Jung - Antwoord op Job

De strekking van Jungs gezichtspunt t.a.v. het verschijnsel dat mensen in dit bestaan schijnbaar onschuldig moeten lijden, zoals beschreven in het boek Job.

Het verhaal van Job (Hebreeuws 'hiob': de (naar God) terugkerende)
Voor een hemelse raadsvergadering roept God zijn zonen (de 'bene ha Elohim': zonen van God) bij elkaar. Tegen één van hen, Satanaël (letterlijk: 'tegenstander-god'), zegt hij: heb je wel gezien hoe vroom Job is? Satanaël antwoordt dan dat het waar is, maar dat Job zo vroom kan zijn doordat God zelf hem beschermt.
God en Satanaël gaan dan een weddenschap aan: is Job in staat gelovig te blijven als God zijn handen van hem aftrekt en hem aan de willekeur van Satanaël overgeeft? God laat dus toe dat Satanaël hem beproeft(!).
De rijke Job krijgt vervolgens een reeks van tegenslagen te verwerken. Hij lijdt daaronder; hij overlegt dan met zijn drie oude vrienden (de oude levensbeschouwing: gehoorzamen aan de eisen van de wet) en die zeggen tegen hem: je lijdt, Job, dus je moet hebben gezondigd; belijd daarom aan God je schuld, doe boete en vraag om vergeving. Job antwoordt echter: ik zie niet in (Jobs onbewustheid) waarmee ik zou hebben gezondigd, dus ik lijd onschuldig! Ik zie niet in waarvoor ik om vergeving zou moeten vragen!

Dan komt de jonge wijze Elihu (de nieuwe levensbeschouwing: zelfkennis verwerven); hij antwoordt: je zonde is juist je onwetendheid, het feit dat je niet inziet dat je nog onbewust bent. Daardoor 'beantwoord je niet aan het doel' (letterlijk: 'zondig je'; 'zonde' betekent: het doel missen) van dit bestaan, want het doel is: geestelijke ontwikkeling door inzicht in jezelf te verwerven.
Door het gesprek met zijn drie oude vrienden raakt Job steeds meer in hen en hun oude zienswijze teleurgesteld. Hij keert zich van hen af en wordt op zichzelf teruggeworpen. Daardoor komt hij steeds verder van zijn vroegere wereld af te staan en steeds dichter bij de nieuwe zienswijze, die door Elihu wordt vertegenwoordigd, de nieuwe cultuur; maar daardoor komt hij ook steeds dichter en persóónlijker bij God, bij wie hij nu zijn heil zoekt.

Na het gesprek met Elihu wendt Job zich tot God en komt hij tot zijn innerlijke godservaring. En daarmee komt Job tot het inzicht: vroeger was ik wel vroom, maar ik sprak woorden zonder dat ik begreep wat ik zei (ik was onbewust) ... maar nu heb ik God gezien! Door mijn onwetendheid moest ik weliswaar lijden, maar door dat lijden ben ik op mijzelf teruggeworpen en daardoor ben ik nu bewust geworden van mijzelf en mijn persoonlijke verhouding tot God.

Job, hoofdstuk 42
42:3 (Job) "Wie is het toch, die Gods raadsbesluit versluiert, zonder verstand?
Daarom: ik verkondigde, zonder inzicht, dingen mij te wonderbaar en die ik niet begreep."
42:4 (God) "Hoor nu en Ik zal spreken; Ik wil ú ondervragen, opdat gij Míj onderricht." (Job beseft daardoor de ware aard van zijn verstandhouding met God, die zijn schepper is.)
42:5 (Job) "Slechts van horen zeggen had ik van u vernomen, maar nu heeft mijn oog u aanschouwd.
42:6 Daarom herroep ik (mijn aanklacht wegens vermeende onschuld) en doe boete in stof en as."


terug naar het literatuuroverzicht






^