Hans Kieckens - Kleur, de leer en de effecten

Door Hans Kieckens en G. Koopman
AO - Actuele Onderwerpen, 21 jan. 2000

Dit AO bevat - na de natuurkundige toelichting - een brede verkenning van het verschijnsel kleur. En weer zult u - zoals u bij lezing van AO's zo vaak overkomt - verbaasd zijn door al die kleine wetenswaardigheden die het onderwerp juist voor iedereen zo interessant maken.
Het is bijvoorbeeld niet zozeer de kleur van het wasgoed, maar de kleur van de wasmiddelverpákking die onze keuze voor OMO, Persil of enig ander merk beïnvloedt. Terwijl kleur toch ook nog zo afhankelijk is van licht: daglicht of kunstlicht. Daarom gaat zo vaak het alarm van de kledingzaak af als de klant even wil kijken 'hoe het licht er buiten op valt'.
Als rood, groen en blauw samenvallen zien we wit. Blijft de vraag: waarom kiezen de socialisten rood, de liberalen blauw en de christen-democraten groen als hun huiskleur?
Ook bij het beantwoorden van die vragen helpt dit AO u enigermate op weg.
Andries Greiner

Inhoud

Inleiding
1. De fysica van het kleurenzien
2. Additieve kleurmenging
3. Subtractieve kleurmenging
4. De ordening van kleuren
5. Energie (fotosynthese)
6. Psychologische effecten
7. Kleuren in de dierenwereld
8. Schilders en kleuren
Literatuur

(Opmerking: door de kwaliteit van het gescande papier oogt het geel helaas groenachtig.)

Inleiding
Zonder kleur zou het leven er letterlijk grijs - hoewel beter gezegd zwart, wit en grijs - uitzien. Genieten van een ondergaande zon, schilderij, vruchtencocktail en wat al niet, is er niet meer bij. Het verkeer zou in het honderd lopen en zelfs de liefde zou niet meer zijn wat ze is geweest: de gelipstickte zoen laat niet meer dan een zwarte vlek op je wang achter.
De gewaarwording van kleuren speelt zich voornamelijk in het hoofd af. De ogen registreren, de hersenen maken er een 'fullcolor'-beeld van. Dat beeld kan van mens tot mens verschillen. Wat de een geelgroen noemt, is voor de ander bijvoorbeeld blauwgroen.
Wanneer iemand kleuren regelmatig anders benoemt en slecht kan onderscheiden, spreken we van kleurenblindheid. Kleurblinde mensen missen niet alleen een groot deel van het kleurengamma, maar ondergaan ook niet de invloed van kleur op de menselijke psyche. Totale kleurenblindheid komt gelukkig bijna niet voor.

Zonder licht geen kleuren. Om kleuren waar te nemen, hebben we licht nodig. Laten we daarom eerst het verband tussen licht en kleur onderzoeken.

  terug naar de Inhoud

1. De fysica van het kleurenzien

de zichtbare golflengtes van
elektromagnetische straling
ligt tussen 400 en 800 nm
Licht bestaat net zoals onder andere geluid, uit golven. Geluidsgolven worden veroorzaakt door luchtdrukveranderingen, die ons trommelvlies in trilling brengen. Licht is echter een onderdeel van het elektromagnetisch golfgebied (EM). EM-golven worden veroorzaakt door elektrische en magnetische velden, die beurtelings elkaar opwekken en zich met de lichtsnelheid verplaatsen. Lichtgolven komen daardoor overeen met radio- en röntgengolven.

Het menselijke oog registreert maar een zeer klein gedeelte van het gehele EM-spectrum, namelijk dat tussen 0,4 en 0,8 µm = 0,0004 - 0,0008 mm. Tussen deze waarden liggen de kleuren van de regenboog.
In de praktijk worden de golflengten van het EM-spectrum niet in millimeter, maar in nanometer (nm) berekend, waarbij één nanometer gelijk is aan 0,000000001 meter (oftewel 1 nm = 10-9 m). Onze ogen zijn dus gevoelig voor het gebied tussen 400 en 800 nm.

Isaac Newton (1643-1727) heeft als eerste zonlicht in onderdelen ontleed. Hij liet een smalle bundel zonlicht, zogenaamd 'wit' licht (eigenlijk: kleurloos licht), op het zijvlak van een glazen prisma vallen. Het licht kwam er aan de andere zijde van het glas als een uitgewaaierde band met zeven kleuren uit. Newton had hiermee de zeven basiskleuren ontdekt: rood, oranje, geel, groen, blauw, indigo en violet.


Wit licht is een dubieus begrip. Wat wij zien als wit licht heeft te maken met een combinatie van het door de zon uitgezonden spectrum, waarin niet alle kleuren in gelijke mate zijn vertegenwoordigd; en met de opname daarvan in het oog: de drie soorten kegeltjes hebben namelijk elk een eigen gevoeligheidsspectrum. De kleuren waarin het prisma wit licht splitst zijn dan ook geen 'zuivere kleuren', maar iets wat je mengkleuren zou kunnen noemen. Kort gezegd: deze kleuren bestaan uit meer dan één golflengte, dit in tegenstelling tot monochromatisch licht dat uit één golflengte bestaat. Bij het mengen van kleuren, zoals je dat noemt, bedoel je altijd mengkleuren.

De brekingsindex (brekingsverhouding of brekingshoek)
Wit licht valt door een prisma in een kleurenspectrum uiteen, als er een verschil is tussen de snelheid van het licht in de lucht en in het medium - bijvoorbeeld in het glas van een prisma of in water. Hoe meer de snelheid van het licht in het glas wordt afgeremd, des te langzamer die snelheid wordt en hoe groter de brekingsindex is.
Elke kleur wordt anders afgeremd en daardoor heeft elke kleur een eigen brekingsindex, een andere afbuiging. Rood, met de grootste golflengte, wordt het minst afgeremd en het minst afgebogen; violet, met de kleinste golflengte, wordt het meest afgebogen.

De regenboog
Het kleurenspectrum van Newton is in het groot in de natuur zichtbaar in de regenboog. Wanneer zonlicht op de druppels in een regenbui valt, ontstaat een regenboog, die overigens alleen met de zon in de rug is te zien. Hierbij werkt elke druppel als een prismaatje. Hoe groter de druppels zijn, hoe helderder worden de kleuren in de regenboog.


Elke druppel geeft hetzelfde kleurenspectrum, zoals schematisch is weergegeven in de afbeelding. Ter wille van de eenvoud zijn alleen de stralengangen afgebeeld in de bovenste en de onderste druppels in de bui en alleen van rood en violet.
Het zonlicht wordt eerst aan de voorkant van de druppels afgebogen, dan wordt het tegen de achterkant van de druppels weerkaatst en tenslotte aan de voorkant opnieuw afgebogen bij het uittreden.
Van de bovenste druppels zien we het rood, doordat rood het minst wordt afgebogen. Vandaar dat rood altijd te vinden is in het bovenste gedeelte van de regenboog. Van de onderste druppels zien we het violet, doordat violet het sterkst wordt afgebogen.

  terug naar de Inhoud

2. Additieve kleurmenging
Als we de zeven gekleurde lichtstralen uit het prisma van Newton weer samenbrengen, door bijvoorbeeld een tweede prisma omgekeerd achter het eerste te plaatsen, krijgen we weer wit licht. Wit licht is eveneens te krijgen als rood, groen en blauw licht van gelijke sterkte worden geprojecteerd en samenvallen. Deze kleuren, de primaire kleuren (hoofdkleuren), zijn de twee uiterste kleuren en de middelste kleur van het spectrum. Door de primaire kleuren te mengen, kan elke denkbare kleur worden samengesteld.

de drie hoofdkleuren van licht
rood, groen en blauw, geven
samen wit licht
De te vormen kleur is afhankeiijk van de mengverhouding van de drie hoofdkleuren. Zo vormen een rode en groene lichtstraal, die in gelijke sterkte op een wit vlak bij elkaar komen, een gele projectie. Wanneer je een ronde schijf, waarop de spectrale kleuren zijn aangebracht, snel ronddraait, neemt het oog alleen wit waar.
Het 'optellen' van verschillende soorten licht wordt 'additieve kleurmenging' genoemd.

Kleuren-TV
Een voorbeeld van additieve kleurmenging vormt de werking van de kleuren-TV. Op het beeldscherm bevinden zich tegen de binnenkant van de beeldbuis een onnoemelijk aantal stippen. Elke stip is weer opgebouwd uit drie puntjes, rood, groen en blauw. Elektronen, ook wel kathodestralen genoemd, worden met grote snelheid op de binnenkant van de beeldbuis geschoten, waardoor deze oplicht. Door de sterkte van het oplichten van de drie puntjes te variëren, kan de samengestelde stip elke denkbare kleur aannemen.

Het oog
Kleur bestaat bij de gratie van het waarnemen. Het oog speelt bij het zien van kleur dan ook een doorslaggevende rol. Ook de werking van het oog gaat uit van additieve kleurmenging. Op het netvlies (of retina) bevinden zich miljoenen lichtgevoelige ontvangers (receptoren), die overeenkomstig hun vorm staafjes of kegeltjes heten. Voor het waarnemen van kleur spelen de staafjes geen grote rol, want ze brengen alleen zwart-wit beelden voort. De kegeltjes vormen de kleuren, maar zijn minder gevoelig voor licht dan staafjes.
Er zijn drie soorten kegeltjes voor de drie kleurcomponenten: rood, groen en blauw. De rode, groene en blauwe kegeltjes reageren respectievelijk op rode, groene en blauwe golflengten. Als de lichtsterkte afneemt, valt het gezichtsvermogen terug op de staafjes. Als eerste zal het rood wegvallen omdat deze kegeltjes het minst lichtgevoelig zijn.
Nu we weten dat de kegeltjes verantwoordelijk zijn voor het zien van kleuren, is kleurenblindheid te verklaren: de kegeltjes functioneren slecht.

  terug naar de Inhoud

3. Subtractieve kleurmenging

door absorptie van de kleuren
groen en blauw, wordt alleen
rood licht teruggekaatst
Bij het mengen van kleurstoffen en pigmenten hebben we niet te maken met additieve menging, maar doet zich een ander verschijnsel voor. Neem als voorbeeld de kleur van een rode appel. Het (witte) licht dat op deze vrucht valt, bevat de kleuren van de regenboog, ofwel de prismakleuren. Deze kleuren kunnen worden teruggebracht tot de drie primaire kleuren: uit het witte licht neemt de appel groen en blauw op en kaatst het rood naar ons oog. De appel wordt ons in zijn volle glorie als rood zichtbaar.
Blauw en groen worden van wit afgetrokken en er blijft rood over. Dit wordt subtractief (aftrekken) genoemd. Een wit ei wordt als wit waargenomen, doordat het licht in zijn geheel wordt teruggekaatst.

Een rode oppel wordt ols rood ervaren, doordat van het opvallende witte licht, het groen en blauw worden geabsorbeerd en het rode licht wordt gereflecteerd.

De subtractieve kleurmenging komt bij uitstek naar voren bij kleurstoffen (pigmenten), zoals verfstoffen. In tegenstelling tot de additieve menging, waarbij wordt uitgegaan van de primaire lichtkleuren rood, groen en blauw, wordt bij de subtractieve menging uitgegaan van de primaire kleuren magenta (blauw-achtig rood), geel en cyaan (blauw-achtig groen). Dit zijn de complementaire kleuren van respectievelijk groen, blauw en rood.

de drie hoofdkleuren van kleurstoffen,
magenta, geel en cyaan; samen geven
zij zwart
Een complementaire kleur is de kleur die overblijft als men een bepaalde kleur aan wit licht onttrekt: cyaan ontstaat als rood van wit licht wordt afgetrokken, magenta ontstaat als groen van wit licht wordt afgetrokken en geel ontstaat als blauw van wit licht wordt afgetrokken.

Met de kleuren magenta, geel en cyaan kunnen alle kleuren worden gemaakt. Een schilder, of het nu de vakman is die het huis schildert of de kunstschilder in zijn atelier, heeft in principe voldoende aan deze drie basiskleuren. Zouden we deze kleuren in gelijke hoeveelheden met elkaar mengen, dan krijgen we zwart. Cyaan neemt het rood op; magenta het groen en geel ontfermt zich over blauw. Er blijven zo geen kleuren over om terug te kaatsen.
In het algemeen krijg je bij het mengen van pigmenten zoals verfstoffen, een mengkleur die altijd donkerder is dan de donkerste gebruikte kleur.

Magenta
In Noord-Italië ligt een plaats met de naam Magenta. In 1859 leverden de Italianen daar een zeer bloedige veldslag tegen de Oostenrijkers. Men veronderstelt dat de kleur 'magenta' aan deze plaats is ontleend.

  terug naar de Inhoud

4. De ordening van kleuren
In de loop der eeuwen is er veel werk gedaan aan de ordening van kleuren. De bekende Duitse schrijver en filosoof Johann Wolfgang von Goethe (1749-1832) en de Russische kunstschilder Wassily Kandinsky (1866-1944) grepen terug op de traditie van waarneembare verschijnselen, die door de Griekse filosoof Aristoteles (4e eeuw v.Chr.) werd verwoord. Deze wijsgeer construeerde een zeven-kleuren-schaal: rood, geel, groen, blauw, purper, wit en zwart. Hij probeerde hiermee het wezen van kleur en kleurverhoudingen te doorgronden. Zijn ideeën over (de harmonie van) kleurencombinaties vonden veel navolging.
De ltaliaanse kunstenaar Leonardo da Vinci (1452-1519) schreef: "Wil je zuivere kleuren zien, kijk dan naar de regenboog." Goethe vond echter de regenboog onvolledig, hij miste het purper.
Ook de entomoloog Moses Harris (1731-1785) was zeer geïnteresseerd in kleurencombinaties. Deze insectenkenner probeerde een groot aantal kleurmengingen in een kleurencirkel onder te brengen door de kleuren te vergelijken met die van de insecten. Hiermee kon hij deze diertjes gemakkelijker benoemen.

De kleurencirkel van Johannes Itten

de kleurencirkel van
Johannes Itten
Als hulpmiddel bij de subtractieve kleurmenging construeerde Johannes Itten (1888-1967) de twaalfdelige kleurencirkel. Hij ging daarbij uit van de primaire kleuren magenta, geel en cyaan. Deze drie kleuren verdelen de gelijkzijdige driehoek in drie gelijke delen. Door menging van deze kleuren (in gelijke hoeveelheden), worden de secundaire kleuren gemaakt: rood (magenta) en blauw (cyaan) geeft paars, geel en blauw (cyaan) geeft groen, rood (magenta) en geel geeft oranje.
Op deze wijze worden zes kleuren verkregen: rood, oranje, geel, groen, blauw en paars, die worden overgebracht op de cirkelband. Op de lege plaatsen komen de kleuren, die door het mengen van de naast gelegen kleuren worden verkregen. De tegenover elkaar staande kleuren van de kleurenband zijn nu complementair. Met elkaar gemengd, geven ze zwart.

Kleurendruk
Bij kleurendruk wordt ook gebruik gemaakt van de primaire kleuren magenta, geel en cyaan, alsmede van zwart. Het zwart dient voor contrasten en om de kleuren eventueel donkerder te maken.
Men gaat uit van een stippeltjespatroon van drie kleuren. Om de verschillende puntjes op de juiste plek te krijgen, wordt gebruik gemaakt van een raster. De puntjes worden dicht naast elkaar gezet, zodat ze elkaar optisch kunnen beïnvloeden om op deze wijze iedere gewenste kleur te krijgen.
Voor de berekening van de hoeveelheid magenta, geel en cyaan wordt van tevoren driemaal een negatief van het origineel gemaakt: met een rood filter, dat groen en blauw doorlaat, waardoor cyaan ontstaat, met een groen filter, dat rood en blauw doorlaat, waardoor magenta ontstaat, met een blauw filter, dat rood en groen doorlaat, waardoor geel ontstaat.

  terug naar de Inhoud

5. Energie (fotosynthese)
Hoe komt het dat een stof een bepaalde kleur heeft en in staat is een specifieke kleur te absorberen? Waardoor absorberen stoffen niet allemaal licht in hetzelfde deel van het spectrum? Wat gebeurt er met de stof die een kleur heeft geabsorbeerd? Waar blijft de energie, die vrijkomt?
Elke kleur die wordt geabsorbeerd, vertegenwoordigt een afgepaste hoeveelheid energie (kwantum), die precies genoeg is om elektronen 'aan te slaan'; dat wit zeggen dat de hoeveelheid energie genoeg is om een elektron in het atoom in een hogere energietoestand te stoten. Het aanslaan door bepaalde lichtsoorten is alleen mogelijk bij bepaalde scheikundige verbindingen. Uit de scheikundige verbinding kan men afleiden, dat men te doen heeft met een kleurstof ofwel 'chromofoor' (kleurdrager).

Groene planten
Als voorbeeld verdiepen we ons in de kleur groen en nemen we een kijkje in de plantenwereld. Groen is per slot van rekening de meest voorkomende kleur in de natuur. Groene planten vormen de bron van het leven op aarde. Een groene plant of boom is in staat uit het zonlicht als energiebron zetmeel te vormen. Dit zetmeel wordt in het blad gevormd uit koolzuurgas uit de lucht (CO2) en water (H2O), dat door de wortels uit de bodem wordt aangevoerd.
Deze reactie kan alleen tot stand komen onder invloed van het enzym 'chlorofyl' (bladgroen). Dit chlorofyl is in staat uit zonlicht de rode en violette straling te absorberen. Door de absorptie van rood en violet uit het 'witte' zonlicht, weerkaatst de plant het groene licht en daardoor is de plant groen. De energie, die overeenkomt met het geabsorbeerde rood en violet is precies voldoende om de fotosynthese, zoals dit proces wordt genoemd, te bewerkstelligen. In een scheikundige vergelijking uitgedrukt, verloopt - door energie uit zonlicht - in het blad (en ook in algen in de zee) deze reactie:

6 CO2 + 5 H2O → (C6H10O5)n + 6 O2
koolzuurgas + water (o.i.v. chlorofyl) → zetmeel + zuurstof

Bij dit proces wordt zetmeel gevormd en komt zuurstof (O2) vrij, de stoffen waar het in het leven allemaal om draait. Alleen door deze fotosynthese in groene planten kunnen levensvormen op aarde blijven bestaan.

Lichtbronnen
De broek en het shirt kleurden in de winkei zo goed bij elkaar, maar eenmaal buiten gekomen bleek de kleurencombinatie bitter tegen te vallen. Kunstlicht komt kennelijk niet geheel overeen met natuurlijk licht. Inderdaad ontbreken in kunstlicht enkele kleuren die in zonlicht wel voorkomen. De oorzaak is dat zonnestralen witter zijn doordat ze zijn opgebouwd uit het hele spectrum en dat kunstlicht (in welke vorm dan ook) nooit de kleur (wit) van het daglicht kan evenaren.
Toch is zonlicht niet op elk moment van de dag hetzelfde. Tegen het einde van de middag is het zonlicht roder dan in de ochtend. Aan het einde van de dag staat de zon lager en moeten de zonnestralen een langere weg door de dampkring afleggen, waardoor ze onderweg meer van het blauw verliezen (door afbuiging en verstrooiing). Het zonlicht wordt daardoor roder. Alle kleuren die wij op dat moment zien, veranderen daardoor een nuance in kleur. Als de zon op z'n hoogst staat en de weg door de dampkring het kortst is, is het zonlicht dus het witst. De kleur van een voorwerp is dan het meest zuiver te ervaren.

De blauwe hemel
De dampkring zorgt er ook voor dat de hemel blauw is. Dit komt doordat het blauwe licht van het zonnespectrum door luchtmoleculen wordt verstrooid. Hoe kleiner de golflengte des te groter is de verstrooiing. Rood licht met de grootste golflengte wordt bijna niet verstrooid. Dit is de verstrooiingswet van Raleigh, die luidt: de verstrooiing van licht is omgekeerd evenredig met de vierde macht van de golflengte.
Hierdoor bereikt veel rood licht de aarde, waar het door planten wordt opgenomen voor de fotosynthese, terwijl het groene licht wordt teruggekaatst, wat planten hun groene kleur geeft.

Zeepbellen
Bekend zijn de kleureneffecten die je te zien krijgt bij zeepbellen en zeer dunne olielagen op water. De dikte hiervan bedraagt ongeveer 0,1 mm. Dit komt ongeveer overeen met het golflengtegebied van het zichtbare spectrum. Valt wit licht op dit dunne olievlies, dan zal het licht zowel aan de voorkant als aan de achterkant worden teruggekaatst. De beide teruggekaatste lichtbundels beïnvloeden elkaar. Sommige kleuren worden uitgedoofd, doordat een 'golfberg' en een 'golfdal' van een bepaalde kleur elkaar opheffen. Andere kleuren zullen elkaar juist versterken, doordat bergen met bergen en dalen met dalen samenkomen. Door deze dubbele breking en de hoek waaronder men het oppervlak bekijkt, komen de meest fascinerende kleuren te voorschijn. Dit verschijnsel, dat ook zichtbaar is bij onder andere parelmoer en compactdiscs, heet interferentie.

  terug naar de Inhoud

6. Psychologische effecten


het gele vierkantje op een witte ondergrond lijkt groter dan op een zwarte ondergrond

In bepaalde gevallen zijn kleuren te onderscheiden, die er in werkelijkheid niet zijn. Er is een eenvoudig proefje bekend, waarbij de proefpersoon zich eerst op een geel vierkantje concentreert en daarna op een wit. Hij ziet dan een kort moment een paars vierkant.
Niet toevallig verschijnt paars, want dit is de complementaire kleur van geel. Een proef met een rood vierkant zou groen opleveren. Dit verschijnsel noemt men successief contrast.
Kleuren blijken elkaar ook te kunnen beïnvloeden. Een geel oppervlak lijkt op een witte ondergrond groter dan op een zwarte ondergrond. Een rood oppervlak lijkt op een witte ondergrond kleiner dan op een zwarte ondergrond.


het rode vierkantje op een witte ondergrond lijkt kleiner dan op een zwarte ondergrond

Marketing
Zoals het oog op het verkeerde been wordt gezet, zo kan de psyche ook worden beïnvloed. In de marketing wordt veel aandacht besteed aan de kleur van producten en verpakkingsmiddelen. Zo moet de consument een indruk van de inhoud kunnen krijgen. Citroensnoepjes krijgen een gele kleur, omdat dat past bij de citroensmaak, lollies met aardbeiensmaak krijgen een rode kleur.
Ook door gekleurde belichting beïnvloeden etenswaren ons. Gele tot rode verlichting op fruit suggereert rijpe vruchten. Blauwe verlichting werkt averechts. Gele pruimen zien er groen, dus onrijp, uit. Verpakkingen van wasmiddelen vertonen dikwijls een blauwe kleur, omdat dit reinheid suggereert. De kleur groen daarentegen roept associaties op met de natuur.

Duidelijke uitspraken over de relatie tussen kleur en psychische beïnvloeding zijn (nog) niet te maken. Wel zijn er talrijke voorbeelden bekend hoe mensen worden beïnvloed. Bij het testen van een nieuwe verpakking voor een wasmiddel, legde de fabrikant aan een testgroep drie verschillende pakken met identieke inhoud voor. Gevraagd werd de wasmiddelen te gebruiken en aan te geven welke het beste was voor wol en zijde. De ene verpakking was overwegend geel van kleur, in het tweede ontwerp overheerste blauw en in de derde verpakking kwamen beide kleuren prominent naar voren.
De resultaten waren verbluffend. Volgens de testgroep was het waspoeder in de gele verpakking te sterk, sommigen vonden dat hun wasgoed beschadigd uit de trommel kwam. Het wasmiddel uit het blauwe pak werkte wel, maar waste niet goed schoon. Het poeder uit de blauw-gele verpakking werd eenstemmig begroet als het beste middel en werd aangemerkt als 'uitstekend' en 'fantastisch'.

Warme en koude kleuren
Rood, oranje en geel worden beschouwd als 'warme' kleuren. Ze worden geassocieerd met warmte, zon, vuur en gloed. Deze kleuren hebben een langere golflengte en liggen het dichtst bij de warmtestraling van het infrarood.
De sterrenkundige William Herschel (1738-1822) was geïnteresseerd in de hoeveelheid warmte, die elke kleur van het zichtbaar spectrum afgeeft. Uitgaande van het zonnespectrum bepaalde hij, met behulp van een gevoelige thermometer, de temperatuur van elke kleur. Hij constateerde hierbij dat de temperatuur toenam van violet naar rood. Zelfs voorbij het rood steeg de temperatuur, zonder dat er zichtbaar licht was waar te nemen. Hij had hiermee het infrarood (IR) ofwel warmtestraling ontdekt.
Blauw en violet behoren tot de 'koude' kleuren. Blauw wordt ook wel een wijkende kleur genoemd. Een blauwe ruimte lijkt groter dan hij in werkelijkheid is, in een rood gekleurde ruimte daarentegen lijkt iemand te worden verzwolgen.

Wie deze aspecten van kleur in de gaten houdt, zou deze kennis kunnen aanwenden om met een kleur een psychologisch effect te bereiken. Er is een geval bekend van een voetbalclub, die de tegenstander van het eerste elflal steevast in een blauw geschilderde kleedkamer onderbracht, terwijl de eigen spelers zich in een rood geschilderde ruimte verkleedden. De gedachte erachter was dat warme kleuren een prestatieverhogende werking zouden hebben.

Symbolische waarden van kleuren
In het algemeen kunnen we zeggen dat het spectrum te verdelen is in een langgolvig gebied (rode kleuren) en een kortgolvig gebied (blauwe kleuren). Geel neemt een middenpositie in.
Al in de vroegste tijden werden mensen aangesproken door kleuren. Zij gebruikten ze en gaven er betekenis aan. Die betekenis of symbolische waarde is niet in elke cultuur dezelfde en veranderde soms ook in de loop der eeuwen.
Extraverte mensen zouden een voorkeur voor langgolvige kleuren hebben, introverte zouden eerder kiezen voor kortgolvige. Inwoners rond de Middellandse zee vinden rode kleuren aantrekkelijker dan blauwe. De voorkeur van Noordeuropeanen is juist omgekeerd. Kinderen kiezen meestal voor felle kleuren. Het grootste deel van de mensheid zou blauw het mooist vinden.

Blauw
In de natuur is overal om ons heen het blauw van lucht en water. Al naar gelang de kleurnuance wordt het ervaren als ijl of diep. Blauw wordt zodoende geassocieerd met dromerigheid, tederheid, goddelijkheid, wijsheid. Deze kleur wordt ook in één adem genoemd met bespiegeling, verdieping, trouw, eenheid, het onbewuste. In de theologie is blauw de kleur van Maria en van alles wat met hemel(s) en god(delijk) heeft te maken.
In de kleding werkt het twee kanten op: lichtblauwe zijde en donkerblauw fluweel voor bijzondere gelegenheden en degelijke blauwe stof voor uniformen en spijkerbroeken.
Blauw staat voor vrouwelijk, zacht, koel, kalmerend. Iemand die van blauw houdt, zou bedachtzaam zijn en geduldig, evenwichtig van karakter, maar ook conservatief en niet flexibel.

Rood
Rood werd bij natuurvolken al vereenzelvigd met bloed en vuur. De kleur van bloed wordt ook geassocieerd met het leven, vruchtbaarheid, seks, liefde en mannelijkheid, en tevens met oorlog en martelaarschap. De Romeinse oorlogsgod Mars, maar ook bijvoorbeeld zijn collega Bacchus, de Germaanse god Wodan en Satan dragen rood, net zoals de middeleeuwse beul. Rood is tevens de liturgische kleur van Pinksteren, het feest van de Heilige Geest, die in vurige tongen zichtbaar werd.
Bij vuur kun je ook denken aan gevaar, dreiging, agressie, kracht, macht, goddelijke gerechtigheid. Rood in het verkeer wordt vertaald als 'stop' (gevaar). Het is de kleur van de revolutie, maar ook van brandweer en Rode Kruis. Wie rood als lievelingskleur kiest, zou extravert zijn en in wezen optimistisch, snel een oordeel vellen en partij kiezen, maar niet al te standvastig zijn en een grondige afkeer hebben van eentonigheid.

Geel
Geel kent veel nuances. Goudgeel doet denken aan zon en zonnestralen, leven, oogst, rijpheid, goud, macht, onsterfelijkheid. Goudgeel was in de Middeleeuwen de kleur van de goddeliike openbaring.
Geel dat koud en vaal aandoet, werd vanouds vereenzelvigd met ziekte en dood. Vaalgeel werd gedragen door gebrandmerkten en door de vrouw van de beul. Geel werd met hekserij verbonden, met een gele vlag werd gewaarschuwd tegen de pest.
De Griekse zonnegod Helios ging in het geel, evenals de Germaanse vruchtbaarheidsgodin Freya. Denk verder aan het gewaad van de boeddhistische monniken en aan de stralenkrans (aureool) om het hoofd van heiligen op oude schilderijen.
De kleur kan ook opdringerig zijn, tegen Pasen is het in de winkels al geel wat de klok slaat. Geel is signaalkleur in het verkeer, zoals gele nummerborden en gele strepen op de weg. Opvallend is het vele geel in de schilderijen van Vincent van Gogh.
Oude mensen zouden het minst van deze kleur houden. De liefhebbers zouden beheerste, bescheiden en betrouwbare lieden zijn. Zij hebben het beste met de wereld voor, zijn eigentijds en niet oppervlakkig. Zij gaan hun eigen weg en zijn soms veeleisend, willen graag bewonderd worden om hun scherpzinnigheid en staan niet open voor andermans mening.

Kleurentherapie
Met kleurgeneeskunst betreden we het terrein van de alternatieve geneeswijzen. Reeds in de oudheid wendde men kleuren aan om genezing te bewerken. Aan de kleur van onze 'aura' (Latijn voor: glans, uitstraling) verbinden parapsychologen veel betekenis. Deze gekleurde gloed is volgens deze leer bij iedere mens aanwezig en kan door een helderziende worden waargenomen. De kleur ervan zou iemands lichamelijke en geestelijke gesteldheid weergeven. Naast deze aura onderscheidt men zeven chakra's met elk een eigen kleur (de regenboogkleuren van onder naar boven). Dit zijn geestelijke energiecentra, verbonden met het klier- en zenuwstelsel. Patiënten worden met bepaalde kleuren behandeld, waardoor klieren, die hiervoor gevoelig zijn, worden gestimuleerd.

  terug naar de Inhoud

7. Kleuren in de dierenwereld
Kleuren vormen een belangrijk communicatiemiddel in het dierenrijk. Zo zouden de bonte kleuren van de pauwentooi dienen om het wijfje te verleiden. Behalve imponeren, moeten kleuren soms ook afschrikken. De geel-zwarte strepen van de wesp vormen voor vogels de waarschuwing niet te dicht in de buurt te komen.
Uit experimenten is gebleken, dat de honingbij een ander kleurenspectrum waarneemt dan de mens. Rood, oranje en geel zijn voor dit insect niet zichtbaar, terwijl het wél ultraviolet kan waarnemen. Het feit dat de bij aan de ene rode bloem wel en aan de andere niet voorbijgaat, heeft ermee te maken dat bepaalde bloemen, zoals de klaproos, ultraviolet licht uitzenden (reflecteren).
Over kleuren in de dierenwereld zijn nog veel interessante wetenswaardigheden te vertellen. Omdat we ons in dit boekje echter willen beperken tot kleuren in de mensenwereld, wordt hier niet verder op dit onderwerp ingegaan.

  terug naar de Inhoud

8. Schilders en kleuren
Voor veel kunstenaars zijn kleuren het belangrijkste uitdrukkingsmiddel. De beeldende kunst van de moderne tijd vindt zijn oorsprong in ltalië tijdens de Renaissance, eind 14e-16e eeuw. De kunstenaar was vooral bezig de werkelijkheid zo goed mogelijk weer te geven.
Leonardo da Vinci ontdekte het atmosferische - ofwel luchtperspectief. Om objecten, die verder weg liggen, naar de werkelijkheid weer te geven, schilderde hij ze met een blauwige waas (blauw is een wijkende kleur). Ook in de Venetiaanse schilderkunst (eind 15e begin - 16e eeuw) maakte de werking van kleurcontrast een belangrijk deel uit van de compositie.
Hoewel de kleurenleer pas met Newton in de tweede helft van de 18e eeuw algemeen ingang vond, brachten schilders uit de Renaissance al ideeën uit de kleurenleer in de praktijk. De Franse schilder Eugene Delacroix (1798-1863) probeerde eens wanhopig een geel gordijn op een doek te schilderen, maar het lukte hem niet het geel voldoende lichtkracht te geven. Dan maar naar het Louvre om te kijken hoe andere schilders dat voor elkaar hadden gekregen. Toen zijn goudgele rijtuig kwam voorrijden, zag hij hoe de zon een violette schaduw naast de koets wierp. Hij rende naar zijn atelier en gaf het gordijn ook een violette schaduw. Onbewust maakte Delacroix kennis met de complementaire kleuren.
De Franse chemicus Chevreul schreef er in de tijd van Delacroix zelfs een boek over met de titel 'Over de wetten van het simultaan contrast'. Hierin beschreef hij hoe kleuren krachtiger lijken door ze naast elkaar te zetten. Vooral de complementaire kleuren boden de beste werking. Goethe noemde dit verschijnsel 'het oog zoekt evenwicht'.
Hij kon zich echter niet verenigen met de theorieën van Newton. Niet onbegrijpelijk, omdat natuurkundigen kleur beschouwen in termen van golflengte, frequentie en energie. Kunstenaars daarentegen hebben het onder meer over contrastwerking en kleurtoon. Goethe keerde terug naar de traditie van waargenomen verschijnselen, zoals Aristoteles en Da Vinci. Hij gaf hiervan gedetailleerde beschrijvingen zoals van simultaan- en successief contrast.

Licht en kleur vinden we zo vanzelfsprekend, maar dat is het niet. Zo gemakkelijk het is met een kleurstift lijnen op een papier te zetten, zo ingewikkeld is het proces dat kleur zichtbaar maakt. Dank zij de hoge ontwikkelingsgraad van ons gezichtsvermogen en onze hersenen zijn wij in staat zoveel afzonderlijke kleuren en kleurschakeringen waar te nemen.

  terug naar de Inhoud

Literatuur
Nassau, K. The Physics and Chemistry of Colour. Uitg. J. Wiley & Sons. 1983
Grandis, L. de. Theorie and use of colour. Uitg. Blandford Press. 1984
ltten, J. Kleurenleer. Uitg. Cantecleer, De Bilt. 1970
Kleemans, C.H. Licht op kleur. Uitg. Eisma B.V., Leeuwarden. 1994
Zelanski, P., en M.P. Fisher. Kleur: principe, theorie, toepassing. Uitg. Gaade, Houten. 1989
Jong, C. de. Schilderijen zien. Uitg. Prisma. 1959
Riedel, J. Farben in Religion, Gesellschaft, Kunst und Psychotherapie. Uitg. Kreuz, Stuttgart 1983
Birren, F. Color. Uitg. University Books Inc. 1963
Gericke, I., und K. Schöne. Das Phänomen Farbe. Uitg. Henschel, Berlin. 1970
Packard, V. De verborgen verleiders. Uitg. Paris, Amsterdam
Goethe, J.W. von. Kleurenleer. Uitg. Vrij geestesleven, Zeist. 1997
Gelder Kunz. Aura en persoonlijkheid. Uitg. Becht, Haarlem. 1985

Aan dit AO werkte mee: drs. G. Koopman, docent natuurkunde en ing. Hans Kieckens, technisch chemicus te Vlaardingen, die werkzaam was bij het research-laboratorium van Unilever.


terug naar het literatuuroverzicht






^