Johannes van Damascus



Johannes van Damascus († ca 749)
kerkvader
Hij moet rond 650 geboren zijn in de Syrische stad Damascus als zoon van een zogeheten 'logothètes' aan het hof van de kalief: iemand die de belangen behartigde van de door de moslims onderworpen christenen. Zijn opleiding kreeg de jonge Johannes van een Italiaanse monnik Cosmas die door zijn vader uit gevangenschap was vrijgekocht. Na de dood zijn vader kreeg hij diens functie aan het hof.

Intussen brak in de christenwereld de strijd uit rond de beweging van de ikonoklasten.
Deze beweging mocht zich verheugen in de machtige steun van de Byzantijnse keizer Leo de Isauriër (717-740). Onverschrokken, en met veel kennis van zaken, schreef Johannes een geschrift 'Tegen hen die de ikonen breken'. Daarin voert hij aan dat niet alleen de afbeelding op de ikoon verwijst naar het goddelijke, maar dat het materiaal van de ikoon zelf, het goud, zilver, hout en de verf, ook nog eens geheiligd worden door het doel waarvoor zij worden gebruikt. En heeft God bovendien niet de materie van de hele schepping geheiligd en van zijn goddelijkheid doortrokken door het wondervolle mysterie van de menswording?

Omdat de keizer er niets tegenin kon brengen, wist hij niets beters te doen dan zijn rivaal verdacht te maken bij de kalief. Hij zond de kalief een brief met de valse beschuldiging dat Johannes een plan aan het uitwerken was om de stad Damascus de Grieken in handen te spelen. De kalief kon niet geloven dat zijn vertrouweling tot zo'n laaghartig verraad in staat zou zijn. Maar voor alle zekerheid nam hij toch voorzorgsmaatregelen: hij liet bij Johannes de rechterhand afhakken: de hand die het geschrift tegen de iconoclasten, en daarmee tegen de keizer, had geschreven.

Die nacht bleef Johannes de hele nacht in gebed waken voor een Maria-ikoon, waarbij hij zijn afgehouwen hand krampachtig tegen de stomp van zijn arm drukte. In zijn gebed legde hij aan de Moeder Gods uit dat hij die hand hard nodig had om ter ere van haar hymnen en lofzangen te schrijven. Uitgeput door de pijn en het waken, viel hij in slaap. In zijn droom zag hij hoe de Moeder Gods hem beloofde de hand te genezen. Toen hij wakker werd zat zijn hand weer vast aan zijn arm; slechts een ringvormig litteken gaf de oude verwonding nog aan. Uit dankbaarheid liet hij op de ikoon een zilveren hand aanbrengen. Naar het schijnt wordt deze ikoon van de Driehandige Maagd nog steeds bewaard en vereerd op de Berg Athos in Griekenland.

Nu verhuisde Johannes naar het buurland Palestina om daar als monnik in te treden in de 'laura' (letterlijk 'kring', dus monnikengemeenschap) die daar zo'n honderdvijftig jaar eerder door Sint Sabas († 532; feest 5 december) was gesticht. Deze lag niet ver van Jeruzalem. Zoals hij beloofd had, besteedde hij de meeste tijd aan het dichten en componeren van Mariahymnen en andere liturgische gezangen. Sommige ervan worden nog steeds gebruikt in de oosterse liturgie. Volgens zeggen stierf hij op ruim honderdjarige leeftijd.

In 1890 riep paus Leo XIII († 1903) hem uit tot kerkleraar.
Hij is patroon van apothekers, ikonenschilders en theologiestudenten.

Bron: Dagelijks Bijbelcitaat


terug naar Theunissen






^