Jozef Rulof - Een blik in het hiernamaals Deel I

De Eeuw van Christus, den Haag 6e druk 1982 ISBN 90.70554.08.9
(Opmerkingen tussen haakjes zijn van mij, Freek)


Jozef Rulof
Hoofdstuk III

De opvoeding voor het geestelijke leven
André voelde nu dat het nieuwe leven voor hem zou beginnen. Dat was hem immers gezegd. Het verlangen naar meer contact met zijn leider Alcar werd steeds sterker. Hij was het liefst alleen en zat 's avonds vaak op zijn kamer. Zo wachtte hij al enige dagen op de dingen, die maar niet wilden komen, maar iets in hem zei dat dit niet lang meer kon duren.
De volgende avond was hij nadat hij zich te bed had begeven, rustig ingeslapen. Maar opeens was hij weer klaar wakker. Hij dacht dat iemand hem had geroepen.
"André" hoorde hij weer zeggen en tegelijk wist hij, wie hem riep. "Ha" dacht hij, "de zachte stem van Alcar, waarop ik zo lang heb gewacht." Het verwonderde hem dat hij in het geheel niet bang was. De stem hoorde hij duidelijk, maar hij zag niemand.
"Luister, mijn jongen." Na die woorden hoorde André terstond heerlijke orgelmuziek welke hem geheel doortrilde. Eerst meende hij dat ze van buiten kwam, maar deze gedachte zette hij spoedig van zich af omdat hij Alcar hoorde vragen: "Hoor je dit, André?"
Dadelijk daarop hoorde hij de klanken aanzwellen, tot ze langzaamaan zachter werden, alsof ze door de wind werden weggedreven en eindelijk geheel wegstierven. Hij vond het prachtig. Daarna hoorde hij iemand zingen met een stem, zo zuiver als kristal. Ook dat hield plotseling op en het kwam hem voor, dat het de laatste tonen van een aria waren geweest.
Dit alles had hem diep getroffen, want hij had nog nooit zoiets gehoord. Toen vroeg Alcar of hij alles had gehoord. Hij durfde niet antwoorden en hij hoorde na een ogenblik fluisteren: "Spreek in gedachten tot me, André. Daarmede kunnen we ons aan elkander verstaanbaar maken. Ik hoor die zachte stem, gelijk jij de mijne hoort. De muziek van zoëven kwam uit de sferen, ik wilde je die laten horen. Niet alleen uw aarde heeft muziek, ook wij in het Hiernamaals kennen haar, maar veel mooier en in harmonie met het Oneindige.
Zij die bij ons hun instrumenten bespelen, zijn allen vervuld van verfijnde gevoelens en bezield door geestelijke kracht.
Zij brengen die innerlijke gevoelens over op hun instrumenten. Dit is mogelijk omdat zij daarin niet door hun stoflichaam worden belemmerd. De stem die zong was de mijne; de muziek, welke je hoorde (27) kwam uit de tweede sfeer en naar gelang de sfeer hoger is, zal de muziek volmaakter zijn. Ik maakte je één met deze sfeer; later zal je dat beter kunnen begrijpen.

Zo ziet men in de hogere gebieden de mens steeds meer vergeestelijken en etherischer worden, waardoor hij steeds hoger kan stijgen.
Wanneer ik je later zal meenemen op reizen door het Hiernamaals, dan zul je alles kunnen zien en horen en daardoor beter begrijpen. Je weet nu dat wij kunnen spreken, zingen, musiceren en nog veel meer; maar toch moeten wij, volgens aardse begrippen, dood zijn, dat wil zeggen: niet tot iets in staat!
Door helderhorendheid kwam alles tot je. Het zijn je geestelijke oren die alles opnemen.
Voor aardse oren is ons geluid te zwak en aardse ogen zijn te grof om ons waar te nemen.
Wanneer ik nu door wil komen, ik bedoel: met je spreken, dus ons samen verbinden, geestelijk één maken, dan verbreek ik de stof; dit zijn de stoffelijke zintuigen. In deze toestand van helderhorendheid kun je met mij spreken; dat is ons contact, hetgeen wij gemakkelijk van hieruit tot stand kunnen brengen, wanneer wij een instrument hebben gevonden dat daarvoor gevoelig is.
Van uw zijde verbinding te zoeken is niet gemakkelijk. omdat uw ogen ons niet zien, althans de meesten van uw Aarde zien ons niet.
Wij kunnen gemakkelijk deze verbinding tot stand brengen, omdat onze ogen door de stof heen zien. Dan zien wij de gevoelige draad, waarmede wij ons verbinden. Met je geestelijke ogen zul je dan ons en hetgeen wij je willen tonen, zien, maar slechts wat ik je zal laten zien, waarmee ik je verbind. Vergeet dit nooit. mijn zoon, daar dit de voorwaarde is voor ons goede contact.
Wanneer je dus later meer intelligenties zult zien, vergeet dan nooit dat ik, aan deze zijde, je met hen verbind en spreek dan ook niet vóórdat je mij hoort of ziet, daar men je anders verkeerde berichten zou kunnen geven.
Het is zo nodig, een goede verbinding tussen geest en mens tot stand te brengen, een verbinding, die op een vast vertrouwen berust, dat aanvaardt hetgeen van onze zijde gegeven zal worden en dat je in staat stelt om hen, die bij je komen aankloppen om raad en steun, te helpen. Door al deze bewijzen zul je vertrouwen winnen. Bedenk echter, dat je taak is steeds alles door te geven, hoe vreemd het je soms ook moge schijnen. Zo wordt je langzaamaan een goed instrument, een goed medium, dat naar ons luistert. Onthoud dit goed. Je moet steeds naar ons luisteren, anders loopt alles verkeerd en sta je weer alleen zoals voorheen, toen ik nog niet voor je bestond.
Denk daar steeds aan en vergeet niet, dat wij door de stof heen zien. Ik zal je dan zeggen, wat ik aan deze zijde waarneem en wat ik in de stofmens ontdek, wanneer hij voor herstel van gezondheid bij je komt. Door een innige band van liefde kunnen wij veel bereiken en door deze liefdeband zullen wij door God worden gesterkt om goed ons werk te kunnen doen, omdat wij willen handelen naar Zijn wil. (28)
Stel je dus steeds open, mijn zoon, om het mooie, dat wij je willen geven te ontvangen. Dan zullen wij de mensen overtuigend kunnen bewijzen dat het leven, na afleggen van het stofkleed, een voortbestaan heeft. Wij zullen de mensen brengen op deze mooie weg opdat ze zich zullen ontwikkelen om straks. wanneer zij op aarde sterven, het licht te zien in het Hiernamaals. Dit is ons werk, mijn zoon, dat wij als heilig beschouwen. Wij tezamen willen de mensen vertellen dat hun geliefden nog in leven zijn en dat ze zich met hen willen verbinden, omdat God het wil en omdat dit alles uit God is; ook dit weten. Wij willen de kloof tussen onze wereld en de uwe overbruggen en de sluier opheffen, die de scheiding tussen de aarde en het Hiernamaals omhult. En wanneer wij dan de werkelijkheid van dit alles aantonen dan vragen wij je ons te volgen.
Wij brengen je op de goede weg, die omhoog gaat en die je zal voeren naar de tempel van het zuivere weten. Ik zal je leider zijn en jij het instrument, waardoor wij de waarheid bekend maken. Ik zal je ontwikkelen om dit goed te kunnen doen.
Daarom, André, zal ik mij met je verbinden en wij samen verbinden ons met God, want Zijn hulp hebben wij van node om de mensen de waarheid te kunnen geven. Wij willen hun geluk brengen en hun dat geven, wat hen geestelijk opbouwt, waardoor zij reeds nu terwijl zij nog op aarde zijn, met het eeuwige leven worden verbonden, wat hun steun en kracht zal schenken.
Het leven zal dan niet zo moeilijk meer zijn, maar het zal hen verheffen. En het zal lichter worden. ondanks dagelijkse beslommeringen. Zo zullen de mensen zich bewust worden dat, wanneer ook hun einde komt zij gelukkig moeten zijn omdat hun na de stoffelijke dood, iets moois te wachten staat, een voortleven tot in eeuwigheid, nadat zij de moeilijke weg door het aardse leven hebben afgelegd, zoals God dit van hen verlangde. Dan zullen zij de strijd aandurven en dan het leven niet langer doelloos achten. Zij zullen daarin Gods licht zien en al het goede dat Hij ons geeft, bovenal de liefde, Gods grootste schepping.
Dan zullen zij alles, wat het ook zij, waarderen en naast het geluk ook het leed en de smart aanvaarden, omdat zij voelen zullen dat dit alles aan hun geestelijk peil ten goede zal komen. Wij willen hen opvoeden voor het leven in de sferen terwijl zij nog op aarde zijn, maar dan verlangen wij eenvoud en gehoorzaamheid van je en liefde voor het werk van God, Die de Almacht in liefde is.
Tot Hem en voor Hem zullen allen zich verheffen, omdat alles ons door Hem geschonken werd.
Wij zullen nu ophouden, André. Denk rustig over alles na en vraag mij. wanneer je iets wilt weten. Roep mij dan heel sterk in je gedachten en ik zal komen. (29)

Later zullen wij ook tekenen en schilderen, maar voorlopig moet dat nog even wachten. Heb je mij begrepen? Ik zal je alles zo duidelijk en eenvoudig mogelijk geven, opdat niet alleen zij, die gestudeerd hebben, maar ook degenen, die niet ontwikkeld zijn, ons kunnen begrijpen. Want allen moeten wij op het hogere bestaan wijzen, opdat zij eenmaal de overtuiging zullen krijgen dat wij hier in volmaaktheid leven tot in alle eeuwigheid. God zegene je."
Alcar had opgehouden met spreken en André voelde zich weer alleen. Deze goede geest, die liefde uitstraalde, was heengegaan. Liefde sprak uit al zijn woorden en in stilte fluisterde André:
"Alcar, mijn leider, ik dank u voor alles."
Hij hoorde nog zeggen: "Dank God, mijn zoon, geef je in liefde voor God, met en in alles voor Hem." Daarna bleef het stil en het was hem, alsof er iets schoons van hem was heengegaan. Voor deze geest zou hij alles willen doen, voor de man, die hij nog maar zo kort kende en die hem reeds zoveel liefde had gegeven. Wat was hij nu gelukkig met deze openbaring!
Hij nam zich heilig voor zijn best te zullen doen, zoals zijn leider dit verlangde. (30)

André is nu in trance, zoals wij dit noemen. Dat betekent, dat zijn eigen geest uit het lichaam is en dat ik, als geest, dat wil zeggen, dat ik, die reeds voor lange tijd op aarde ben gestorven, maar nu in het Hiernamaals leef, op zijn lichaam beslag heb gelegd. (32)

... Alcar had hem verteld, dat zijn geest al meermalen onbewust was uitgetreden; onbewust, omdat deze bij het terugkeren in het lichaam, het stoflichaam, al deze nieuwe wijsheid niet zou kunnen verwerken. Eens zou het zover komen dat hij bewust zou terugkeren en de herinnering bewaren aan alles, wat zijn leider hem had laten zien.

Alcar legde beide handen op zijn hoofd om hem te magnetiseren en enige ogenblikken daarna werd hij wat kalmer.
"Ik heb er goed aan gedaan, mijn jongen, mij niet dadelijk te laten zien; je vreugde zou te groot geweest zijn voor je stoffelijk omhulsel en dat zou nadelig zijn geweest."
André had nu een gevoel alsof het bloed met volle kracht naar zijn hoofd stroomde. Eerst werd hij koud, toen warm, daarna duizelig en hij moest naar steun zoeken om niet te vallen. Dit alles duurde echter niet lang. Toen sloeg hij de ogen weer op en bemerkte, dat Alcar hem nog steeds in de armen hield en tegen zich aan drukte.
"Ziezo, mijn zoon, zo is het beter. Nu kun je alles verdragen. Nu zijn we één door je grote verlangen en je sterke wil om ons werk te doen. Te grote ontroering zou niet goed voor je geweest zijn, zoals ik je zoëven zei; die zou het stoffelijk kleed, dat je nu hebt verlaten, een schok gegeven hebben en als een flits zou je in je lichaam terug hebben moeten keren en de een of andere storing hebben gevoeld.
Maar dit heb ik voorkomen. Nu ik je bestraald en omringd heb met mijn geestelijke kracht, mijn fluïde, zul je tegen elke emotie opgewassen zijn. (40) In deze uitstraling kun je het Hiernamaals betreden. Zonder deze zou je geestelijke lichaam niet tegen alles bestand zijn. Wanneer je iets weten wilt, vraag het mij; ik zal dan mijn best doen het je zo duidelijk mogelijk uit te leggen. Eerst zal ik nu alles vertellen wat hier gebeurd is. Luister maar, André.
Voor de uittreding kon plaats hebben, heb ik je lichaam in deze slaap gebracht. Wel was je in spanning, maar voor ons is het heel gemakkelijk iemand vanaf deze zijde te beïnvloeden." Alcar lachte, André zweeg verlegen.
"Wees gerust, mijn zoon, alles zul je weten. Ik wilde niet meer tot je spreken, daar dit spoedig moest gebeuren; anders zou ik je hebben toegesproken, voordat je was uitgetreden. Ik las je gedachten. Voor de aardbewoners slaap je nu, maar in werkelijkheid is het alleen je stoffelijk omhulsel dat te bed ligt. Nu is je geest bereid mij te volgen, met mij te gaan waarheen ik wil, waarheen ik je ook zal voeren. Dit zijn de wonderen van je mediamieke gaven.
Ik wil je laten zien hoe je toch, tijdens onze afwezigheid, verbonden blijft met je lichaam. Kijk, de dunne lichtstraal, welke je uit je linker zijde ziet komen, is het fluïdekoord, dat je geest met het stoffelijke lichaam verbindt. Dit is de levensdraad, welke haast niet te zien is en toch is hij te onderscheiden van het licht, dat je lichaam uitstraalt. Wanneer dit koord verbroken werd, zou je niet meer in je lichaam kunnen terugkeren. Maar al gaan wij nu nog zo ver hier vandaan, dan toch zul je verbonden blijven, ook al is het koord niet meer te zien. Toch is dit onzichtbare koord de levensdraad van de stoffelijke mens. Ook noemen wij het wel het leven zèlf, omdat het één is met de stof. Het is noodzakelijk, dat je dit alles goed onthoudt."
André was nu aan het hoofdeinde van zijn bed gaan staan en zag zichzelf daarin liggen; het was alsof hij dood was. Hij zag zeer bleek, maar toch ging zijn borst rustig op en neer.
Van aardse zijde zou heel moeilijk te constateren zijn, dat hier alleen een stoffelijk lichaam lag, terwijl de geest was uitgetreden.
"Dit lichaam mag niet worden gestoord, zoals ik je reeds eerder heb verteld; daarom vroeg ik je, je ouders te waarschuwen, want bij de geringste storing zou het koord kunnen breken en zou je voor de aarde sterven."
"Wat is dit alles interessant, Alcar."
"Zeer zeker is dit interessant. De mens is ook de kroon der schepping. God schiep hem naar Zijn beeld. Wanneer wij straks heengaan, blijven mijn helpers hier om over je lichaam te waken. (41)

Zij groetten hem hartelijk en hij zag, dat ze gelukkig waren en schoon van gelaat. "In werkelijkheid zijn zij niet zo jong als ze er uitzien, daar zij allen reeds een paar honderd jaar in de sferen zijn. De geest neemt hier het uiterlijk aan van zijn innerlijk wezen en een mens, die op tachtigjarige leeftijd de aarde verlaat en daar slecht heeft geleefd, zal er aan gene zijde van het graf nog ouder uitzien. Het uiterlijk is hier de spiegel der ziel en hij zal zo tekenen, als zijn innerlijke kracht is. Zo vindt men hem, die zich op aarde geheel heeft vergeten, hier ouder terug. Men kon daar niet zien, dat achter die ingevallen wangen zich een ziel verborg, die zeer diep was gezonken, dus geestelijk zeer laag stond. Maar eenmaal hier aangekomen, staat die ziel geheel naakt en neemt het geestelijke lichaam de vorm aan van hetgeen de mens in werkelijkheid was.
Daarom wordt het onherkenbaar en vreselijk oud. Die mens had van het aardse leven niet veel gemaakt en was geestelijk geheel afgedwaald.
Je ziet de schoonheid van mijn vrienden, André; zij zijn jong, al hebben zij de leeftijd van tweehonderd jaren bereikt. Deze is hier niet te zien, daar zij verjongd zijn door hun geestelijke kracht. Zie, welk een licht en welk een uitstraling; dit zijn tekenen van hun wijsheid en hun liefde tot God. Toch zullen er velen zijn, die duizend jaren nodig hebben om deze wijsheid, dit licht te verwerven."
André keek van de een naar de ander en het viel hem op, dat Alcar wel het reinste licht had van hen allen. Hieraan kon hij zien, dat zijn leider hoger stond. (42)

"Hiermede wil ik zeggen, mijn jongen, dat bijna alles, wat met de kosmos verband houdt, vanaf onze zijde gegeven wordt. Want niemand, ook al is hij de grootste der groten onder uw geleerden, zou iets belangrijks kunnen ontdekken wanneer de wegen, welke daarheen leiden, hem niet werden getoond door inspiratie uit hogere gebieden. Dat geldt natuurlijk alleen voor datgene, wat nuttig en goed voor de mens is. Maar helaas worden zij ook door het kwaad geholpen, door hen die leven in de lagere sferen. Er wordt ingewerkt op de mens die daar vatbaar voor is en openstaat voor de slechte invloeden, welke hem aansporen het kwade en het verkeerde te doen. Zo worden de mensen dus beïnvloed, de een ten goede, de ander ten kwade. Maar het is aan hen de weg te kiezen, welke ingeslagen moet worden. Velen denken daar niet aan, want door egoïsme en ijdelheid vergeten zij dit en eigenbelang is oorzaak dat zij het pad, dat naar boven voert, voorbijzien. Gelukkig zijn er vele hoogstaande "geleerden" op aarde, maar er zijn er nog meer, die slechts haken naar eer en roem, die toch maar tijdelijk zijn, en daarvoor vechten zo veel ze maar kunnen, niet begrijpende dat die roem niet te danken is aan eigen weten, maar aan Leiding uit het Hiernamaals. (43)

Toen (na een aantal ervaringen) wist ik wat me te doen stond en had ik mijn plan gemaakt, want ik wilde het mensdom van zijn verkeerde ideeën afbrengen, om hem het zuivere weten daarvoor in de plaats te geven en het in betere banen te leiden. Vreselijke toestanden heb ik gezien en droevige tonelen zich zien afspelen; alles door onwetendheid, onkunde, ongeloof en onbekendheid met de wetten van een hoger leven, dat de voortzetting is van het aardse bestaan. Mij en vele anderen trekt het sterk aan het mensdom uit de handen van het kwaad te redden en het van hieruit te overtuigen van de droeve waarheid, dat de aarde en haar bewoners ziek zijn, hetgeen wij weten, omdat wij door alles heenzien. We willen op al de ellende wijzen en hopen, dat de mensen eindelijk zullen inzien, dat ze verkeerd handelen en het kwaad in de hand werken, waardoor alles tegen Gods wetten indruist. Lang hebben wij getracht in stilte hulp te bieden, geluk te brengen en betere toestanden te scheppen. Velen onzer werken op aarde door contact met een medium, maar weinigen kunnen hun instrumenten uit de greep van het kwaad houden, daar de meeste media door jaloezie worden verteerd, waardoor zij hun kracht vergruizen en hun leiders van zich afstoten, wier moeite dus slecht beloond wordt, daar zij er niets door bereiken. Ons werk is nu eenmaal moeilijk, omdat er steeds strijd gevoerd moet worden tegen de opvatting, dat het aardse leven het gemakkelijkst kan worden volbracht wanneer men het maar neemt zoals het is. Met deze opvatting is de grote zaak echter niet geholpen en wij zijn dat evenmin.
Zo zag ik dan, dat ik door stille inwerking niet verder kon komen en vroeg God om hulp en kracht, om door middel van een medium mijn werk te kunnen doen.
Toen kreeg ik steun uit de hogere gebieden, daar wij aan onze zijde werden geholpen door onze gebeden, die God verhoort en ik mocht jou zien. In alles is leiding, André. Je was echter nog niet geschikt voor ons werk en ik moest dus geduld hebben. Toch kwam ik van tijd tot tijd bij je, terwijl je werd geleid en beschermd door mijn helpers, die je zoëven hebt gezien; zelf had ik toen ander werk te verrichten. Over dit alles zou ik nog lang kunnen doorpraten, maar ik mag niet afdwalen van hetgeen ik je wilde zeggen. Eindelijk kon ik beginnen. Je weet, wat er allemaal gebeurd is en dat we nu samen in het Hiernamaals zijn. (44)

Op een van mijn reizen zag ik iets droevigs zich afspelen. De mens leeft in de stof, om de stof en met de stof, waardoor het geestelijke, het mooie, waardoor de mensenziel groeien moet, vergeten wordt. En het zal je verbazen te bemerken, hoe deze in haar groei wordt belemmerd, omdat men de realiteit van het bestaan van een leven na de dood niet aanvaarden wil. (45)

Het licht der aarde is niet wit, maar troebel. Dit is het slechte, dat we aan deze zijde zien, het kwaad, dat op haar voortwoekert. Deze planeet is vreselijk diep gezonken. Zie het verschil tussen deze uitstraling en die van andere planeten. Daar leven ook mensen, maar die zijn veel fijner afgestemd naar geest en gevoel, dus vanzelf ook volmaakter. Is hun licht niet veel reiner en stemt het je niet gelukkig, zo iets schoons te mogen zien? Zie nu weer hoe donker de aarde is. Daar kent men geen zuivere liefde meer en geen trouw aan God. Alles wordt misvormd en de mensen hunkeren slechts naar aardse schatten en aardse roem. De mens wil vooruit, maar hij bewandelt het pad dat hem naar omlaag voert.
Maar wij zullen trachten dat licht helderder te maken en velen zullen ons helpen. (46)

Daarom trachten wij en duizenden, neen, miljoenen met ons, de aarde te verlossen, door haar opnieuw te overtuigen van een leven aan de overzijde van het graf, ten einde de mensen te brengen op de weg, die hen omhoog voert. Dit, mijn jongen, is het geestelijk voedsel, dat hen terug zal brengen tot God, ons aller Vader. Wij ontvangen Zijn liefde en kracht en door Zijn liefde en wijsheid zijn wij in staat hun ander licht en ook andere invloed te brengen, de heilige invloed uit de sferen.
Wij brengen hun het vruchtbare zaad, dat voedsel zal zijn voor hun ziel, dat groeien en bloeien zal tot hoog boven alle kwaad en dat hen terug zal voeren op de goede weg, die zij reeds lange tijd geleden hebben verlaten en die hen dan weer bergopwaarts zal leiden."
Alcar stond als een standbeeld, met opgeheven arm, hand in hand met André en het was, alsof hij vol bittere smart tot God daarboven gesproken had, om vergeving te vragen voor de arme aarde en om kracht voor het werk, dat hij verrichten wilde.
"Het is niet gemakkelijk, mijn jongen, hierin verbetering te brengen, want de mens doet het liefst datgene, wat hem het gemakkelijkst voorkomt, datgene waaraan geen strijd verbonden is. Zo is nu eenmaal de mens en zo wordt hij, omdat hij niet durft te strijden, meegesleurd, de duisternis tegemoet.
Steeds dieper zinkt hij, totdat hij in ellende dreigt onder te gaan en eindelijk om hulp vraagt en verlossing uit de ellende, welke hij zelf geschapen heeft, omdat hij van het rechte pad was afgedwaald.
En dan komen wij van hier om dat arme mensenkind te helpen, maar eerst moet hij God om hulp vragen, eerder kunnen wij hem niet bereiken en kan hij onze toegestoken handen niet zien.
Maar wanneer hij de Vader om hulp gesmeekt heeft, gaat hij niet verloren, want God heeft al Zijn kinderen lief, de slechte zowel als de goede.
Zo zal eens de tijd komen, dat God al Zijn kinderen ziet in volmaakte liefde en reinheid.
Wanneer je later voorgoed hier komt, dan zullen wij samen het schone werk, dat de mensen geestelijk doet stijgen, voortzetten. Kom, wij gaan verder." (47)

"Niets is voor ons onmogelijk. Wij kunnen alles, wanneer wij maar willen. Om dit vermogen te verwerven moeten wij ons ontwikkelen. Dit is geestelijke kracht en dus: eigen bezit.
Hier is het in de eerste plaats nodig de geestelijke taal te verstaan, want wanneer de mens hier aankomt, bezit hij niets meer van hetgeen op de aarde thuishoort. Wij gebruiken de aardse taal wel voor de aarde, omdat we ons daar op die manier verstaanbaar moeten maken, maar begrijp me goed, André, we gebruiken hier alleen onze geestelijke kracht, dus ook voor de taal. Ik heb haar nodig om met alles en allen in verbinding te komen, dus ook met mijn zes vrienden. Dit kan alleen door geestelijke kracht, omdat zij door alles heendringt en daarom op afstand te gebruiken is. Dit alles kan alleen bereikt worden door een sterke wil en een sterk concentratievermogen. Er bestaat aan onze zijde een nauw onderling verband, dat ons met het Hogere in contact brengt. (48)

Een ieder komt naar hier zoals hij innerlijk is en komt dan in de sfeer, waarin hij geestelijk thuishoort. Volgens de wet van oorzaak en gevolg zal men oogsten wat men gezaaid heeft. Zeer velen komen in ongelukkige toestand naar hier en moeten dan dikwijls lange tijd in de duistere, kille sferen vertoeven voordat zij geestelijk verder kunnen komen en een hoger gebied bereiken. Anderen echter, die reeds gedurende het stoffelijke bestaan begrepen, dat het Gods bedoeling is dit leven ten nutte van anderen te besteden en daarnaar handelen, zullen zich, na hun overgang, reeds dadelijk thuis voelen en gelukkig zijn in een sfeer, welke met hun innerlijk overeenkomt. Ik kom hier nog eenmaal op terug, omdat het van onnoemelijk veel belang is. De mensen moeten weten dat zij, die hun leven goed hebben volbracht, in de sferen van licht en liefde zullen wonen, maar dat degenen, die zichzelf hebben vergeten, in de sferen van koude en duisternis hun woonplaats zullen vinden. Zeg hun, André, dat ze hier alles zó zullen aantreffen, als met hun innerlijk leven op aarde overeenkomt.
"Zo, nu zijn we in de derde sfeer aangekomen. Je hebt zeker wel opgemerkt, dat het hemellicht ging veranderen. Zo zul je dit in alle sferen kunnen waarnemen. Steeds mooier wordt het, steeds volmaakter; alles loopt ineen en is onderling verbonden in de grootste harmonie."
Zij zagen nu vele intelligenties komen en gaan in grote colonnes en ook in kleinere groepen. Allen bewogen zich zwevend voort.
"Zijn dat allemaal mensen, die nog op aarde leven, Alcar?" "Gedeeltelijk, mijn zoon, maar de grote meerderheid bestaat uit overgeganen uit de gebieden hier beneden. Zij allen gaan naar het feest waar ook wij heengaan, daar het toegestaan is dit mee te maken. Dit is ook weer een machtig proces, een machtig weten, omdat ze niet worden geroepen, maar omdat ze dit aanvoelen door het hogere in hen. Dit wijst ons weer op de Almacht van God die hier alles regelt, evenals op aarde. (51)

Velen van aanzien, volgens aardse begrippen, zijn hier in de donkere sferen en wat heeft het daar voor nut zich op die wijze te tooien, wanneer alles donker is in hun ziel. Neen, uiterlijke glans heeft hier geen waarde meer; de mens moet innerlijk stralen.
Dit eerst zal hem tekenen als een mens die geeft en alleen leeft, omdat hij Gods licht in en om zich draagt. Dan is hij mooi, dan draagt hij orden van geestelijke kracht en dan zal hij een ieder helpen. Daarom, mijn zoon, tooi je met Gods tekenen; dat zijn: wijsheid, kracht en liefde, in eenvoud en deemoed verdiend. Dan zul je de mensen kunnen steunen die dan zullen begrijpen, dat alles liefde is. God gaf deze jonge mannen geestelijke orden, welke ze in eenvoud dragen, daar ze zich geven om goed te doen en alles willen liefhebben, wat tot Gods leven behoort. Zo zullen ze nu weer examen doen in de machtige studie der levenswetten. Daarom werden deze boeken meegenomen." (54)

Zeer velen heb ik gezien, niet alleen mannen maar ook vrouwen, die het dubbele licht om zich heen hebben. Dit is het, wat u bedoelt, nietwaar, Alcar?"
"Het treft me, dat je dit zelf hebt kunnen vaststellen, want er zijn geesten, die al jaren en jaren hier zijn en het nog niet kunnen aanvoelen en die evenmin kunnen zien of zij met de geest van een stofmens, dan wel met een astrale geest te doen hebben. Dat wil zeggen: met de geest van een aardbewoner, of wel met een sfeerbewoner. De lagere gewesten kunnen dit ook niet aanvoelen, omdat ze op aarde de gelegenheid voorbij lieten gaan zich geestelijk te verrijken, waardoor ze, bij aankomst in de sferen, geestelijk zeer arm zijn."
Hier zijn nu vele beschermgeesten die, evenals ik, er op uit zijn, om hun instrumenten te ontwikkelen, hun alles te laten zien, zoals het in werkelijkheid is en hun de overtuiging te geven van de genade, die ons geschonken wordt door hier te mogen leven. (55)

Het gelijke trekt het gelijke aan. Wij sfeerbewoners zijn astrale wezens, dus alles moet zich hier aan ons aanpassen. En naarmate de sfeer waarin wij vertoeven, hoger is, zal alles daarin volmaakter zijn, totdat in de hoogste gebieden het meest volmaakte, het geheel etherische, bereikt wordt. Later zullen we ook dit punt nader bespreken; nu is er nog zoveel, dat je zien moet, omdat het je geestelijk vooruit moet brengen. Laten we dus naar binnen gaan."
Ze betraden een grote hal, waarin reeds vele intelligenties aanwezig waren.
Ook hier zag André vele geesten die nog op aarde leefden en dus uitgetreden waren. Het was er volkomen rustig en stil. Duidelijk voelde hij, dat alles door een machtige hand bestuurd werd.
In het midden van de tempel bevond zich een grote fontein, omringd door prachtige bloemen, schoon van kleur. Daarachter stond een spreekgestoelte, eveneens met bloemen versierd. Het was een weelde van schoonheid, welke hem weer diep trof. Het geheel was een volmaakte bloementuin. Het midden van de fontein werd ingenomen door een symbolische voorstelling; het opspuitende water werd over alle planten en bloemen heengesproeid. Alles kreeg zijn deel, niet één plantje werd vergeten. Alles werd in harmonie en liefde gedrenkt. De grote bloem kreeg iets meer dan de kleinere en de grote plant weer meer dan de kleinere plant; alles werd zó besproeid en kreeg zóveel als met grootte en behoefte overeenkwam.
"In alles is harmonie, mijn jongen en het is opvallend dat iets, dat op aarde toch heel gewoon lijkt, hier door een ieder zo anders wordt aangevoeld. Dit komt weer omdat allen hierop zijn afgestemd. Dit is de grote bekoring, die er van uitgaat. Dit moet de mens voelen. Is het niet prachtig, André? Je ziet, dat het een ieder vasthoudt. Zij, die haar hebben gemaakt, zijn hogere geesten, die zeer zeker de harmonische, geestelijke kracht, welke ze in deze fontein hebben gelegd, in hoge mate bezitten, want zij spreekt tot ons en dwingt ons aan God te denken, omdat Hij in alles is en in Zijn wijsheid en harmonische kracht door het geestelijke in ons begrepen moet worden. Zij leert ons dus alles harmonisch te doen, zoals God het van ons verlangt. Zeer zeker heeft deze fontein een diepe betekenis." (56)

Gods wegen en wetten zijn voor de mens ondoorgrondelijk. Toch is alles eenvoudig, wanneer men één wil zijn in harmonie met God. Dit wil niet zeggen persoonlijk met God, maar zó te leven als Hij het al Zijn kinderen voorhoudt. Zo is deze fontein de symbolische voorstelling van de mens, welke harmonie, wijsheid, kracht en liefde betekent."
"Nu begrijp ik alles, Alcar."
"Gelukkig mijn jongen. Wanneer wij één willen zijn met God dan voelen we dat er contact bestaat, dat we Hem liefhebben, Zijn kind zijn zoals het behoort. Wij moeten allen Gods kinderen zijn, die hunkeren naar wijsheid, kracht en liefde. Dan gaat de mens vooruit, dan straalt hij.
Zij, die aanstonds komen, zullen ook de bedoeling van deze symbolische voorstelling begrijpen. Voor hen zijn deze woorden goed gekozen: "En vergeet niet één halmpje op uw akker, waar alles, al is het nog zo nietig, recht heeft om te bestaan, recht heeft om te leven." Is alles je duidelijk, André? Zij besproeit alles en vergeet niets. Zo moeten wij ook alles in liefde doen. Dat is ons geestelijk voedsel en onze kracht. De geestelijke leraren zullen hun leerlingen in alle harmonie duidelijk maken, hoe de fontein haar werk voltooit. Dit kunnen zij door hun onderlinge liefde tot God. Zij bewandelen in alles de weg der liefde, omdat de liefde het hoogste is en het heiligste, door Hem geschapen. Dadelijk zal een der leiders spreken tot hen die examen doen, tot hen, die hier leven en tot hen, die, evenals jij, van de aarde gekomen zijn om dit mee te maken. Hij zal allen wijzen op de grote, innerlijke kracht, welke ze bezitten."

Elke strijd in het leven is moeilijk, maar ik zeg u: het hoofd omhoog, de blik naar God, de blik naar Gods Licht. (57) Die weg gevolgd, dan zult u veel, zeer veel bereiken.
Zusters en broeders! Hebt goede moed. Wij willen u helpen om door de zware strijd heen te komen. Ik kom als uw vriend in uw midden en breng u woorden van steun en van troost. En het is mij een behoefte u het vertrouwen in uzelf te schenken, want wat is een mens zonder zelfvertrouwen! Is dat niet een wrak op de levensoceaan? Het zelfvertrouwen in alle wetenschap, dat u in staat stelt iets te bereiken, iets tot stand te brengen, is dat niet het essentiële in 's mensen bestaan, hier in de sferen en op aarde? En dit dient dan om de blik te wenden naar het hogere in ons zelfvertrouwen. Het woord is zo eenvoudig. Vertrouwen in uzelf. Dat wil zeggen: eerst uzelf binnenstebuiten keren en dan zien, wat er voor goeds aan is en wat als onbruikbaar beschouwd moet worden. En als u dan wat zelfvertrouwen hebt overgehouden, dan rust op u de zware taak u te verdeemoedigen, om het kleine beetje dat goed in u is, te doen groeien. Dit maakt de geest en het omhulsel van de mens op aarde mooi. Maar weest dan vooral voorzichtig, dat uw zelfvertrouwen nooit in eigenwaan ontaardt en waakt daar steeds voor.
Zelfvertrouwen is de bron van energie, die uw weg moet voeren naar het goede. Gebrek aan zelfvertrouwen maakt u klein, maakt u nietig en geeft u een gevoel van minderwaardigheid. Zelfvertrouwen geeft u kracht, niet alleen voor uw maatschappelijke positie, maar het moet in de eerste plaats de bron zijn waarin alles, wat goed is in het leven op aarde en in de sferen, zijn voeding vindt. Het geldt dus niet alleen de mens in zijn aardse beslommeringen, maar ook en wel in de eerste plaats, in zijn liefde tot Gods Schepping, tot Gods Almacht, tot zijn medemensen en tot het goede. Dat alles hebt u nodig, hier en op aarde. En wanneer God u een opdracht geeft, al is die nog zo moeilijk, dan moet u die aanvaarden en er op vertrouwen, dat u haar volbrengen kunt. En dan zult u het heilige daarvan aanvoelen en zeggen: "Wat ben ik dankbaar, dat God mij die opdracht heeft gegeven en dat ik die mag vervullen." Dan, geliefden, is uw zelfvertrouwen gegroeid en sterker geworden en u voelt na al uw strijd en moeilijkheden, dat u kracht vergaard hebt om de u opgedragen taak te volvoeren en daardoor zelf geestelijk hoger bent gekomen. Dan is u het zelfvertrouwen weergegeven en kunt u alle sombere gedachten van u afzetten en beseffen, dat God het was, Die u deze kracht schonk en dat Hij u het werk opdroeg; maar tevens begrijpen, dat uw goedertierende Vader niets van u verlangt, dat u niet volbrengen kunt.
Hebt vertrouwen in de overwinning van uw levensstrijd. Hebt vertrouwen ondanks de moeilijkheden, die u allen op uw levenspad zult ontmoeten. Maar hebt vooral vertrouwen in de Liefde welke God, als grootste gave, de mens geschonken heeft. Zelfvertrouwen en zelfkennis leiden u vanzelf naar Gods heilige Liefde. Voor u allen is de levensstrijd niet gemakkelijk, maar weet dat, hoe zwaarder de strijd is, hoe schoner de overwinning zal zijn. (58) Want slechts degenen, die ondanks alle moeiten en zorgen willen zegevieren, zullen Gods zegen ontvangen. Aan Gods wil zullen zij zich onderwerpen, alles goed vinden en alles aanvaarden. Want degenen, die geen strijd kennen, kunnen ook niet stijgen. Zij zinken dieper en dieper, want ze missen het éne, wat een mens nodig heeft om zichzelf te zijn. Dat is het zelfvertrouwen.
Strijdt uw strijd voor het goede, maar zorgt, dat u als overwinnaars daaruit te voorschijn treedt en dat het vertrouwen in u is het goede in u wakker te doen worden en wakker te doen blijven. Hebt zelfvertrouwen, hebt zelfvertrouwen, dan zult u ook op God vertrouwen. Maar al lijkt deze levensles u waar, ze is toch dikwijls zo moeilijk op te volgen, nietwaar? Denkt er dan steeds aan dat u kinderen bent van de Almachtige Vader, Die de Zijnen in al hun lasten en zorgen nooit vergeet, maar hen steunt in donkere tijden, zowel op aarde als in de sferen. Daarom, zie vol vertrouwen op tot Hem, Die u uw Vader noemt. En mocht u al eens het hoofd buigen en uit het diepst van uw hart zeggen: "Vader, ik kan niet meer," richt u dan daarna weer op en ziet op al uw zorgen neer. Dan bekijkt u ze toch weer anders, want dan heeft God, in Zijn grote goedheid, u het ontbrekende zelfvertrouwen teruggegeven.
Mens, bid veel, voor uw werk en voor uw studie. Bid in vreugde, maar ook in moeilijkheden. Bid, wanneer u kunt en wil het steeds. Bid om zelfvertrouwen, want weet, dat u zonder dat geen kind van God kunt zijn. Bid, dat het u nooit zal worden ontnomen, want dan zou u ondervinden hoe nietig u bent, omdat u dan slechts zou zijn: stof zonder kracht. Ik bid tot ons aller Vader u te helpen, te steunen, te sterken en u te schenken: wijsheid, kracht en liefde, u het zelfvertrouwen te geven dat u nodig hebt om het goede te kunnen bereiken. Moge Gods zegen op u allen rusten. Amen."
Diepe stilte volgde op de toespraak en het gebed van deze hoge intelligentie. (59)

Dat is de aarde. Weer zag André de planeet met haar donkere uitstraling.
"Haar bewoners zoeken steeds naar donkere dingen, André, en vergeten zodoende het licht te vinden, dat hun geestelijk voedsel moest zijn. De een misgunt de ander hetgeen hij op eerlijke wijze heeft verdiend. Men is niet tevreden met een behoorlijke winst, maar tracht zoveel mogelijk bij elkander te brengen ten koste van zijn zusters en broeders, wie hij daardoor veel leed en smart bezorgt. Zo sleept de mens zich door het leven. Zo leeft hij in een donkere hel, die hij toch niet zien wil. Nu kun je het grote verschil zien tussen de invloed die je in de derde sfeer hebt waargenomen en die, welke de aarde uitstraalt." (60)

Mor en klaag niet als het je ooit zwaar wordt in het leven. Door strijd zul je wijzer worden en geestelijk groeien, want wanneer het nooit donker om je heen was, dan zou je het licht niet kunnen waarderen. (62)

Hoofdstuk V

Het overgaan
De meeste mensen leefden niet zelf, maar werden geleefd door de wil van anderen. (66)
Het doet er niet toe welk geloof wordt beleden, wanneer wij God maar zoeken en het goede willen. Alle godsdiensten zijn één in zoverre zij het goede willen. (68)
De mensen zagen alleen de vorm, maar voelden niet het leven dat God in alles heeft gelegd.
Steeds weer zondigde de mensheid tegen de goddelijke wetten en wanneer dan door haar eigen schuld leed en ongeluk over haar kwamen, morde zij, stond tegen God op en vroeg: "Hoe kan God dit goedvinden? Waarom komt Hij niet tussenbeiden?" Zij begreep niet dat het niet God was, die haar strafte, maar dat haar eigen verkeerde daden en gedachten het ongeluk over haar hadden gebracht. Welk een armzalig begrip had men van God. God, die Liefde is, straft nooit. God, die rechtvaardig is, heeft al Zijn kinderen lief en het is Zijn bedoeling, dat allen gelukkig worden, het goede doen en steeds hoger stijgen. Dom vond André de mensen; iedereen maakte van zijn leven datgene, wat hij zelf er van maken wilde en wanneer het dan verkeerd liep, zocht men de schuld niet bij zichzelf, maar bij God. Nooit trachtte men zichzelf te kennen; door zelfkennis zou men God kunnen vinden in alles. (69)

Een ieder zal dit in zijn leven eenmaal ondervinden. Eenmaal, eenmaal, want God legt slechts eenmaal heilige liefde in de harten der mensen. Een liefde voor altijd, voor eeuwig. De een krijgt deze vroeger, de ander later, maar eens krijgen wij haar allemaal. En als wij daarop niet konden vertrouwen, als wij niet wisten dat God, in Zijn grote goedheid, ons deze liefde zal schenken, dan zouden wij diep en diep ongelukkig zijn. Zo hebben we in ons leven het vertrouwen in Gods heilige beschikking, het weten, dat Hij alleen liefde in onze handen legt en ook, dat wij ten slotte die liefde-dragen en daar brengen, waar zij gegeven moet worden. En als wij op de juiste plaats gekomen zijn, dan zullen die handen zich openen en zal de liefde vloeien, hoe langer hoe rijker vloeien en dan zult u als het ware Gods bloemen zien, die Hij uit uw handen strooit; dan zult u ook het licht zien, dat u tegemoet treedt. Dat is het heilige ogenblik, dat God voor u, mens, heeft uitverkoren. Beid uw tijd, beid uw tijd; dit komt voor iedereen, voor iedereen, vroeg of laat. En wat is een deel van een mensenleven, gemeten naar de Eeuwigheid? (71)

... want een mens die overgaat, is zeer gevoelig. Dan is hij vaak in een toestand van halve bewusteloosheid. In deze toestand is de geest ontvankelijk voor alle trillingen, die op hem afgestuurd worden. (73)

"Wat zou het heerlijk in de wereld zijn, wanneer alle mensen wisten; dan leefde de mens beter en werd niet verteerd door zijn lage hartstochten, die hij toch eens moet opgeven. De mensen zouden beter voor zichzelf, voor hun geestelijke peil zorgen. Nu werken zij elkaar tegen; de ene mens berokkent de ander leed en smart. En waarom, vraag ik u? Omdat zij niet weten. Zij vergeten dat wij voor God allen zusters en broeders zijn en dat steeds blijven. Dit brengt ons tot God. (74)

Er bestaat noch een hel noch een zogenaamd vagevuur; dat alles bestaat niet. De mens maakt een hel van zichzelf en draagt een vagevuur in zichzelf. Dat is het donkere in zijn ziel, omdat hij niet leeft zoals het behoort. Men kan een hemel in zich voelen, als men eenvoudig leeft, in deemoed bidt en slechts Gods wil doet, dan kan men reeds hier op aarde de hemel bezitten.

Dit is de nieuwe waarheid en de kern van alles ligt in onszelf.
Het moet niet slechts een sensatie zijn, maar we moeten ijverig aan onszelf werken, onszelf verbeteren. Ons geestelijk peil moet door deze heerlijke, heilige waarheid opgevoerd worden.
Zij allen zeggen dat de mens die hel innerlijk draagt; alles draagt hij in zichzelf, alles bezit hij zelf, omdat hij van zichzelf een hel gemaakt heeft. Zo is het. Maar wanneer een mens slecht is en hij wil zich beteren, dan helpt God deze mens, omdat Hij al Zijn kinderen (75) liefheeft, de volmaakten zowel als de onvolmaakten.
Ik doe geen slechte dingen, ik zoek God op mijn eigen kamer, alleen, of in de natuur. Daar kan ik bidden. Ik kan mij daar geven. Daar voel ik, dat mijn geest opgaat tot God, zoals die van Zijn kind dit behoort te doen! (76)

... de taal die iedereen verstaat, dat is de liefdetaal. De taal der liefde, de taal van God, kan door iedereen die haar wil verstaan, worden begrepen. Die innerlijke taal, die vonk van Goddelijk Licht, welke in elk van ons ligt, zal de gehele mensheid binden. Dit deel van het Goddelijke Vuur zal ons brengen tot God, wanneer wij kinderen van Hem willen zijn en door Hem gezegend willen worden. We moeten trachten reeds op aarde als broeders en zusters te leven, welke overtuiging we ook zijn toegedaan.
In harmonie te zijn met alles, één te zijn met alles wat leeft, dat is Gods wil. Er zal geen haat meer kunnen bestaan, omdat allen het goede willen. (77)

Christus is een oceaan en wij zijn druppels water, in vergelijking met Hem. Wij vergeten dat wij op aarde zijn om te leren. Christus kwam om ons te leren; wij daarentegen zijn op aarde, om ons te zuiveren van onze fouten. En waarom kunnen wij bij onze overgang niet in het paradijs komen? Omdat een mens, versta mij goed, niet één mens, die op aarde leeft, op Christus' paradijs, of sfeer, is afgestemd.
Wij zouden het licht, dat Hij uitstraalt niet eens kunnen verdragen en verblind worden, wanneer Hij in de nacht vóór ons verscheen. Ik heb dat licht op mijn eerste reis met Alcar naar de sferen gezien. Dat was machtig en heilig.
O, mens, vlieg niet te hoog en verbeeld u niet te veel. Uw teleurstelling zal zo groot zijn, wanneer u de aarde verlaten hebt en in het Hiernamaals bent aangekomen. Daar heeft alleen uw geestelijk bezit, dat, wat u innerlijk draagt, waarde. (78)

Waarop zij innerlijk zijn afgestemd, zo zal hun sfeer zijn. (79)
Zolang de mensen zich tot hun eigen godheidje verheffen en zich op voetstukken plaatsen ... zal het hen niet mogelijk zijn boven alles en door alles God te zien. En dat alleen is het eerste vereiste: Gods alomtegenwoordigheid, Gods nabijheid aan te voelen, Gods weg te zien. (82)
Het is zo eenvoudig, maar de mens zoekt niet God, maar in de eerste plaats zichzelf. (83)


Alcar zei: "Dit is de plaats waar de geest, ontbonden van het stoffelijk lichaam, wordt losgemaakt. Wij noemen dit de levenscel en het koord waarmee de geest aan het stoffelijk lichaam verbonden is, de levensdraad, zoals ik u reeds eerder vertelde. Die plek wordt op aarde de zonnevlecht genoemd. Daar begint de scheiding. (88)
Haar (Jozefs tante) geesteslichaam straalde verschillende kleuren uit, die haar geheel omringden.
De kleuren duiden haar geestelijke kracht aan. Zij straalt dit licht, deze kleuren uit; het is de weerspiegeling van haar zieletoestand, haar eigen bezit, haar geluk. (91)
Dit licht was haar eigen uitstraling. Op deze wijze kon hij alle mensen kennen. Aan hun uitstraling kon hij zien, hoe ze innerlijk waren en hij wist nu beter dan ooit, wat dit kleurenlicht betekende. (93)

"Ik wist van te voren waar het om ging. Hun gedachten bereikten mij en je weet, dat ik die kan opvangen. Ik zag alles en zorgde, dat ik onmiddellijk contact kreeg met mijn meester. Ik kon het je op dat moment niet zeggen, maar mijn meester liet het mij zien. Omdat het iets geestelijks betreft, mocht ik het hem vragen. Zo gaf ik het jou en jij gaf het haar. (127) Dit is de grote keten, waarvan wij allen schakels zijn. Mijn meester ziet het en kan de waarheid geven. Mijn vraag en mijn gedachten bereiken bliksemsnel degenen, die het weten kunnen en gaan vervolgens tot God omhoog, daar alles, wat geestelijk is, door Zijn hulp gegeven wordt. Wees steeds bereid het te ontvangen. Bid veel om wijsheid, waarheid en kracht. Je ziet, ze worden ons gegeven,omdat wij om geestelijke steun, vrij van stoffelijke belangen, vroegen. Vraag daar steeds in alle eenvoud om." (128)

Een ieder moet zijn eigen strijd strijden en zijn eigen weg vinden. Maar niet alleen in je daden, ook in gedachten. Hierover zal ik je iets vertellen. Dit geldt voor iedereen, want voor de een is die weg het pad naar de duisternis en voor de ander is het de weg, welke langs vele kronkelingen naar Gods Licht voert. Ik heb je reeds zo dikwijls gezegd en zo vaak uitgelegd hoe moeilijk die weg voor je kan zijn. Jullie aardbewoners, die uw werk te verrichten hebt, jullie die de weg naar het Licht zoeken en de heilige wil om het goede te doen in u draagt, ik zeg u vanaf deze zijde, dat jullie nog zo dikwijls dwaalt en zoekt en dat uw wegen nog vol kronkelingen zijn.
Maar hoe zal de weg van degenen, die het grote licht niet zoeken, dan wel zijn? Zijn dat geen arme mensen? Velen dwalen en zoeken. Ik zeg dit niet als een verwijt, want wij, aan onze zijde, weten, dat u dolen zult en dolen moet. Want wanneer u eenmaal de weg naar het licht hebt bereikt, dan behoort u tot een der onzen en dan hebt u met het aardse leven afgedaan. Dit dolen is niet een opzettelijk langs verkeerde wegen gaan. Neen, het is meer een afdwalen der gedachten van de goede weg. Niemand belet u te denken wat u wilt. (129)

Het concentreren van de wil is niets anders dan het overheersen van de geest, dat wil zeggen dat de sterke wil vast gericht wordt op het doel waarvoor men hem wenst te gebruiken. Iedere gedachte wordt geschapen, is dus iets persoonlijks en daarom ook reëel. Zo is het concentratievermogen een verzameling van krachten. De wilsconcentratie is het doelbewust scheppen uit de gedachtenkrachten, welke in voorraad zijn. Men zendt doelbewust gedachten naar een persoon of personen uit, met de drang, deze kwaad te doen.
Dit doel kan in zeer sterke mate worden bereikt, maar de mediamieke gave is een vereiste om als overbrenger van deze krachtenvoorraad te kunnen dienen. (132)


"De stoffelijke mens wordt spoedig moe, maar de geest niet en eenmaal zal hij zelfs zover komen, dat hij tegen alles bestand is. Dit hangt weer van de hoogte zijner geestelijke ontwikkeling af." (135)

Nadat hij zich te bed gelegd had, begon al spoedig die vreemde gewaarwording weer over hem te komen. Wanneer hij uittrad, werd hij altijd koud vanaf de onderkant van zijn voeten. Daarin kreeg hij dan een gevoel alsof het leven eruit verdwenen was. Op seances gebeurde het zo vaak, dat zijn geest naast zijn lichaam stond en wanneer hij dan later uit de trance-toestand ontwaakte, kon hij zich alles herinneren en wist precies, wat hij gezien had. Als geest had hij zichzelf zien zitten en ook zag hij, welk licht hij uitstraalde. Wanneer hij was uitgetreden was dit voor hem wel het grootste bewijs, dat het leven een voortbestaan heeft. Hij kon alles zien; alleen was het licht anders dan dat, hetwelk hij met zijn stoffelijke ogen waarnam. Later zou Alcar hem uitleggen wat de betekenis daarvan was en hoe van gene zijde de verbinding met de mensen tot stand gebracht werd.
Eerst moest hij kalm zijn en dat werd hij ook heel spoedig door de sterke kracht en de heerlijke magnetische uitstraling van Alcar. Wie hiermede omsluierd en omstraald werd moest wel kalm worden.
'Zo, André, nu zijn wij weer samen in het Hiernamaals.' (136) Wij zullen deze morgen geen hogere gebieden betreden; alles wat wij zien zullen ligt in de sfeer der aarde. Je zult nu op aarde met je geestelijke ogen waarnemingen kunnen doen, omdat je van je stoffelijk lichaam bevrijd bent en het zal je verbazen, dat alles voor je bestaat zoals je het gewoonlijk met je stoffelijke ogen beziet. Het licht is evenwel veranderd. De aarde bezit nu een geheel ander licht. Dit is niet meer het licht van de zon, daar zij bij de stoffelijke aarde behoort en daar door stoffelijke ogen gezien wordt. Je weet, dat wij een crematie gaan bijwonen. Je geesteslichaam bezit nu zoveel kracht, dat het de ellende daarvan zal kunnen verwerken, zonder er onder te bezwijken. Zo komt alles langzaam aan, beetje voor beetje, schrede voor schrede en zal je eens op eigen benen kunnen staan, om je geestelijke werk op aarde te verrichten."
"Gaat u dan heen, Alcar?" "Dat niet, mijn zoon; maak je niet ongerust. Ik bedoel het anders. Je zult dan op aarde alles beter kunnen doorzien, zelf handelend kunnen optreden en mij niet steeds om raad behoeven te vragen. Ik kan dan rustig meer aan je overlaten, waardoor mijn taak verlicht zal worden," (137)

Het dier geeft zich geheel zoals het is, de mens echter niet. Daarom zal het dier zich ook tot de innerlijk volmaaktere mens aangetrokken voelen en onder diens invloed komen.
In hun hemelse rijk zijn alle soorten van dieren bijeen en zij leven daar in harmonie en in liefde voor elkander. Geesten, die in het licht zijn kunnen gerust tot hen gaan, hun zal geen kwaad geschieden. Het is Gods bedoeling dat al Zijn schepselen in vrede en harmonie met elkander zullen leven, maar het zal nog eeuwen en eeuwen duren, voordat dit op uw aarde het geval is.
De liefde is het heiligste wat God ons heeft geschonken. Zijn Schepping is geheel daarvan doordrongen. Zij is het hoogste, wat Hij in alles heeft gelegd, de Goddelijke Vonk: het begin der Volmaking. Ook de dieren voelen de warmte en de ware liefde, welke van een mens kunnen uitstralen. (141)

Vooreerst gaan wij nog niet terug, want je zult nog veel meemaken, waaruit je zult zien dat de mens zichzelf in het ongeluk brengt en dat elke begane zonde zichzelf straft. Het is alles zo waar, André. De mens zit vast in de stof en hij voelt de waarde van zijn eigen geestelijk bezit niet meer.
Is het je niet voldoende te weten dat men in het Hiernamaals voor eeuwig gelukkig kan zijn? En zou men dan niet, zolang men nog op aarde is, aan de verhoging van zijn geestelijke peil werken, zoveel men kan! Moeten sommige mensen zich zo laten gaan, zover afdwalen en al hun geestelijke geluk op het spel zetten ter wille van het nietige beetje schijngeluk, dat het leven hun biedt? Toch gebeurt dit maar al te vaak. De rijke mens moet een sterke wil bezitten om weerstand te kunnen bieden aan zijn stoffelijk bezit, opdat hij de macht er over zal behouden (114) en niet de stof macht over hem zal verkrijgen. Hij heeft veel kracht nodig om zijn rijkdom zo te kunnen beheren, als God het van hem wil. Hij moet steeds op zijn hoede zijn, om niet door de stof geleefd te worden. De mens die niet hunkert naar geestelijk bezit, zal verloren zijn omdat hij slechts belang stelt in de stoffelijke dingen der aarde en zijn geestelijk peil, zijn geestelijke kracht daardoor te weinig voedsel ontvangt. Wat zegt het rijk te zijn aan geld, maar arm aan geestelijk goed? De mens draagt de mogelijkheid tot geestelijke kracht, tot rijpheid in zichzelf en wanneer hij die bezit zal dat naar buiten blijken. Innerlijk kan de mens zeer rijk aan licht en kracht zijn en Stralen als de schitterendste diamant. Dan is het aardse leven niet zo moeilijk en kan men zich in alles beter oriënteren. (145)

Zo heeft hij zijn aardse leven voor niets geleefd.
Alles is hier prachtig geregeld, mijn jongen en wij zullen dàt licht en dàt geluk deelachtig worden, waarop wij innerlijk zijn afgestemd. Jullie allen die nog op aarde bent, zorgt, dat u zich bij aankomst in de sferen kunt oriënteren. (146)

Hij is zich van dit gevaar niet bewust, omdat hij alleen het mooie wezen in haar ziet, dat hem inspireren zal. Niets anders ziet hij. Ik wil je laten zien, André, hoe alle gaven Gods worden aangetast en vernietigd, wanneer de mens zijn ogen slechts op stoffelijke dingen gericht houdt. De Goddelijke vonk, de vonk van het genie zal uitdoven en van zijn gave zal niets van betekenis overblijven, wanneer hij zijn geestelijke kracht verloren heeft. Dan zal het hogere in hem veranderen in haat, jaloezie en hartstocht; allemaal door de slechte invloed van dit aardse wezen. Zo zijn er duizenden, die op deze wijze te gronde gaan. (147)
Hij denkt echter dit hogere in haar te vinden, door haar te bereiken. Zo gaan vele goddelijke gaven verloren, welke een openbaring hadden kunnen zijn voor de mensheid. Hij, die de weg omhoog had moeten zoeken, gaat nu te gronde en wordt door de stof vernietigd.
Nu zit hij daar en heeft verdriet en wanneer de mensen hem zo zien, dan hebben ze medelijden met hem, omdat hij lijdt. Zij weten niet, dat dit lijden stoffelijk is en dat hij het zelf zo wil. Het heeft met geestelijke strijd niets te maken, omdat het aards is. Dit is leed, dat in werkelijkheid niet bestaat. Dit is geen smart, die God hem heeft opgelegd; hij zoekt dit zelf. Zo zal, wanneer hij niet wakker wordt geschud, ook zijn leven voor niets geleefd zijn.
Het kwaad, dat begonnen is met het slechte leven der moeder, woekert voort en zo gaan ze allen stoffelijk, maar ook geestelijk ten onder. En aan al deze mensen, die door de stof worden verteerd, roep ik deze woorden toe: Mens, mens verlies uw wil in stof. Hiermede bedoel ik, André, dat zij het geestelijk moeten zoeken.
O, mens, wordt wakker, ontwaak uit deze duisternis, die u zelf zoekt. Toe, ontwaak; wij brengen u nieuw licht. En schrei niet, want het is uw eigen schuld. Stel u open en u zult zien. Werkelijk, verlies uw wil in stof en zie omhoog. Laat uw innerlijk gevoel u brengen tot God, Die u het Licht geeft. Voel uw smart en ken uw leed. Bezie dit niet door uw aardse ogen. Maak u niet een met somberheid en smart, welke niet bestaan. Zie de reden, waarom u moet lijden en u zult haar erkennen. Weet, o mens, waarom al dit leed over u gekomen is. Weet, waarvoor u moet lijden. Durft u met betraande ogen tot God op te zien? Weg met dat leed en ween van geluk, want uw leed bestaat niet. Laat God uw kranke ziel zien. Hij alleen kent uw hartzeer en voelt uw pijn. Vraag Hem om steun, die u gegeven zal worden in licht en in liefde, in kracht en geluk. Eens zal dit licht u omstralen en u zult u een voelen met Hem. Dan zult u gelukkig zijn en reine liefde bezitten. Neem uw last op; wij roepen u toe: O, mens, durf te leven. Bezie alles, wat stoffelijk is, met uw innerlijke kracht en tracht uzelf te kennen. (148)
André was weer zeer onder de indruk van dit alles. Zij zweefden vele mensen voorbij, die, zonder het te weten, hun beschermengelen bij zich hadden, die hen in alles trachtten te steunen. Weldra kwamen zij in een straat, waar vele rouwauto's stonden tot voor een huis, waarvan de gordijnen waren neergelaten. (149)

Zo oogst de mens wat hij gezaaid heeft. Zijn haat jegens anderen keert tot hemzelf terug en het leed van anderen wordt zijn eigen leed, daar hij alles, wat hij een ander toewenst, vroeg of laat aan zichzelf teruggezonden ziet. Ik behoef je dit niet nader uit te leggen, André, je begrijpt het zeker. (150)

God alleen zou hem (zelfmoordenaar) kunnen redden en denk nu niet dat Hij ooit wreed zou zijn. De mens is de schepper van zijn eigen lot. Wanneer deze ongelukkige op de gewone wijze begraven werd, dan zou hij zo lang aan zijn stoffelijk lichaam gebonden blijven, totdat dit verteerd zou zijn. Het fluïde-koord, dat hem met de stof verbindt, kan nu door geen geestelijke arts verbroken worden, omdat hij door eigen toedoen in deze verschrikkelijke toestand geraakte. Hij had moeten leren te geloven en God te vinden. De mens moet niet denken, dat God zelf voor zijn ogen zal verschijnen, maar Hij laat ons voelen dat wij een Goddelijke vonk bezitten (zelfverwerkelijking), om een te kunnen zijn met Hem (hereniging).
Wij zijn verantwoordelijk voor onze daden en - volgens de wet van oorzaak en gevolg - zullen wij maaien, wat we gezaaid hebben.
Deze man heeft dit niet begrepen en hij heeft evenmin gevoeld dat in alles Gods Leiding te bespeuren is. Dit is de reden, waarom wij hem thans niet te hulp kunnen snellen. Deze mens is niet de enige, die op deze wijze gemarteld zal worden. Men wil nu eenmaal de waarheid niet zien. Zo laat God ons handelen volgens onze eigen, vrije wil; dit is nodig voor onze groei (zelfverwerkelijking). Wij moeten leren en wanneer wij niet willen, zullen wij de kwade gevolgen daarvan ondervinden. (151)

De mens die zich geestelijk wil verrijken, zal veel ontvangen. Maar er zijn maar enkelen op aarde, die zich met deze studie bezighouden en door het goddelijke in zich, door hun goddelijke afstemming, leren zich geestelijk op te bouwen. Dit is niet gemakkelijk, maar voor dezen zullen er helpers zijn; echter niet, voordat zij zich geheel willen geven. Dan zullen zij de geestelijke waarheid ontvangen, dan zullen zij geestelijk stijgen.
De aardse geleerden zijn te veel van stoffelijke gedachten vervuld en daarin zal geen verandering komen, voordat ook zij de geestelijke waarheid willen ontvangen, op Gods wijsheid vertrouwen. De mens vraagt om waarheid en wijsheid, maar hij vergeet, dat deze hem niet gegeven kunnen worden, zolang hij de verkeerde weg niet verlaat. Hij bouwt zelf, maar vergeet, dat zijn bouwsel niet op een geestelijk fundament rust en. vroeg of laat ineen zal storten. Hij zal moeten inzien hoe eenvoudig het had kunnen zijn. Dan zullen er helpers opstaan, die hem op de goede weg brengen. Zo gaat het in alles.
Dit geldt ook voor de geneeskunde. De chirurgen maken b.v. veel te veel gebruik van hun messen, waar vele patiënten door het magnetisme of door de natuurlijke geneeswijze in leven zouden blijven. Het geheel berust op de Goddelijke kracht in elk voorwerp, maar in alles is het goddelijke beginsel verstoffelijkt en van geestelijk gevoel ontdaan. Dat betekent, dat het te eniger tijd vergaan zal. Het zuivere voedsel waarvan de mens moet groeien, is opgeteerd, dus niet meer voorradig. De wetenschap, waar men op bouwde, is ontdaan van alle geestelijke kracht. Zover is het op aarde met de geestelijke waarheid gekomen. En wanneer wij vanaf onze zijde niet zouden helpen en proberen de mensheid op te heffen, dan zou zij hier op voortteren en de wereld zou niet vooruit, maar steeds achteruit gaan, totdat het einde van alle beschaving gekomen zou zijn.
(153)
Alles komt dus hier op neer, hoe zij innerlijk zijn en op het geestelijke zijn afgestemd. Zoals dus hun licht is, dat zij bezitten, zo zal hun geluk en kracht zijn. Zo ook hun leed en smart, zo hun lijden. (155)

Hoe gemakkelijk zou het voor God zijn haar te helpen. Denk niet, dat Hij haar vergeten zal. Zij ontvangt genoeg aan geestelijk voedsel. God laat de mensen begaan, want zij moeten leren. Zij vragen immers zelf om al dat leed en moeten nu zelf de weg vinden om vooruit te komen, een ander kan hen daarmede niet helpen. Zo zullen zij eens tot ontwikkeling komen. (159)

Door hun liefdewerk (in de duistere sferen) ontwikkelen zij zich ook weer en winnen zo aan geestelijke kracht. (160)

Geen enkel kind Gods gaat verloren.
Dit geldt alleen voor geesten die zich nog niet van hun innerlijke krachten bewust zijn en deze dus nog niet ontwikkeld hebben. (162)

Alles wat geestelijk verricht wordt, blijft bestaan. Ook onze gedachten blijven bestaan wanneer men ze eenmaal gevormd heeft. (163)

God weet alles, God ziet alles, God is in alles. Daarom is hij ook almachtig en kent ieders zieletoestand. God is kracht, liefde, licht, leven. (165)

Het is nodig dat wij deze leerschool (de duistere werelden) doorlopen. Wij ontvangen daar lessen in de kennis van de menselijke ziel.
"Door mijn gave kan ik mij een met hem maken, hetgeen voor u onmogelijk is, omdat u deze kracht niet bezit. Dit kan dan alleen hij, die zich geestelijk kan mengen - d.w.z. éénmaken - met een ander mens, met een andere uitstraling, ook wel fluïde genoemd. Begrijpt u dit?" "Niet goed."
"Dan zal ik het u anders zeggen. Alles leeft, in alles is leven en wanneer ik mij nu éénmaak met dat leven, dan zal ik precies zo voelen, zo denken, zo zijn als dat andere leven. Dit is geestelijk, nietwaar? Nu is deze foto reeds vele jaren geleden gemaakt, toen de blinde nog zien kon. Maar dit heeft met zijn algehele geestelijke toestand niets te maken. Dit houdt verband met zijn stoffelijke lichaam. Stof is stof, wanneer ze ontdaan is van het leven. Zo is zijn stoflichaam weer een met het geestelijke lichaam. Nu houd ik deze foto vast, begrijp mij goed, en omdat ik mijn fluïde kan mengen met de uitstraling, welke van de foto - van hèm dus - uitgaat, werd ik een met hem. En wanneer dit contact zuiver is, zal ik ook alles kunnen aanvoelen. Dit werkt dan dadelijk op mijn stoflichaam in. Daarom begonnen mijn ogen zo slecht te zien en kon ik u met zekerheid vertellen wat er aan scheelde. Is deze diagnose niet zuiver vastgesteld?" "Ja, het is wonderlijk."
"Neen, dat is het niet. Het is veel eenvoudiger wanneer we het bezien, zoals ik het u uitlegde. En zo gebeurt het ook. Dit is de geestelijke kracht, welke een mens kan bezitten en een ieder, die deze gave bezit, kan dit doen, wanneer hij in dat stadium van gevoeligheid is gekomen. Nu is het voor mij heel gemakkelijk om nog meer van die persoon te 'vertellen, b.v.: hoe hij is, hoe hij denkt, welk karakter hij heeft, enz. Wanneer ik een met hem ben, dan neem ik ook alles van hem over," (178)

"U ziet dat u haar door uw hevig verdriet naar de aarde teruggetrokken heeft. Wel een bewijs dat wij hen, die in het Hiernamaals leven, door ons verdriet en ons verlangen naar ons toe trekken. Hieraan kan men zien welk een kracht er van de menselijke gedachten uitgaat. Wij weten zelf niet hoeveel er van ons uitgaat en daarom zegt mijn leider vaak: André, wees voorzichtig met je gedachten," (180)

Met tranen in de ogen keek André zijn leider glimlachend aan. Hij voelde zijn grote kracht en zag dat grote, witte licht weer om hem heen. "Je had geen verlangen om uit te treden, maar dat is alles mijn werk, André. Zo, nu kunnen wij rustig vertrekken. Wat is het heerlijk dat God ons deze band liet vormen! Je ziet dat er voor elk zwaar werk steun en voedsel in de sferen is. Wie ernstig wil en wie durft te strijden wordt wijzer en kan leren, zoveel hij maar wil. Dit geldt voor ieder mens op aarde. Nu zul je weldra van je droefgeestigheid bevrijd zijn." (182)

"Wij zullen proeven met hen nemen, André, dan zul je zien, hoe de mens door concentratie en wilskracht de dieren kan beïnvloeden. Door zijn uitstraling met die van het dier te vermengen kan hij het in zijn macht krijgen en dwingen datgene te doen wat hij wil. (183)

Geestelijke liefde is een machtig gevoel, dat als een heilig vuur in 's mensen ziel brandt. Even heb ik haar mogen aanvoelen, even maar. Toen werd mij te machtig wat die beiden innerlijk droegen, die geestelijk een waren. Toch zullen wij dat ook eenmaal bezitten. De mens die deze heilige kracht gevoeld heeft, zal steeds trachten alles zo te volbrengen als God het wil. Hij zal zich willen ontwikkelen, om eens de heilige liefde te mogen ontvangen, die God voor al Zijn kinderen heeft weggelegd. (186)

De aardse liefde is over het algemeen niet meer dan vriendschap. Wat in de sferen wordt gevoeld is liefde, die ineensmelt: één voelen, één leven, één begrijpen. Deze liefde is eeuwig en de zielen zijn door God verbonden. Op aarde is het meestal heel anders. Daar gaan mensen als man en vrouw door het leven en zij beschouwen dat leven niet als een weg die naar God voert, maar als een weg van aardse genoegens. Een weg die men bewandelt, nu ja, zoals elke andere weg. Maar ze vergeten dat elke andere weg voor iedereen bestemd is, maar de weg, die zij samen moeten bewandelen, voor hen alleen. Deze weg moeten zij in liefde samengaan, dan zal hij voor beiden gemakkelijk zijn. Zij kunnen elkander steunen en helpen. Het is de weg die engelen hen wijzen, omdat zij door Gods engelen beschermd worden, omdat zij in liefde willen leven. Het is de weg die God zelf hun wijst.
Heel veel mensen zien die weg echter niet en allerlei belangen, neigingen en gewoonten doen hen van elkaar gaan en afdwalen.
Spoedig zijn zij afgedwaald omdat de vaste ernstige wil, om met Gods hulp, elkaar de weg te wijzen, hun ontbreekt.
... alleen zijn eigen wil kan de mens op de goede weg houden. (187)

De schoonheid van ons huis in de sferen is geheel in harmonie met ons innerlijke wezen. Op hoe hoger peil dit staat, des te verhevener zal de schoonheid van onze omgeving zijn.
Volgens de goddelijke wetten zal men oogsten wat men heeft gezaaid. (188)

... in ieder mens is de goddelijke vonk aanwezig, welke hem het onderscheid tussen goed en kwaad laat aanvoelen. (189)

Diep dacht hij na. De mens kon een zijn met alles. De mens leed door zijn omgeving, ook weer door zijn onwetendheid. "Laverend komt hij tot u." Hij voelde wat Alcar daarmee bedoelde. Vallen en opstaan moet de mens in het aardse leven. Door smart en leed moet men hoger komen of door de geestelijkheid des persoons. Dit moest de geestelijke kracht in de mens zijn. (190)

Al het geluk, dat de aarde je bieden kan, is niet te vergelijken met datgene, wat je in deze korte tijd hebt beleefd. Deze ogenblikken zijn zo oneindig veel meer waard, mijn jongen. De aardse mens wil zich geen beeld van zichzelf vormen en toch moet het daartoe kOmen. Dan eerst begint hij aan zijn geestelijk peil te werken. Wij willen hem daarmede heipen. Daarvoor komen wij naar de aarde. Wij willen zijn ziel openen, opdat hij dit zelf aanvoele. Maar hij stoot ons nog terug, wanneer we vol liefde tot hem komen en wil ons niet aanhoren. En toch leven wij voor hem en voelen zijn zorgen, zijn leed en zijn smart. Hij begrijpt echter niet, dat wij om hem heen zijn, hem willen steunen en hem in alles willen helpen. (194)

"Dat is heel eenvoudig. De kracht van onze gedachten brengt ons naar de plaats, waar hij zich bevindt, waarvan wij het beeld duidelijk in ons opgenomen hebben. Wij moeten er alleen voor zorgen, dat beeld goed vast te houden. Voel je, wat ik bedoel?" (195)

"Alle geestelijke waarheden spruiten uit de bron van eenvoud voort, mijn jongen. Alles, wat God geschapen heeft, kenmerkt zich door eenvoud. Alles is eenvoudig, wanneer het door geestelijke ogen bezien wordt. Maar de mens doet, ziet en vergelijkt alles stoffelijk en zal door de stof belemmerd worden, maar in zijn diepste binnenste ligt de heilige Godsvonk welke niemand hem ontnemen kan - waarmede hij op God is afgestemd en waardoor hij alles toetsen, doorzien en aanvoelen moet. Dan zal hij langzaamaan in ontwikkeling vooruitgaan en voelen, welke een heerlijke kracht hij bezitten kan. Dan treedt het gevoel naar voren, dat afgestemd is op zijn onderbewustzijnsvoorraad en die als het ware naar boven brengt. Dan zal hij, door zijn geestelijke afstemming alles - in al zijn bestaansvormen - bewust aanvoelen. Je moet trachten mij te begrijpen, mijn jongen, want het is zeer moeilijk voor je, om je een te maken met hetgeen ik bedoel. Ik wil je aantonen, hoe diep deze waarheid meestal in 's mensen ziel begraven ligt en hoe gemakkelijk alles verloren kan gaan wat de mens 's nachts - door uittreding - ontvangen heeft. Zelfs de sensitieve mens heeft grote moeite des morgens vast te houden wat er 's nachts met zijn geest gebeurde. (196)

In Zijn onuitsprekelijke liefde voor al Zijn kinderen heeft Hij ons, ontlichaamde geesten, toegestaan, de mens in alles te helpen, wat hem en ons geestelijk zal doen stijgen.
Wij willen de mensen in die oorden brengen, waar geluk, harmonie en liefde heersen tot in alle Eeuwigheid. Wij willen hen een maken met alles, wat God geschapen heeft. Dan zal ook de aarde vooruitgaan en haar licht helderder worden en schoner van kleur. (197)


terug naar het literatuuroverzicht






^