Martinus Thomsen - Wat is waarheid?

Uitgeverij De Ster (te bestellen bij: info[at]martinuscentrum.nl)
(schuin en alinea-indeling zijn van mij, Freek)

Hoofdstuk
23. De wolken des hemels waarin de wederkomst van Christus zich zal afspelen 57
24. De opvatting van de geestelijk onvolmaakte mens over de wederkomst van Christus 58
25. Wie zijn bij de wederkomst van Christus de verdoemden en wie de verlosten? 60
26. De voorspreker, de heilige geest 62
27. De missie van de wereldverlosser vroeger en nu 64
28. Het antwoord van de wereldverlossing op het zoeken naar de waarheid door het intellectueel en humaan ingestelde wezen 67
29. De wetenschap van de naastenliefde 69
30. De waarheid, het leven of de werkelijkheid vormt een eeuwige, niet aflatende stroom van liefde 71

Hoofdstuk 23 De wolken des hemels waarin de wederkomst van Christus zich zal afspelen

Dat de geestelijke kennis van de meest fundamentele eigenschappen van de psyche - van het wezen of van de wetten voor het bestaan van de psyche - noodzakelijk is, is nu juist wat de ontwikkeling en wereldverlossing tot nu toe tot taak hebben gehad om de aardemensen als feit ter kennis te brengen.
Waartoe dienen anders oorlogen en verminkingen, ongelukken en verdriet, of waartoe dient alles wat valt onder het begrip liefdeloosheid? Is liefdeloosheid niet de ergste vijand van het levende wezen? Hoe kan deze vijand, die overal, gecamoufleerd in het stralende gewaad van de rechtvaardigheid, verschijnt, bestreden worden zonder dat we zijn oorsprong of ontstaansoorzaak kennen? En hoe kunnen we het nodige daarover te weten komen anders dan door de kennis van het diepste oorzakencomplex van het levende wezen, van de details van zijn ziel en van de identiteit van zijn geest?

Denk je niet dat we hier in dit diepste oorzakencomplex van de geest of in het gebied van de ziel juist die hemel en wolken des hemels voor ons hebben, waarin de wederkomst van Christus met grote macht en heerlijkheid zal plaatsvinden?
Wat zal een mens met een gouden stralenglorie aan de fysieke hemel, zwevend tussen onweers- en noodweerswolken of tussen de mooie witte wattenwolken op een zomerdag, voorstellen, vergeleken met een wederkomst van Christus in het diepste (57) oorzakencomplex van de aardemens zelf, tussen de eigen persoonlijke denkbeelden van het wezen aan zijn persoonlijke mentale of geestelijke hemel?
Denk je niet dat in dit geval deze wederkomst de donkere wolken van deze mentale hemel zal verdrijven? Denk je niet dat deze hemel helemaal van liefdeloosheid gereinigd zal worden, en dat daarmee de wortel van iedere vorm van duister lot uitgerukt en vernietigd zal worden? Denk je dat er een grotere macht en heerlijkheid bestaat dan juist deze wederkomst van Christus in de wolken aan de mentale hemel van het wezen?
Waar de liefdeloosheid verwijderd wordt, wordt het wezen één met de vervulling van alle levenswetten, één met het heelal, één met zijn naaste en daardoor één met de vader. Hiermee is de tocht van het wezen door de duisternis voorbij. De wereldverlossing heeft haar taak volbracht. Het wezen is vervuld van Gods geest, is zelf een Christus geworden en zelf "de weg, de waarheid en het leven" geworden (Joh. 14:6).

Hoofdstuk 24 De opvatting van de geestelijk onvolmaakte mens over de wederkomst van Christus

Zo'n wederkomst van Christus in de eigen denksfeer van het wezen of aan zijn eigen mentale hemel wordt echter niet door de sterk religieus gelovige mensen van tegenwoordig verwacht. Zij voelen zich al bekeerd én verlost; zij hebben de vergeving der zonden door de sacramenten van de doop en het Avondmaal. Door wezens met deze bijzondere bewustzijnsinstelling wordt de wederkomst van Christus aan de fysieke hemel, in de fysieke wolken, juist als iets absoluut vanzelfsprekends (58) beschouwd. Zij behoren nog niet tot de wezens die de hoogste werkelijkheid van het leven alleen kunnen begrijpen in de vorm van de wetenschappelijke analyses van dit leven, die voor het verstand te volgen zijn. De geestelijke honger vindt rijkelijk voedsel in de dogma's of de belangrijkste overgeleverde, symbolische waarheden of gelijkenissen, die op zichzelf alleen voor hun gevoel geschikt zijn. Doordat hun verstandelijke vermogen op het religieuze gebied nog niet bijzonder ontwikkeld is, speelt dit geen bijzondere rol bij het accepteren van deze overleveringen.
Ze begrijpen daarom niet dat de gelijkenissen of symbolische overleveringen slechts tijdelijke, aan hun huidige ontwikkelingsniveau aangepaste steunpunten voor hun geest of mentaliteit zijn, en dat deze gelijkenissen dus helemaal niet de definitieve of absolute, wetenschappelijke analyses vormen, zoals hun geest die in een later stadium van hun levensloop en van de zone van hun wedergeboortes zal eisen. Wat moeten deze mensen, die zich, zoals gezegd, al verlost voelen, met "een wederkomst van Christus in de wolken des hemels met grote macht en heerlijkheid?"
Ja, schept de droom van de nog onvolmaakte mensen over een begunstiging, de droom en beloning van 'de uitverkorenen', in dit geval niet de vreugde en inspiratie door hun geloof in deze wederkomst? Het komt hen geweldig goed uit dat de wederkomst van Christus een miraculeus, stralend verschijnsel zou zijn, met Christus zelf als een wezen met een gouden glorie, dat in de wolken zichtbaar wordt om daarna alle goddelozen tot de hel of eeuwige verdoemenis te veroordelen, terwijl zijzelf en alle overige verlosten als begunstigden voor een eeuwig stralend bestaan opgenomen worden in een gouden hemel. (59)

Hoofdstuk 25 Wie zijn bij de wederkomst van Christus de verdoemden en wie de verlosten?

Maar wie zijn nu de verdoemden? Bestaat er enige garantie dat zij geen familieleden van de verlosten zijn? Kan een verloste echtgenote honderd procent gelukkig worden doordat zij plotseling zoveel heerlijkheid zou binnengaan, wanneer haar man tegelijkertijd behoort tot de verdoemden die naar "de eeuwige verdoemenis met het geween en het tandengeknars zullen gaan." (Matth. 8:12)? Zal het beter zijn als de situatie andersom is, dat juist de echtgenote verdoemd is en haar man tot de uitverkorenen behoort? Kan een moeder stralend gelukkig worden door deze zaligheid, als haar zoon of dochter tot degenen behoort die naar de eeuwige hel verstoten zullen worden? Kan deze zoon of dochter zich eeuwig zalig voelen bij de gedachte dat de moeder in het eeuwige vuur zal branden?
Ik kan alleen maar concluderen dat alle wezens die met zo'n begunstiging honderd procent gelukkig kunnen zijn, mensen zijn met een maximum aan egoïsme, wezens die helemaal onverschillig staan tegenover het lot van hun geliefden, als zijzelf maar in het licht komen te staan, eer en waardigheid bereiken en bewonderd en geprezen worden. Zal er zich zo geen schare nogal onvolmaakte wezens aan de rechterkant van de grote rechter bevinden? Hoe kan een met zulke wezens bevolkt Koninkrijk der hemelen een rijk van liefde zijn? Zal een zone bevolkt met wezens die volledig afstand doen van dit rijk en deze begunstiging - om bij hen aan de linkerkant te blijven om hen te helpen, op te beuren en in hun grote ongeluk of eeuwige verdoemenis te troosten - niet begerenswaardiger zijn? Zijn dit niet juist de wezens die hun naaste liefhebben (60) als zichzelf.

Zegt de hoge rechter zelf niet: "Niemand heeft grotere liefde, dan dat hij zijn leven inzet voor zijn vrienden" (Joh. 15:13)? Wordt hier niet duidelijk dat de wederkomst van Christus in de wolken des hemels met grote macht en heerlijkheid niet in zuiver fysieke, letterlijke zin begrepen of opgevat moet worden, maar dat met deze woorden juist de wederkomst van Christus als een geestelijk of mentaal verschijnsel wordt uitgedrukt? Zien we hier niet dat de wezens die de wederkomst van Christus alleen maar kunnen accepteren als een fysieke vervulling van de overgeleverde letterlijke tekst, juist uiterst onvolmaakte wezens zijn, voor wie de eerdergenoemde 'wederkomst' in feite nog helemaal niet actueel of noodzakelijk is?
Dat zal dus betekenen dat de belofte van deze wederkomst van Christus helemaal niet voor deze mensen maar voor een heel andere categorie wezens bedoeld is, voor wezens met een totaal andere mentale instelling en een totaal ander begripsvermogen, dus voor wezens die het vermogen hebben om te zien wat achter de uiterlijke, fysieke woorden schuilgaat. De mensen die zich nu verlost, heilig of zalig voelen, hebben immers het allerhoogste geluk bereikt dat op hun huidige of voorlopige ontwikkelingstrede bereikt kan worden. Wat er tot deze wezens moet spreken, zijn geheel andere verschijnselen in het leven, verschijnselen die hen verder kunnen leiden naar juist die hogere ontwikkelingstreden waarop hun levensinstelling een bredere en diepere vertolking van de religieuze terminologie eist, dan die welke door de fysieke, letterlijke tekst van deze terminologie beschreven wordt.

Als zij deze ontwikkelingstreden bereikt hebben, zullen zij tot de ontwikkelde, intellectuele mensen behoren die niet meer in dogma's kunnen geloven en daarom niet meer door een profeet of iemand die dogma's predikt geholpen kunnen worden. Zij zijn dan ontgroeid aan het geloof dat fysieke feiten (61) alleenzaligmakend zijn, maar zijn juist in allerhoogste mate zoekers naar de werkelijke waarheid achter de schijnbare toevalligheden, illusies en chaos van het uiterlijk leven geworden. Zij zijn dus zelfstandig geworden in hun zoeken.
De waarheid en niets dan de waarheid - niet als dogma's en geloofsobjecten, maar als feiten en kennis - vormt de allesbeheersende vraag van de wezens in dit stadium. 'De verloren zoon' is hier op weg de duisternis te verlaten. Door deze instelling van zijn verstand, gevoel en gehele wezen zal hij de goddelijke geest ontmoeten die eeuwig "over de wateren zweeft".

Hoofdstuk 26 De voorspreker, de heilige geest

Doordat hij echter niet zoekt naar de dogma's of ongefundeerde kosmische waarheden, die hij immers door het geloof van zijn kindertijd al heeft leren kennen, maar juist zoekt naar de absolute analyses van de waarheid zelf, zal hij deze goddelijke geest, de beloofde voorspreker uit de Bijbel - de nieuwe impuls van de wereldverlossing in de vorm van de wederkomst van Christus - niet ontmoeten in de gestalte van een profeet of persoon die hij blindelings moet geloven, gehoorzamen en volgen, maar juist ontmoeten in de gestalte van een geestelijke kracht in de vorm van een nieuwe wetenschap.

Deze wetenschap kunnen we hieraan herkennen dat zij uitsluitend uit de analyses van de liefde bestaat, en dat deze analyses, die op zichzelf niets anders dan een universele verdediging van alles en iedereen kunnen zijn, een gedetailleerde verklaring van het mysterie van het leven zelf vormen. Deze analyses tonen het bestaan van God, de onsterfelijkheid van het levende (62) wezen en de kringlopen van het leven aan, niet als dogma's of ongefundeerde basiswaarheden, maar juist als zo'n volmaakt logisch samenhangende gedachtengang, dat het daardoor voor de intelligentie en het verstand van het ontwikkelde wezen duidelijk wordt dat "alles zeer goed is" (Gen. 1:31), en dat het leven uitsluitend een uitvloeisel van Gods eeuwige zijn is in de vorm van liefde.

Verder moet deze wetenschap aan het intellect duidelijk maken dat elk afzonderlijk levend wezen deze zienswijze zal beleven, en dat er dus geen verdoemenis of vernietiging van enig individu bestaat. Deze wetenschap moet duidelijk maken dat het levende wezen een eeuwige zoon van de Bron van deze allesomvattende liefde en van dit goddelijke wereldplan is. Zo'n wetenschap of wijsheid kan alleen maar de voorspreker, de heilige geest zelf, met andere woorden de heilige of volmaakte gedachtesfeer zijn die hetzelfde is als Gods eigen bewustzijn, Gods levensbeschouwing en wereldbeschouwing, zijn kijk op tijd, ruimte en eeuwigheid.
Door Zijn bewustzijn en gedachten te openbaren in de vorm van kosmische wetenschap, gehuld in fysieke woorden en zinnen die aan de intellectuele aardse mens aangepast zijn, heeft God het hem mogelijk gemaakt zich erin te oefenen over Zijn almachtige gedachten die het heelal besturen, na te denken. Hij heeft het de ontwikkelde onderzoeker mogelijk gemaakt zichzelf "naar Gods beeld, als zijn gelijkenis" te herscheppen, zodat hij daardoor wordt wat Christus met de woorden: "één zijn met de Vader", uitdrukt. (63)

Hoofdstuk 27 De missie van de wereldverlosser vroeger en nu

De openbaring of manifestatie van deze wijsheid in de mentale sfeer van de aarde in de vorm van woorden en zinnen, geschriften en lezingen, toegankelijk voor de hoogintellectuele, zoekende mens, is de nieuwe manifestatie van de wederkomst van Christus door de wereldverlossing. De ontmoeting met deze wederkomst zal dus hierin van de ontmoeting met de vroegere wederkomsten afwijken, dat deze nu niet tot stand zal komen als de aandacht voor een persoon, maar juist als de concentratie op een geestelijke kracht, die in de vorm van deze wetenschap of wijsheid geopenbaard wordt.

Dat deze kosmische wetenschap of wijsheid niet zonder toedoen van een persoon in de mentale sfeer van de aarde binnengeleid kan worden, spreekt natuurlijk vanzelf. Maar beslist iedere persoon die door de wereldverlossing voor het uitvoeren van deze missie uitverkoren zou zijn, is het natuurlijk in die mate met het bovengenoemde eens, dat hij op grond daarvan zijn eigen persoon op de achtergrond kan houden en daardoor de eigenlijke wijsheid een des te vooraanstaander plaats kan geven.
Hij weet dus dat de kern van zijn missie niet ligt in het stichten van een blind in hem gelovende gemeente, sekte of godsdienst waarin zijn persoon dan net zoals de vroegere wereldverlossers een allesoverheersende geestelijke koning zou worden. Hij is het er dus helemaal mee eens dat alle wezens die het vermogen om te geloven nog bezitten en daarom alleen door dit vermogen geleid kunnen worden, geen betere en goddelijker hulp kunnen krijgen dan die welke de wereldverlossing door de officiële wereldgodsdiensten van nu aan de wereld geschonken heeft. (64)
Een goddelijker geloofsobject voor iedere aanhanger van deze godsdiensten dan juist de grondlegger van de eigen godsdienst bestaat er niet, want anders zou de voorzienigheid zich immers vergist hebben en zouden de desbetreffende aanhangers volledig misleid zijn. De feiten tonen echter juist aan dat de wereldverlossing met deze geloofsobjecten of goddelijke wezens in overvloedige mate de desbetreffende mensen over de geloofsstadia naar die trede weet te leiden, waarop hun intellectuele vermogens en ervaringen kennis in plaats van geloof eisen. De tegenwoordige wereldverlossing schenkt de wereld dus geen nieuw object van geloof of aanbidding.

Degene door wie de wereldverlossing zich tegenwoordig openbaart of kenbaar maakt, zal het er helemaal mee eens zijn dat hij zijn eigen persoon op de achtergrond moet houden ten gunste van het scheppen van de in hem geïncarneerde hoogste wijsheid. Zonder deze schepping zouden de oningewijde wezens niet de gelegenheid krijgen om zich in de hoogste kosmische analyses van deze wijsheid in te leven, en daardoor hun geestelijke en kosmische streven bevredigd krijgen.
Doordat deze gelegenheid alleen geschapen kan worden door kosmische analyses te openbaren, moet deze manifestatie dus het allesoverstralende aspect in de nieuwe ontplooiing van de wereldverlossing zijn. Hierdoor zal deze ontplooiing van al haar vroegere openbaringen afwijken. Het fundamentele doel van deze vroegere openbaringen was, een contact mogelijk te maken met een geestelijk of kosmisch gekwalificeerd persoon, aan wiens gedrag en morele leiding de mensen zich helemaal konden toevertrouwen, zolang zijzelf, qua kosmisch denken en begrip, helemaal onvermogend waren.
Het fundamentele in de tegenwoordige ontplooiing van de wereldverlossing is daarentegen helemaal niet de mensen bekend te maken met een persoon aan wie ze zich blind en alleen door de kracht van het (65) geloof kunnen toevertrouwen, maar bestaat uitsluitend hierin, de mogelijkheid te scheppen tot het onderzoeken van de kosmische wetenschap en tot het beleven van deze wetenschap als feit of werkelijkheid door de omzetting of overbrenging ervan naar het persoonlijke gedrag in het eigen dagelijkse leven.
Terwijl het vroeger de taak van de wereldverlossing was de geestelijk onvermogende, niet-intellectuele wezens een geestelijk leider of koning te geven, in wiens hand zij, wegens hun geestelijke of kosmische hulpeloosheid, hun gehele lot konden leggen (zoals in het orthodoxe christendom en de Islam het geval is (Freek)), is het tegenwoordig de taak van de wereldverlossing hen geen leider of koning, maar juist een volmaakte kosmische wetenschap te geven, waarmee zij vervolgens zelf leiding aan hun lot moeten geven.

De wezens zijn immers qua denken niet onvermogend meer. Zowel de intelligentie als het gevoel is bij de ontwikkelde moderne mensen sterk toegenomen (het gevoel? (Freek)) en velen van hen bezitten ook intuïtie (intuïtie, is dat werkelijk zo? (Freek)). Door het fysieke onderzoek en door de training van hun denkvermogen en mentale scheppen of voortbrengen zijn de moderne mensen goed toegerust om het geestelijke of kosmische denken te kunnen gaan gebruiken, om zich hierdoor zelf steeds meer identiek te maken met het Christusbewustzijn (een enkeling! (Freek)), dat immers op zichzelf het licht of de weg, de waarheid en het leven is.
Naarmate ze dit bewustzijn of deze mentale toestand verwerven, hebben zij geen geestelijke gids of leider meer nodig. De mensen van nu zoeken dus geen geestelijke of kosmische koning maar juist de ontwikkeling van het vermogen om hun eigen zelfstandige leider te zijn (dat is wel waar F). Ze zoeken uitsluitend naar de bevrediging van het verlangen om op het kosmische of geestelijke gebied helemaal zelfstandig en vrij te worden (werkelijk haast niemand) net zoals ze op het fysieke gebied allang vrije en zelfstandig denkende mensen geworden zijn (maar volkomen materialistisch! F). (66)

Hoofdstuk 28 Het antwoord van de wereldverlossing op het zoeken naar de waarheid door het intellectueel en humaan ingestelde wezen

Tegenwoordig zoeken we dus geen leider of iemand aan wie we ons door ons geloofsvermogen blind kunnen toevertrouwen, maar zoeken we juist een absolute kennis of wetenschap die we zelf kunnen overdenken en als absolute waarheid in ons eigen wezen kunnen ervaren, waardoor we onszelf kunnen leiden en sturen. Tegenwoordig bezitten we, zoals gezegd, niet langer het vermogen om blind te geloven, maar bezitten juist in sterk toenemende mate het vermogen om te onderzoeken, kennis te vergaren en inzicht te verkrijgen.
Degene die tegenwoordig het fundamentele werktuig van de wereldverlossing is, stemt er daarom volledig mee in dat juist niet zijn persoon als sacrament of object van aanbidding en als houvast voor het geloof van de wezens verlangd wordt. Tegenwoordig is de wijsheid zelf of het tot wetenschap maken van de eeuwige waarheid - dat wil zeggen, de heilige geest door logisch denken toegankelijk gemaakt, en het door dit denken wetenschappelijk aantonen dat naastenliefde de vervulling van de levenswetten vormt - het enige dat de ontwikkelde, moderne, intellectuele mens wenst of verlangt (de moderne mens verlangt 'brood en spelen'! F).

De wereldverlosser of de persoon voor de huidige wederkomst van Christus is dus op de achtergrond getreden, terwijl de wijsheid of heilige geest als het allesoverstralende op de voorgrond is komen te staan. Hierdoor is het niet zo merkwaardig dat de beloftes van deze wederkomst van Christus met de woorden 'de voorspreker, de heilige geest' beschreven werden en dat bovendien gezegd werd dat deze wederkomst dus in de wolken des hemels met grote macht en heerlijkheid zou plaatsvinden, en evenals de (67) bliksem zou komen van het oosten en lichten tot het westen.
Want welke grotere macht en heerlijkheid kan een mens wel overkomen dan juist tegenover de eigen absolute gedachtesfeer of het eigen bewustzijn van de eeuwige Vader zelf geplaatst te worden, en aldus wakker dagbewust via logisch denken door Gods geest doorstraald en één met Hem te worden?
Welke andere macht en heerlijkheid kunnen zich meten met de macht die het wezen tot het volschapen beeld van God, als zijn gelijkenis maakt, en daarmee tot godenzoon verheft en hem, in de omarming van zijn vader, zijn eigen onsterfelijke bestaan, als identiek met de schepper en heer van tijd en ruimte, van leven en dood, laat zien?
Waarlijk, de wederkomst van Christus, de voorspreker, de heilige geest, overstraalt zowel de wolken als de bliksem van oost tot west. Ja, hier moeten de wereldverlossers, de Messiassen of Christuswezens zelf, zich op de achtergrond houden, want hier wordt het aangezicht van de Almachtige rechtstreeks zichtbaar voor de zoekende godenzoon.
Hier zijn we dus in aanraking gekomen met een ontwikkelingsstadium waarin de allesoverheersende mentale honger van het wezen bestaat in het verlangen naar de oplossing van het levensmysterie of naar de absolute analyses van de waarheid, ontdaan van illusies of versluieringen. Dit stadium, waarin de absolute analyses van deze waarheid dus in de vorm van wetenschap of feiten toegankelijk worden voor het onderzoek door het geestelijk hongerende wezen, vormt het tweede stadium van de openbaring van de eeuwige waarheid door de wereldverlossing. Terwijl het eerste stadium van deze openbaring, zoals we gezien hebben, de weg genoemd kan worden, kan het tweede stadium daarentegen de waarheid genoemd worden. (68)

Hoofdstuk 29 De wetenschap van de naastenliefde

De ontvankelijkheid van de mensen voor de vroegere ontplooiingen van de wereldverlossing bestond dus uit een intense honger naar een persoon die zo'n sterk op de voorgrond tredende geestelijke autoriteit was en zo'n gezag had, dat zij zich in vol vertrouwen aan dit wezen konden toevertrouwen, waardoor hun geestelijke onvermogen dus verholpen kon worden. De ontvankelijkheid voor de tegenwoordige ontplooiingen van de wereldverlossing veroorzaakt daarentegen, zoals gezegd, alleen een sterke honger naar kosmische uitleg of absolute geestelijke kennis (slechts een enkeling F).
De mensen van tegenwoordig zijn dan ook meer dan ooit uitgesproken onderzoekers. Ze werken zich eerst door alle fysieke verschijnselen heen en krijgen uiteindelijk, nadat ze op het fysieke vlak geweldige producten geschapen hebben en indrukwekkende onderzoeksresultaten gevonden hebben, genoeg van de fysieke kennis (zelden gezien F).
Hoewel deze resultaten hen een onuitsprekelijk groot goed hebben gebracht, hebben ze hen een nog groter kwaad gebracht. Ze hebben hen rechtstreeks naar de culminatie van de dag des oordeels gevoerd. Deze onderzoeksresultaten maakten van de godenzoon een genie in het doden en verminken. En door de ontplooiing van deze genialiteit werd het de godenzoon duidelijk dat hij hierdoor nooit zalig zou kunnen worden. De talrijke gruwelen en verminkingen, het vele verdriet en de talloze ziektes werden verschijnselen die onontkoombaar in hem het absolute verlangen moesten oproepen naar maar één enkel ding, namelijk de vrede, die weer hetzelfde is als het absolute geluk of de algehele zaligheid. Maar doordat de vrede het allesoverheersende verlangen in de mentaliteit van het individu (69) wordt, zal ieder verschijnsel dat de geboorte van een werkelijke vrede kan stimuleren, bevorderen of ontwikkelen, dit hongerige wezen absoluut vreugde schenken en het daarmee stimuleren en opmonteren.
En welk verschijnsel kan meer in het voordeel van de vrede zijn en daardoor het geestelijk of intellectueel hongerige wezen meer bevredigen dan juist 'de wetenschap van de vrede'? Maar doordat elke absolute vrede alleen op naastenliefde kan berusten, kan de wetenschap van de vrede dus niets anders zijn dan de wetenschap van de naastenliefde. En juist deze wetenschap in de vorm van voor de intelligentie begrijpelijke kosmische analyses of logische, samenhangende gedachtegangen, wordt door de huidige wereldverlossing toegankelijk gemaakt.
De wetenschap van de naastenliefde of de voorspreker, de heilige geest, zal door de tegenwoordige wereldverlossing dus in woorden en zinnen aan de mensen geopenbaard worden. Deze woorden en zinnen kunnen natuurlijk gelezen worden door iedereen die heeft leren lezen, maar de goddelijke geest in deze woorden en zinnen, de werkelijke analyses van het leven, verkrijgen we niet door dit lezen, als we ons niet op de een of andere manier zo ontwikkeld hebben dat we 'toegang tot deze geest hebben'. De goddelijke geest of waarheid in deze woorden en zinnen wordt de lezer enkel en alleen duidelijk in de mate waarin hij deze daadwerkelijk in zijn dagelijkse leven en gedrag tegenover zijn naaste kan nakomen. Zonder deze naleving zal genoemde wetenschap op generlei wijze wetenschap of waarheid voor enige lezer worden. In plaats van de goddelijke geest, in plaats van het eeuwige licht welke deze woorden en zinnen bevatten, zullen deze zinnen voor de onrijpe lezer slechts iets zijn wat hij als bijgeloof, naïviteit, fantasie of inbeelding bestempelt. Hij zal deze woorden en zinnen, hun opbouw en eventuele stilistische afwijkingen van het traditionele of moderne (70) taalgebruik bekritiseren. Hij zal dus in het ergste geval gevoelens van antipathie voor deze analyses hebben en deze vervolgen, waardoor hij het bovendien voor zichzelf onmogelijk maakt het licht te ontmoeten. Maar dat verhindert natuurlijk niet dat de goddelijke geest vanuit deze woorden en zinnen toch fonkelt en straalt naar zeer veel wezens (ik hoop die eens te ontmoeten! F) die het vermogen hebben gekregen om te begrijpen of om 'te zien' en 'te horen'.
Door deze ontmoeting met of beleving van de idealen van de goddelijke geest in ons eigen innerlijk én door het in praktijk brengen ervan in ons eigen dagelijkse leven en gedrag, zullen we eens op een dag, als we voldoende rijp geworden zijn, de wederkomst van Christus voor de laatste keer beleven. Deze keer zal het geen Christus of koning in de uiterlijke wereld zijn. Het zal ook geen kosmische wetenschap, noch zullen het de analyses van de waarheid in de uiterlijke wereld zijn... maar het zal dan uitsluitend een ontmoeting zijn met ons hoogste 'Zelf'. 7
(Wie het wezenlijke van zichzelf als een 'het Zelf' aanduidt, spreekt op een afstándelijke, denkbeeldige wijze over dat wezenlijke van zichzelf. Dat 'het Zelf' zal daardoor altijd een denkbeeld blijven, een spookbeeld waarmee de geest in de eigen innerlijke wereld rondjes blijft draaien. Zo wordt de zelfbewustwording: 'ik ben het zélf', de bewustwording dat wezenlijke zélf te zíjn, verhinderd!
Hoewel ik het met de algemene strekking van dit stuk eens ben, is er sprake van een slechte vertaling uit het Deens met soms onbegrijpelijke en veel te lange zinnen. Jammer voor Martinus, die denk ik beter verdient. Freek)

Hoofdstuk 30 De waarheid, het leven of de werkelijkheid vormt een eeuwige, niet aflatende stroom van liefde

Eens op een dag, als we er het minst op bedacht zijn, zullen we op een voor dit doel gunstig moment een in een bovenaards vuur stralende, levende Christus 8 zien, die ons tegemoetkomt en bezit neemt van ons fysieke én geestelijke lichaam. Maar het goddelijkste aan deze ervaring is het feit dat dit vreemde, stralende Christuswezen geen vreemd wezen is, maar juist ons eigen absoluut hoogste geestelijke Zelf.
Dit hoogste Zelf hebben we gedurende vele incarnaties getraind om de (71) Christusidealen van de wereldverlossing zo volkomen na te leven dat dit Zelf nu een volmaakt gematerialiseerde, fonkelende en stralende Christusvorm of Christusgestalte op het geestelijke vlak geworden is.

Hier moet echter opgemerkt worden, dat als we ons incarnaties lang met Boeddha-idealen of Mohammed-idealen getraind hadden in het bereiken van deze ervaring of inwijding, het schijnbaar vreemde, stralende wezen (dus ons hoogste Zelf), de vorm van respectievelijk een fonkelende en stralende Boeddha- of Mohammedgestalte zou hebben (Boeddha beweert juist dat er geen Zelf is! Mohammed predikt de 'islam', dat 'onderwerping' betekent, 'onderwerping aan Allah', het tegenovergestelde van de persoonlijke zelfstandigheid die Martinus Thomson terecht nastreeft! Freek).

Door deze goddelijke ontmoeting met ons eigen vervolmaakte, hoogste Zelf hebben we iets ervaren van de inwijding of van het geestelijke proces dat ik in mijn hoofdwerk Livets Bog de 'grote geboorte' noem. Daarmee hebben we onze kringloop in de duisternis volbracht en zijn nu midden in een aardse, fysieke toestand wakker dagbewust de hemel binnengetreden. We zijn een volmaakte woning en een volmaakt kanaal voor de goddelijke geest geworden, we zijn een Christuswezen en één met de eeuwige Vader geworden.
We hebben dus de weg afgelegd, hebben de waarheid beleefd en zijn hierdoor één met het leven, één met de Vader geworden. Op onze hemelse weg fonkelt hierna vanuit onze gehele ziel en wezen de stralenpracht van Gods geest over hemellichamen, werelden en mensheden. Boven tijd en ruimte verheven, door de eeuwigheid heen fonkelt onze eeuwige baan. Waarlijk, de godenzoon is hier zichtbaar in de wolken des hemels met grote macht en heerlijkheid.

Het antwoord op de belangrijke vraag: wat is waarheid? is dus een sprookje uit het werkelijke leven, is een beschrijving van de relatie tussen een eeuwige Vader en een even eeuwige zoon. Doordat deze relatie het werkelijke leven is, dit leven een onfeilbare weg naar ervaringen is en de ervaringen een evenzo onfeilbare weg naar de waarheid zijn, en doordat de (72) waarheid de godservaring van het levende wezen is en daarmee de ervaring van zijn hoogste of werkelijke identiteit als zijnde één met de vader - en genoemd wezen door zijn identiteit als godenzoon de schepper van tijd en ruimte of de beheerser van de eeuwigheid is - is de eeuwige waarheid dus een onomstotelijke openbaring van het feit dat het leven, het bestaan of de eerdergenoemde relatie tussen Vader en zoon, tussen God en het levende wezen, een eeuwige, niet aflatende stroom van liefde is. (73)

Noten
1. In tegenstelling tot de gewoonte om God als het mannelijke Opperwezen te beschouwen, moet God in de Martinus-kosmologie als een wezen beschouwd worden dat het mannelijke én het vrouwelijke aspect op een harmonische wijze in zich verenigt. Het zou daarom correct zijn om God met Hij/Zij (of Zij/Hij) aan te duiden. Doordat dit in de praktijk uitermate lastige vertaalproblemen met zich meebrengt, en omdat Martinus zijn gedachten neerschreef in een tijd waarin hij God met de traditionele Hij-vorm aanduidde, hebben de vertalers van de werken van Martinus deze mannelijke geslachtsaanduiding in hun vertalingen overgenomen.

2. 'Oftewel'. De groep die verantwoordelijk is voor de vertalingen, heeft verkozen het woord 'oftewel' te gebruiken wanneer voor het eerst begrippen naast elkaar voorkomen die in de kosmologie van Martinus gebruikelijk zijn, maar eventueel niet als zodanig bekend staan. In de daarop volgende gevallen is het gangbaarder 'of' gebruikt.

3. Livets Bog (uitspraak: liewuts boow), betekenis: Het Levensboek). Martinus heeft aan zijn totale werk de naam het Derde Testament gegeven. Het omvat het hoofdwerk Livets Bog I-VII, Logica, Bijzetting, Het Eeuwige Wereldbeeld I-IV en een hele serie kleinere boekjes. (75)

4. Voorspreker: In tegenstelling tot het in de Bijbel (vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap) gebruikte woord 'Trooster' voor de heilige geest, vertalen wij het Deense 'Talsmanden' met 'de voorspreker'. Vergelijk 'Talesman' (Engels) en 'Fürsprecher' (Duits).

5. De heilige geest wordt in het werk van Martinus klein geschreven omdat deze hier niet als een persoon of individu, maar als zuiver kosmisch bewustzijn gezien wordt.

6. Noot van de vertaler: Hier wordt bedoeld 'In de wolken van hun mentale hemel'.

7. Over deze ontmoeting schrijft Martinus in Livets Bog V, par. 1893, o.a. het volgende:
(...) "Na deze ontmoeting met het bewustzijn en gedrag van een Christusbewustzijn in de uiterlijke wereld, zal het individu of de aardemensen, verderop in zijn levens, opnieuw het bewustzijn en gedrag van een Christuswezen ontmoeten. Deze keer vindt de ontmoeting echter niet plaats in de uiterlijke wereld van het wezen, dat wil zeggen in zijn eigen bewustzijn, mentaliteit of psyche.
Het Christuswezen dat hij nu ontmoet is namelijk enkel en alleen zijn eigen - door de 'grote geboorte' van aardemens naar Christuswezen - omgevormde toestand en gedrag. Dit zich eigen maken van de Christusmentaliteit of van het kosmische bewustzijn door het wezen is de enige, absoluut ware wederkomst van Christus."

8. Martinus beschrijft deze ervaring uitvoerig in zijn boekje: Over de geboorte van mijn missie. (Uitg. De Ster) (76)


terug naar het literatuuroverzicht






^