Kurt Eggenstein - De profeet Jakob Lorber

Uitgeverij Ankh-Hermes - Deventer 1985
ISBN 90-202-4637-2

De mens is een drieëenheid van lichaam, ziel en geest

"U bent een geschapen mens, als zodanig bestaat u uit een lichaam en een levende ziel, waarin de geest der liefde woont." (Ha 11 250, 10)
"De mens is volledig naar Gods evenbeeld geschapen en wie zichzelf volkomen wil kennen, die behoort te weten en in zichzelf te beseffen dat hij als één en dezelfde mens eigenlijk ook uit drie 'persoonlijkheden' bestaat! Ten eerste hebt u een lichaam, dat van alle benodigde zintuigen en andere voor een vrij en zelfstandig leven noodzakelijke ledematen en bestanddelen van het grootste tot het nauwelijks voorstelbaar kleinste is voorzien. Dit lichaam heeft ten behoeve van de ontwikkeling van de geestelijke ziel in hem een geheel eigen natuurleven, dat in alle opzichten sterk verschilt van het geestelijke zieleleven. Het lichaam leeft van het stoffelijke voedsel, waaruit het bloed en de andere voedingssappen voor de verschillende bestanddelen daarvan worden gevormd." (Gr VIII 24, 6)

"Wanneer wij de ziel op zichzelf beschouwen, dan zullen wij ontdekken dat ook deze op zichzelf een compleet volmaakte mens is, die substantieel-geestelijk ook in zichzelf en voor zichzelf dezelfde bestanddelen bevat als het lichaam en zich daarvan op hoger geestelijk niveau net zo bedient als het lichaam dat met zijn onstoffelijke bestanddelen doet.
Hoewel echter eensdeels het lichaam en anderdeels de ziel ieder op zich twee volkomen verschillende mensen of personen vormen, van wie ieder op zich een eigen specifieke activiteit omvat, waarvan hij uiteindelijk niet eens het hoe en waarom kan verklaren, vormen zij in het wezen van hun eigenlijke levensdoel desondanks slechts één mens, zodat eigenlijk niemand over zichzelf noch over iemand anders kan beweren, dat hij niet een één mens, maar een tweemens is. Want het lichaam moet in dienst staan van de ziel, terwijl deze met haar verstand en wil het lichaam behoort te dienen [een beschrijving van de aanvangstoestand van onbewuste vereenzelviging van de geest met ziel en lichaam]; dat is ook de reden waarom de ziel ook voor de handelingen waartoe zij het lichaam heeft benut evenzeer verantwoordelijk is als voor haar eigen handelingen, die uit allerlei gedachten, wensen, verlangens en begeerten bestaan."

"Wanneer wij echter het leven en bestaan van de ziel op zichzelf nog nader bezien, dan zullen wij ook spoedig en zonder moeite vaststellen, dat zij ook nog als een op zichzelf staand substantieel lichaam, menswezen, niet hoger staat dan bijvoorbeeld de ziel van een aap. Weliswaar heeft zij een instinctmatig verstand van iets hogere graad dan een dier, doch van rede en een hogere beoordeling der dingen en de verhoudingen daarvan kan geen sprake zijn.

Dit hogere en eigenlijk hoogste en volledig op God gelijkende vermogen in de ziel maakt een zuiver essentieel geestelijk derde mens, d.i. diegene, die in de ziel huist." (Gr VIII 24,9-12)
"De ziel bevat weliswaar het leven uit God, doch is nog lang niet het leven zelf." (Gr 111 42,5)
"Slechts een vonkje in het centrum van de ziel is datgene dat men de geest Gods en het eigenlijke leven noemt. Dit vonkje moet met geestelijk voedsel gevoed worden, dat door het zuivere woord Gods gevormd wordt. Door dit voedsel wordt het vonkje in de ziel groter en machtiger, trekt uiteindelijk zelf de menselijke gestalte van de ziel aan, doordringt de ziel ten slotte geheel en brengt teweeg, dat deze in zijn wezen overgaat. Dan echter wordt de ziel zelf ook geheel tot leven, dat zichzelf als zodanig in alle diepte der diepten beseft." (Gr III 42, 6)
"Ik zeg u: deze geest is datgene, wat alles in de mens schept en ordent; de ziel echter is als het ware slechts een substantieel lichaam (van de geest), zoals een vleselijk lichaam een houder van de ziel is." (Gr V 211,4)

"Ieder mens die op aarde wordt geboren ontvangt een geest vanuit Mij en kan volgens de voorgeschreven orde een volmaakt kind van God worden." (EM, hoofdstuk 53) "Het geestelijke is in de mens op bijzonder godgelijke wijze voorhanden, wat ook de reden is waarom het met verstand en rede [denken] kan worden begaafd, een taal heeft en God als zijn schepper aanvankelijk kan vermoeden en later steeds zuiverder en zuiverder kan beseffen [bewust zijn, waarnemen], liefhebben [voelen] en zijn eigen wil [willen] volledig aan de ontdekte goddelijke wil ondergeschikt kan maken." (Gr VI 32, 6)
"Wanneer de ziel de juiste mate aan rijpheid en vorming heeft bereikt dan gaat (in het hiernamaals, Egg.) de geest volledig in de gehele ziel over en daardoor is de totale mens volmaakt, een nieuw schepsel, en wel eigenlijk vanuit God, omdat de geest in de mens eigenlijk niets anders is dan een God op zeer kleine schaal, aangezien hij volledig uit Gods hart is voortgekomen." (Gr I 214,10)
"De geest Gods in de mens is in aanleg van het begin af aan een evenbeeld van God, maar voor de volledige actief levende gelijkenis met God moet hij zich eerst op de ontwikkelingsweg begeven die Ik u heb getoond." (Gr III 48, 7)
"Niemand kan weten wat er allemaal in de mens verborgen is behalve de geest, die in het binnenste van de mens is en woont, en zo weet geen enkele wijze van de wereld wat God zelf is en wat er in hem is; alleen Gods geest, die alle diepten van de Godheid doordringt, weet het." (Gr IX 58, 6)

De goddelijke geestesvonk krijgt het kind in het moederlichaam ingegeven, "wat bij sommige kinderen vroeger, bij anderen later gebeurt." (EM, hoofdstuk 51)

Paulus spreekt in de brief aan de Thessalonicenzen (5,23) duidelijk over geest, ziel en lichaam van de mens. Bijna alle theologen van de middeleeuwen maken een onderscheid tussen geest en ziel. Voor de middeleeuwse mystici zoals Eckehart, Johannes van het Kruis, Theresia van Avila enz. was het verschil tussen geest (spiritus) en ziel (anima) een vanzelfsprekend iets.
Eckehart in het bijzonder wijst onvermoeibaar op het zielevonkje [de geest] in de mens.

Het werd in de katholieke kerk pas gebruikelijk om alleen over lichaam en ziel te spreken, toen paus Pius IX in 1857 in een schrijven aan de kardinaal van Breslau zijn mening tegen de onderscheiding naar ziel en geest naar voren bracht. Deze uitspraak heeft echter voor de officiële leer van de kerk geen betekenis.

(Gr) Großes Evangelium Johannes (GEJ)
(Ha) Haushaltung Gottes


terug naar het literatuuroverzicht

terug naar het weblog







^