen met een bijna-doodervaring en bij mystici
De volledige studie (€ 13) is te bestellen bij Eric Bruijnis ebruijnis@gmail.com.

Inhoud
Mystici
Bijna-doodervaring
De gebieden
De droomtoestand
Zuivering van de persoonlijkheid
Andere zintuigen en het tijdsbesef
Literatuur

Mystici
Allereerst een omschrijving van 'mystici'. Mystici proberen een relatie of verbinding met God of het Absolute tot stand te brengen. Dat kunnen ze doen door allerlei spirituele oefeningen, zoals bidden, meditatie of vasten. Ze kunnen ook zonder enige oefening deze relatie krijgen. Vaak krijgen ze dat onverwacht in een auditief, visueel of andersoortig visioen. Nu zijn er onder mystici die behalve een psychische of geestelijke aanwezigheid van God, of van een goddelijk wezen ervaren, ook enkele die kunnen waarnemen in de onzichtbare wereld. Beter kan men dan spreken van mystici-zieners.
Aglaya Heintschel, een psychologe, (zie literatuurlijst) beschrijft dit soort zieners als: Catharina van Genua, Emanuel Swedenborg, Anna Catharina Emmerich, Jakob Lorber en Clara Kern. Daarnaast kan ik nog noemen: Hadewich, Franzisca Romana, Marie Faustine, Gemma Galgani, Theresa van Avila, Pater Pio, Pater Stanislas Kostka. Vanuit deze mystici heb ik mijn gegevens verzameld.

Vooral Swedenborg en Lorber geven een vrij goed beeld hoe gestorvenen functioneren in de onzichtbare wereld. Daarom beschrijf ik kort hun leven. Over andere mystici kunt u in mijn onderzoek lezen (E. Bruijnis, 2008). Swedenborg was een Zweeds natuurkundig ingenieur, die sterk geloofde in het mechanistisch wereld beeld. Hij leefde van 1688-1772. Hij had een aantal belangrijke ontdekkingen op zijn naam staan, o.a. een prototype van het vliegtuig en de oorsprong en ouderdom van de aardlagen. Daarnaast was hij ook gelovig. Het materialistisch religieuze dilemma bracht hem tot een crisis. In die crisis kreeg hij een visioen van Christus. Deze droeg hem op de Bijbel anders te gaan interpreteren dan gebruikelijk. Sinds dat visioen kon hij de onzichtbare wereld zien, zich er in begeven en communiceren met engelen en gestorvenen.
Lorber leefde van 1800-1864, was muziekleraar en kreeg met zijn 40e 'de stem van de Heer in zijn hart'. Ook hem werd opgedragen een ander interpretatie te geven van de Bijbel. Lorber neemt daarna waar in het 'hier-namaals'. Hij beweegt zich er verder niet zelf in. Hij geeft een grote hoeveelheid informatie over het functioneren van gestorvenen. Veel komt overeen met Swedenborg.
N.b. Lorber kende de literatuur van Swedenborg, maar heeft veel oorspronkelijks toegevoegd aan diens kennis.

terug naar de Inhoud

Bijna-doodervaring
Zeer veel mensen die een BDE hebben gehad, beschrijven hoe zij snel en helder kunnen denken en andere gestorvenen snel kunnen aanvoelen in de andere wereld. Ze beschrijven ook dat ze zich snel kunnen voortbewegen naar plaatsen waar ze aan denken. Zo snel als de gedachte. Ook de tijd lijkt sneller te gaan. Een klein percentage BDE-ers hebben echter andersoortige ervaringen met zichzelf of met overledenen die ze in het hiernamaals zien. Deze BDE-ers vertelden hoe ze in gebieden kwamen, waarin ze veel mensen zagen, die naast elkaar stonden in een depressieve toestand. Ze leken elkaar niet te zien en zich weinig bewust te zijn van hun omgeving. Weer andere BDE-ers zijn zelf terechtgekomen in een dergelijke toestand van een donkere wereld en een hopeloos gevoel. Weinig BDE-ers hebben negatieve ervaringen. Een inventarisatie over een aantal academische onderzoekers van Van Wees uit 1992 in de Terugkeer spreekt over percentages rond de 2-18%.
Nu blijkt dat bij gestorvenen die zijn waargenomen door zieners, het bewustzijnsniveau, snelheid van denken en aanvoelen veel meer te variëren. Zowel Lorber als Swedenborg als anderen beschrijven hoe vele gestorvenen slecht waarnemen, hoe de bewegingsvrijheid bij hen gering is, de tijd langzaam gaat, ze een lage vorm van bewustzijn hebben. Dit constateren zieners door wat deze wezens er zelf over zeggen, door wat engelen over deze wezens zeggen en door de waarneming van de zieners zelf. Volgens mystici heeft de mens hier op aarde stoffelijke zintuigen (zenuwen, hersencellen), die aansluiten bij onze geest, maar in het hiernamaals kijkt men met geestelijke zintuigen. Volgens Lorber zijn die geestelijke zintuigen niet of slecht ontwikkeld als men tijdens zijn leven spiritueel nog weinig is ontwikkeld. Wat hij met spiritueel bedoeld, definieert hij niet expliciet, maar hij geeft aan dat het te maken heeft met: zich richten op het geestelijke, op liefde voor de ander mensen en op het welzijn van de wereld. Naar zijn mening heeft het niet te maken met het belijden van een kerk of godsdienst, maar met een goed leven.
De variatie van het waarnemen in de andere wereld en de donkere ervaringen blijken volgens hen verband te houden met de zuiverheid en ontwikkeling van de ziel van de gestorvenen. Onzuiverheid betekent voor vroegere eeuwen in Europa vooral: 'zondig'. Heden ten dage kan men onder onzuiverheid ook verstaan: blokkades en problemen in jezelf door trauma's, psychologische oorzaken of emotionele situaties die je functioneren belemmeren in het hiernamaals.
Voor de donkere en mistroostige toestanden bij BDE-ers of gestorvenen, zullen er meerdere oorzaken kunnen zijn, zoals boven beschreven. Overigens is het verband bij BDE-ers niet altijd zoals men 'kerkelijk' verwacht. Bijvoorbeeld bij zelfmoordpogingen van BDE-ers bleken de mensen zowel in donkere als in goede werelden te kunnen komen. Zondig voor de kerk is niet zonder meer 'zondig' voor God. Ook dat benadrukken vooral Swedenborg en Lorber. De mystici beschrijven hoe men door eigen inzicht, confrontatie met andere wezens en zelfverwerkelijking, en met hulp van engelen en God, zijn persoonlijke ontwikkeling kan verbeteren.

terug naar de Inhoud

De gebieden
Veel mystici-zieners zien de onzichtbare wereld als een samenstelling van zeer veel gebieden en toestanden. Ook bij BDE-ers ziet men veel gevarieerde gebieden waarin men terecht komt. Bij de zieners is er echter meer samenhang, hoewel zij niet alles kunnen plaatsen.
Volgens Lorber en Swedenborg komen de gestorvenen allereerst in een gebied van waaruit ze deze wereld, deze aarde, zien; zoals bij de BDE. Dan gaan ze over naar een tussengebied, niet door een tunnel, waarin ze eerst goed worden opgevangen door engelen en verwanten, daarna komen ze in een apart gebied waar ze vooral worden gezuiverd. In de middeleeuwen noemde men dit gebied vagevuur, maar knoopte daar vaak veel angstwekkende ervaringen aan vast. In werkelijkheid blijkt dit gebied volgens de mystici veel neutralere subgebieden te hebben, naast gebieden waarin men psychologisch vreugde of pijn kan hebben.
De pijn is te vergelijken met bepaalde ervaringen tijdens de terugblik, die BDE-ers kunnen hebben, waarin hij of zij het betreurt bepaalde personen in hun leven te hebben gekwetst. De pijn daarover kan bij sommigen worden vergeleken met een innerlijk vuur. Gestorvenen kunnen na een langdurig zuiveringsproces met vreugden en verdriet ofwel overgaan in hemelse werelden, of in helse. Volgens vele mystici is de gang naar de 'hel' afhankelijk van de eigen keuze en het eigen gedrag in dit leven en in het hiernamaals. Men wordt door hogere wezens geholpen met het zuiveringsproces. Maar men kan zich afsluiten voor de geestelijke impulsen en steun van engelen. Zowel de engelen als God proberen ons in die werelden voor het goede te laten kiezen, maar ze geven ons daarin wel de vrijheid.

terug naar de Inhoud

De droomtoestand
Nu blijkt dat vele gestorvenen direct na de dood nog helemaal niets zien in de andere wereld. Dit is vrij ongebruikelijk bij BDE-ers, maar komt wel voor (Gibson, 1996, 144). Zijn de geestelijke zintuigen nog niet ontwikkeld tijdens ons leven, dan zien we na gestorven te zijn weinig tot niets van wat zich afspeelt in het tussengebied of in het gebied bij de aarde waar men meestal als eerste komt. Het gebied bij de aarde is te vergelijken met de omgeving waarin BDE-ers zich bevinden als ze boven de operatietafel zweven of waar ze uit hun lichaam zijn getreden. BDE-ers zien daar zeer helder wat zich afspeelt. Vele gestorvenen komen er echter in een soort droomtoestand. Ze hebben wel hun eigen emoties, geheugen en gedachten nog. Deze projecteren ze in een droom, te vergelijken met wat er in onze droom gebeurt. De droom wordt voornamelijk bepaald door gevoelens en gedachten, niet door de aanwezige omgeving van het hiernamaals.
Door deze droomtoestand zijn de gestorvenen hulpeloos en is er veel duisternis (Heintschel, 1996, 239, 240). Het is een droomtoestand met verschillende diepten, afhankelijk van de geestelijke ontwikkeling. Het komt overeen met de oude populaire voorstelling van de doodsslaap (Heintschel, 1996, 240). Ze zijn afgesloten van hun omgeving. Alleen engelen kunnen doordringen tot het innerlijk om op die wijze de gestorvenen rijper te maken voor geestelijke waarneming en hun innerlijk zuiverder te maken.

terug naar de Inhoud

Zuivering van de persoonlijkheid
Lorber en Swedenborg zeggen dat als men in het tussengebied uit deze droomtoestand komt en zich meer van de omgeving bewust wordt, de geestelijke zintuigen steeds beter gaan functioneren. Men kan helderder zien, horen, proeven en ruiken en gaat steeds meer de aanwezige wezens waarnemen zoals ze innerlijk zijn (Swedenborg z.j., 369-371; Lorber, 1992, 10, 30, 94). In het begin is de waarneming nog vaak gekleurd door projecties van de persoonlijkheid, maar langzamerhand wordt de omgeving steeds juister waargenomen. Men volgt steeds bewuster de drie fasen van het tussengebied. Die fasen kunnen worden gekenschetst met: 1. kennismaking met het hiernamaals, 2. zuivering van gevoelens en motieven, 3. afsterving van onzuivere gevoelens en motieven. Deze fasen zijn ook te vergelijken met Hindoeïstische, Boeddhistische en tegenwoordige spirituele voorschriften voor een goed leven. Ook in de psychotherapie kent men deze processen, alleen noemt men die confrontatie, katharsis, inzicht, voorgenomen gedragsveranderingen en werkelijke gedragsverandering. Vooral bij Lorber kan men deze fasen terugvinden in zijn beschrijvingen van interactie tussen gestorvenen in het hiernamaals.
De zuivering wordt vooral geïntensiveerd en bewuster als men in de tweede fase van het tussengebied komt. Lorber en Swedenborg spreken hier van de onthulling van de persoonlijkheid. Men wordt geconfronteerd met zijn eigen innerlijk. Daardoor gaat men steeds minder zijn eigen zwakheden op anderen projecteren. Tevens heeft men door de onthulling van de eigen zwakheden de gelegenheid deze te verbeteren (Swedenborg z.j., 299-408; Lorber 1992).
Als het innerlijk naar buiten komt, zuiver of niet, trekt men ook steeds sterker mensen aan van de eigen aard en komt men in landschappen die steeds beter aansluiten bij dat eigen innerlijk. Gezuiverde mensen komen in mooiere landschappen en komen meer goede mensen tegen. Mensen die zich afsluiten voor deze zuivering komen mensen tegen van dezelfde aard en verzeilen in steeds slechtere situaties (Swedenborg z.j., 324; Lorber 1992). Gaat men door steeds grotere onzuiverheid richting hel, wat door veel mystici wordt gezien als een vrije keuze (Kern, Genua, Lorber, Swedenborg), dan gaat men ook steeds onzuiverder waarnemen, minder logisch denken en wordt men suffer. Men denkt in die toestand echter dat men helder waarneemt en zelfs dat men machtiger is dan God, zo men deze nog erkent. Overgeleverd aan waanvoorstellingen begaan zulke mensen van alles: huichelarij, leugen, grove onzin, slechte daden (Heintschel 1996, 145,146; Swedenborg z.j., 409-461). Naar mijn mening zal het aantal momenten van vrije wil ook verminderen, maar niet geheel verdwijnen.
Hoewel die 'helse' wereld met veel projecties wordt waargenomen is die wereld zelf geen projectie. Het is mijns inziens de realiteit van de versplintering, agressie en egocentriciteit. Ondanks deze duisternis is daar ook sprake van voortdurende hulp om deze zielen weer terug te brengen naar het licht. Volgens Lorber is de hel geen eeuwige toestand, voor Swedenborg kan dat wel zo zijn. Andere mystici verschillen hierin van mening.

terug naar de Inhoud

Andere zintuigen en het tijdsbesef
Behalve het zien kunnen ook andere zintuigen in het tussengebied verbeterd worden door het zuiveringsproces. Hoe dichter men bij God komt door de reiniging, des te meer warmte men voelt (Swedenborg z.j., 80-90). Lorber schrijft hoe de gestorven bisschop Martinus na zijn bekering warmte gaat ervaren van de geestelijke zon (Lorber 1992, 57). Lorber beschrijft hoe ook hongergevoelens en gewoon eten blijven bestaan in het hiernamaals, getuige de vele maaltijden die hij heeft gezien. Zo zijn ook reuk en smaak aanwezig (Lorber 1992, 274).
Lorber beschrijft dat ook de tijdsbeleving voor iedere gestorvene verschilt. Is men in een onontwikkelde, slechtere of onzuivere toestand, dan gaat de tijd veel langzamer, in betere toestand gaat deze sneller. Bijvoorbeeld: bisschop Martinus komt in een deprimerende toestand in het hiernamaals terecht. Hem lijkt het vele jaren te duren. Ten slotte wijst een engel hem er op, dat hij net drie uur geleden is gestorven. Martinus kan vervolgens zijn opgebaarde lichaam nog in de kerk zien liggen (Lorber 1992, 14). Bij BDE-ers gaat alles meestal sneller.

Verplaatsing in het hiernamaals gaat ook op diverse manieren. Bij Lorber zijn er drie wijzen van verplaatsing in het hiernamaals. Men kan zich op normale snelheid door lopen verplaatsen, als op aarde. In een meer ontwikkelde toestand gaat men zweven. Is de geest nog meer ontwikkeld dan gaat men zo snel als een gedachte. De mogelijke snelheid is dus afhankelijk van de ontwikkeling van het innerlijk. (Lorber 1992, 276). Samengevat kunnen we zeggen dat BDE-ers vooral positieve ervaringen hebben, scherper en sneller functioneren. Gestorvenen die door mystici zijn gezien, variëren onderling sterk in functioneren. De snelheid en accuraatheid wordt volgens bovengenoemde mystici bepaald door de zuiverheid, emotionele toestanden en ontwikkeling van de ziel en kan in de loop van de tijd ten goede veranderen.

terug naar de Inhoud

Literatuur
Adam, Josef; Clemens Brentanos Emmerick-Erlebnis. Freiburg i.Br. 1956.
Bruijnis, Eric; Het hiernamaals bij mensen met een bijna-doodervaring en bij mystici, een vergelijkende studie (te bestellen voor € 13,00 via ebruijnis@gmail.com).
Heintschel, Aglaja; Zeugen für das Jenseits, Zürich, Swedenborg Verlag, 1974; vertaling: P.J. Blok, Getuigen van het leven aan gene zijde, g.p., De Ster, 1996
Lorber, Jakob; Kruis en Kroon, Tilburg, De Ster, 1990
Lorber, Jakob; Bisschof Martin, Würtemberg, Lorber Verlag, z.j.; vertaling: Jakob Lorber Stichting, Bisschop Martinus, Breda, De Ster, 1992
Swedenborg, Emanuel; Opmerkenswaardige levende ondervindingen, Band I t/m IV, Den Haag, Martinus Nijhoff, 1971-1973, vertaling: A. Zelling
Swedenborg, Emanuel; Hemel en Hel, Den Haag, F.J.W. Posthuma, z.j., vertaling: G. Barger.
Mocht u geïnteresseerd zijn in de volledige studie, dan kunt u deze ook bij de Jakob Lorber Stichting opvragen. De prijs is € 13,00.


terug naar het literatuuroverzicht






^