Roger Cook - De Levensboom
Symbool van het middelpuntUitg. De Haan, Bussum, 1974
Vertaling E.A.M. Scheltema-Vriesdorp
ISBN 9022840247
De omgekeerde boom - De levensboom van de Kabbalah
De mysterieuze verhouding tussen de onzichtbare, transcendentale God en de zichtbare wereld van de schepping was iets, wat ook de middeleeuwse joodse mystiek boeide, vooral die vorm die als de Kabbalah (overlevering) bekend staat.
De Kabbalisten beschouwden de schepping als een uiterlijke manifestatie van de innerlijke wereld van God. In de oudste Kabbalistische tekst die we kennen, het Boek van Bahir, dat in 1180 in Frankrijk werd geschreven, lezen we: "Alle goddelijke krachten vormen een opeenvolging van lagen net als een boom." En in de allerbelangrijkste Kabbalistische tekst, het 13e-eeuwse Boek van Zohar (van Mozes van Léon) staat: "De Levensboom strekt zich van boven naar beneden uit en is de zon die alles verlicht."
De Kabbalisten gebruiken, om Gods verborgenheid te beschrijven, de met elkaar samenhangende beelden van het Zaad ('Verborgen Zaad'), de wortel ('Wortel van alle Wortels') en de mathematische punt ('Oerpunt of Gladde Punt'). Vooral de associatie van het 'Oerpunt' en het 'Verborgen Zaad' is uiterst belangrijk, omdat we die in een belangrijke moderne tekst opnieuw tegen zullen komen. In het boek van Zohar wordt het begin van de schepping zo beschreven: "Toen de Verborgene van het Verborgene zich wilde openbaren, maakte hij eerst een enkele punt: het Oneindige was volledig onbekend en verspreidde geen licht voordat dit lichtgevende punt het aanschijn kreeg."
"Buiten dit punt kon niets worden gekend, daarom wordt het resjith, het begin, genoemd, het eerste van die scheppende woorden, waarmee het heelal werd geschapen."

De Levensboom of Sefirothboom
Ze kunnen ook overdwars worden gelezen en vormen dan de drie onafhankelijke werelden van het Intellect (Kether, Binah, Hokhmah), Verbeelding (Din, Hesed, Tifereth, Hod, Netsah en soms Yesod) en Materie (Yesod en Malkuth).
Verder is er een seksueel symbolisme verweven in het web van relaties tussen deze tien Sefiroth, want elk vertegenwoordigt een mannelijke of actieve of een vrouwelijke of passieve kracht van God.
Tenslotte verbindt deze mystieke boom de drie Werelden van God, Mens en het Heelal, doordat het functioneren van alle drie wordt onthuld.
De Mens en het Heelal zijn een afspiegeling van elkaar en beiden zijn ze een afspiegeling van de grenzeloze oneindigheid van wat de Kabbalisten En-Sof noemen, het eindeloze; die onpersoonlijke 'God buiten God om' die het eindige menselijke begrip te boven gaat, maar waar zowel de Mens als de Wereld op mysterieuze wijze in zijn ondergedompeld.
Menorah
Een belangrijk (en misschien bekender) joods symbool dat in verband staat met de kosmische boom is de zevenarmige kandelaar die bekencl staat als de Menorah. De bijbelse herkomst ervan vindt men in Exodus (25:31-40), waar Mozes van God instructies krijgt om een menorah te maken als een van de belangrijkste onderdelen van het Tabernakel. Hij moet uit één stuk worden gemaakt, van puur geslagen goud, in overeenstemming met het model dat Mozes op de berg is getoond. Dat was het model van de gouden menorah die tenslotte in de Tempel in Jeruzalem stond (pl. 52).
De vorm van de boom gaat zoals zoveel andere vormen van de kosmische boom terug tot het oude Mesopotamië. De zeven armen zijn afkomstig van de astrologische betekenis van het getal zeven, dat de zeven bekende hemellichamen vertegenwoordigde (Zon, Maan, Mercurius, Venus, Mars, Jupiter en Saturnus). Voor de grote joodse filosoof Philo van Alexandrië (c. 30 v.Chr. - 50 n.Chr) wiens streven het was om de wetten van Mozes en Oosterse denkbeelden te verenigen met de Griekse filosofie van Plato, vertegenwoordigden de vertakte bogen van de kandelaar de banen van de planeten om de Zon, die vertegenwoordigd werd door de 'vaste' vertikale middenpijler, waarvan de lamp het licht van God was waaraan de andere zes hun afstralende glorie ontleenden.
Het model dat Mozes op de berg te zien kreeg was de innerlijke, geestelijke vorm van de kosmos waarvan de menorah een uiterlijke afspiegeling was. De zeven lampen van de menorah waren ook de zeven 'ogen van de Heer', die de profeet Zacharia in zijn visioen van de gouden lampenhouder zag (Zacharia 4). Die stond tussen twee olijfbomen die olie voor de lampen leverden. Deze associatie treffen we ook aan in de Koran (ch. 24) waarin de 'olijf die noch van het Oosten, noch van het Westen is' ('dit betekent in het centrum van de wereld) zou branden 'zelfs als hij door geen vuur zou worden aangeraakt'.
In de Kabbala wordt het Goddelijke Licht gebroken en weerkaatst door de tien 'sferen' of de Sefiroth, die de Creatieve emanaties van het diepste Wezen van God voorstellen. Zij vormen samen de Sefirotische Levensboom en ontplooien de verborgen struktuur van God, de Mens en het Universum, die in de En Sof, het Oneindige onverbrekelijk één zijn. Het Goddelijke licht dat in de Sefiroth wordt weerkaatst, is net als her licht van de zon dat wordt weerkaatst in de hemelse sferen.
Op die manier worden de zeven onderste sferen van de boom geassocieerd met de zeven hemellichamen. In het diagram heeft ieder zijn astrologische teken overeenkomstig het systeem dat Kircher hanteerde:
Tifereth - Schoonheid - Zon, in het midden en
er onder, Hod - Pracht - Venus,
Netsah - Vastheid - Mars,
Yesod - Grondvest - Mercurius,
Malakoet - Koninkrijk - Maan, en
boven links Din of Gevoera - Oordeel - Saturnus en
rechts Hesed - Liefde - Jupiter.
Deze astrologische symboliek is ook terug te vinden in een traditioneel diagram van de Kabbalisten met Hebreeuwse letters voor de tien Sefiroth op de stam en takken.
terug naar het literatuuroverzicht
^