J. Slavenburg en W. G. Glaudemans - Nag Hammadi 1 Wijsheid

Uitgeverij Ankh-Hermes, 1994, ISBN 9020219502
(schuin is van mij, Freek)

Wijsheid van Jezus Christus

Inhoud
1. Inleiding
2. Wijsheid van Jezus Christus
3. Samenvatting van vragen en antwoorden
4. Toelichting

1. Inleiding
De Wijsheid van Jezus Christus is een tekst die we niet alleen in de Nag Hammadi Codices (III,4) hebben gevonden, maar die ook is overgeleverd in de Berlijnse Codex. De teksten lopen vrijwel parallel met slechts af en toe een kleine afwijking. Aangezien er uit de Nag Hammadi Codex enkele pagina's ontbreken, kunnen we die daarom prachtig aanvullen met het wel complete materiaal uit de Berlijnse Codex. Maar er zijn meer parallellen. Het derde geschrift uit dezelfde derde codex van Nag Hammadi heet Eugnostus, of ook wel de Brief van Eugnostus. 1)
De inhoud van de Wijsheid van Jezus Christus loopt grotendeels parallel met Eugnostus, met dien verstande, dat daarin alleen de inhoud van het door Jezus geopenbaarde wordt weergegeven, zonder de dialoogvorm met zijn discipelen. Het kan betekenen dat Eugnostus een ouder geschrift is dat later is 'gechristianiseerd'; opgesierd met de naam van Jezus in een dialoog met zijn leerlingen. Dat is niet vreemd, want hetzelfde is hoogstwaarschijnlijk het geval bij het Geheime Boek van Johannes. De gnostische inhoud wordt dan ingebed in een christelijke dialoog ten behoeve van ongetwijfeld christelijke lezers. Maar het omgekeerde wordt ook mogelijk geacht. 2) Ten behoeve van niet christelijke lezers zouden de dialogen en de naam Jezus kunnen zijn verwijderd.
Belangrijker dan de kip-of-het-ei-vraag is de constatering dat in spirituele, gnostische kringen niet de vorm, maar de inhoud van het geopenbaarde centraal stond. Het ging in de gnosis om de universele wijsheid, die kon zijn uitgedragen door Jezus Christus, maar ook door Plato of Hermes Trismegistos. Van exclusief christelijk geloofsgezag was in deze kringen geen sprake, wat felle kritiek opriep bij vroegchristelijke theologen, zoals kerkvader Irenaeus. 3)

In de 'Wijsheid van Jezus Christus' vinden we leringen omtrent de totstandkoming van het heelal, van de scheppergod en van de mens. Inhoudelijk wijken deze leringen niet af van de vele gnostische scheppingsmythen, zoals ze bijvoorbeeld ook terug zijn te vinden in de tweede codex van Nag Hammadi. (228)

Uiteraard speelt de wijsheid, Sophia, een belangrijke rol als de vrouwelijke zijnskant van God, de Geest en als degene die zonder haar paargenoot de chaos tot aanzijn brengt en daarover een scheppergod, Jaldabaoth, (hier ook wel 'de Almachtige' genoemd) aanstelt.

Van Eugnostus wordt aangenomen dat het uit de eerste eeuw van onze jaartelling stamt en hoogstwaarschijnlijk in Egypte is geschreven. De omwerking tot 'Wijsheid van Jezus Christus', zo deze heeft plaatsgevonden en de volgorde niet omgekeerd is, zou dan niet al te lang daarna tot stand zijn gekomen. De onderlinge verschillen in parallelle passages zijn vrij klein. In het tweede deel van deze uitgave zullen de teksten van Eugnostus en Wijsheid van Jezus Christus parallel worden weergegeven. Ook komen we daar terug op het belang van Eugnostus voor de ontwikkeling van de scheppingsmythen in de gnostiek.
Waar tekst ontbrak, soms enkele pagina's, hebben we die aangevuld met parallelle tekst uit de Berlijnse Codex. De betreffende gedeelten zijn tussen {accoladen} geplaatst.

1. Eugnostus komt overigens ook weer voor in de vijfde codex van Nag Hammadi (V,1). In het tweede deel van deze uitgave wordt de volledige tekst van dit traktaat opgenomen.
2. Zie daarvoor onder andere Michel Tardieu in Ecrits Gnostiques, Codex de Berlin, p.47.
3. Deze kerkvader beschrijft met afkeer dat in de kringen van Karpokrates naast beeltenissen van Jezus ook afbeeldingen werden aangetroffen van Pythagoras, Plato, Aristoteles en anderen (Adv. Haer.1,25.6). (229)

terug naar de Inhoud

2. Wijsheid van Jezus Christus (NHACIIL4)

[90] Nadat hij was opgestaan uit de dood, volgden zijn twaalf leerlingen en zeven vrouwen hem (en) gingen naar Galilea, de berg op die de 'Plaats van oogst en vreugde' wordt genoemd. Toen zij daar bijeen waren, waren zij verward over de oorsprong van het heelal, het plan, de heilige voorzienigheid, de macht van de overheden en over alles wat de Verlosser met hen in het geheim van het heilige plan voorheeft.
[91] De Verlosser verscheen niet in zijn eerste gedaante, maar onzichtbaar in de geest. En zijn gestalte was als een grote engel van licht, waarvan ik niet mag beschrijven hoe die eruitzag; geen sterfelijk vlees kan dat verdragen, maar slechts zuiver (en) volmaakt vlees; zoals dat waarover hij ons had onderricht op de berg, genaamd 'Olijfberg' in Galilea. En hij sprak:
"Vrede zij met jullie allen. Mijn vrede geef ik jullie."
En zij waren verwonderd en bevreesd.

[92] De Verlosser lachte hen toe en sprak tot hen:
"Waar denken jullie aan? (Waarom) zijn jullie zo in de war? Waar zoeken jullie naar?"
Filippus zei: "Naar de oorsprong van het heelal en (naar) het plan van de Verlosser." 2)
Hij sprak tot hen: "Jullie moeten weten dat alle mensen die op aarde zijn geboren, vanaf de grondvesting van de wereld tot nu toe, stoffelijk zijn. Zoekend naar God, wie Hij is en hoe Hij is, hebben zij Hem niet gevonden.
De meest wijzen onder hen hebben gefilosofeerd over de grondslag van de ordening (kosmos) van de wereld en haar bewegingen. Maar hun speculaties hebben de waarheid niet blootgelegd. Want alle wijzen hebben gezegd dat de kosmos op drie manieren kan zijn ingericht; ze zijn het dus niet met elkaar eens.
(1) Sommigen zeggen dat de wereld zichzelf bestuurt.
[93] (2) Anderen zeggen dat het de voorzienigheid is die haar bestiert.
(3) Weer anderen zeggen dat het het noodlot is.
Wel, het is geen van allen. Van de drie opvattingen die ik zojuist heb weergegeven, is er geen enkele dicht bij de waarheid. Zij komen van mensen. Maar ik, die gekomen ben vanuit het onbegrensde licht, ik ben hier, want ik ben degene die het licht kent, zodat ik met jullie kan spreken over de juiste aard van de waarheid.
(1) Want alles wat uit zichzelf tot stand komt is een 'bevlekt leven', omdat het niets meer tot stand brengt dan alleen zichzelf.
(2) En de voorzienigheid heeft geen wijsheid in zich.
(3) En het onvermijdelijke kent geen onderscheid. 3) (230)

[De algeest, de eeuwige oneindigheid.]
Wat nu jullie betreft: wat goed is voor jullie om te weten - en aan hen die deze kennis waardig zijn, zal ze worden gegeven - (is) dat eenieder die niet verwekt is door het zaaien van het onreine wrijfsel 4) (de geslachtsgemeenschap), maar 'verwekt is' [onderricht is (Freek)] door de Eerste die gezonden werd [Jezus (Freek)], een onsterfelijke is temidden van de sterfelijke mensen."
[Iedereen die zich richt naar de leringen van Jezus, wordt innerlijk met het eeuwige leven verbonden, maar bevindt zich vervolgens hier tussen onwetende medemensen. (Freek)]

[De eeuwige oneindigheid van de goddelijke algeest, de 'Vader', is androgyn. (Freek)]
[94] Mattheüs sprak tot hem: "Heer, niemand kan de waarheid vinden dan door u. Leer ons daarom de waarheid."
De Verlosser sprak: "Hij-die-is [Jahweh], is onuitsprekelijk. Geen oppermacht kende hem, geen overheid, geen onderdaan, noch enig schepsel vanaf de grondvesting van de wereld tot nu toe, behalve Hijzelf alleen en iedereen van wie Hij wil (dat ze Hem kennen) door mij, die van het Eerste Licht afkomstig is.
Van nu af aan zal Hij zich aan jullie openbaren door mij. Ik ben de grote Verlosser. 5)
Want Hij is onsterfelijk en eeuwig.
Hij nu is eeuwig omdat Hij niet geboren is;
want ieder die wordt geboren, zal vergaan.
Hij is onverwekt en heeft geen begin;
want ieder die een begin heeft, heeft een einde.
Niemand heerst over Hem, aangezien Hij geen naam heeft;
want ieder die een naam heeft, is de schepping van een ander.
Hij is onnoembaar. Hij heeft geen menselijke gedaante;
want ieder die een menselijke gedaante heeft, is de schepping van een ander.
[95] Hij gelijkt op zichzelf, niet zoals (iets) wat je gezien of ontvangen hebt,
maar van een vreemde gelijkenis die alles overtreft en beter is dan het Heelal.
Hij ziet zichzelf van alle kanten en ziet zichzelf van binnenuit.
Aangezien Hij geen grens heeft, is Hij altijd onbegrijpbaar.
Hij is onvergankelijk, aangezien Hij geen gelijkenis heeft met wat dan ook.
Hij is onveranderlijk goed.
Hij is foutloos.
Hij is eeuwig.
Hij is gezegend.
Terwijl Hij niet gekend wordt, kent Hij zichzelf altijd.
Hij is onmeetbaar.
Hij is onnaspeurlijk.
Hij is volmaakt en heeft geen gebrek.
Hij is onvergankelijk gezegend.
Hij wordt genoemd 'de Vader van het Heelal' 6)
[Jezus beschrijft hier de 'eeuwige oneindigheid' van de goddelijke algeest, die hij 'de Vader' noemt; verderop blijkt 'de Vader' androgyn, mannelijk én vrouwelijk te zijn. (Freek)]

[De machten (vermogens) (Freek)]
[96] Filippus sprak: "Heer, hoe werd Hij dan geopenbaard aan de volmaakten?" (231)
De volmaakte Verlosser sprak tot hem: "Voordat iets zichtbaar werd van wat verschijnt, waren de grootheid en de heerschappij in Hem, want Hij omvat het Al, terwijl niets Hem omvat.
Want Hij is geheel en al bewustzijn [waarnemen]. En Hij is denkvermogen en aandacht [denken en waarnemen]. Hij is bespiegelingen, redelijkheid [denken] en macht [willen].
Dat zijn alle gelijke [gelijkwaardige] machten [de geestelijke vermogens]. Het zijn de bronnen van het Al [hun geestelijke werkzaamheid is de oorzaak van het Al]. En hun hele ras, van het begin tot het einde, was in de voorkennis van de grenzeloze, onverwekte Vader.
[Jezus beschrijft hier de vier geestelijke vermogens als de eigenschappen van de goddelijke algeest: het waarnemen, denken en willen (en het voelen volgt hieronder). Met deze vermogens schiep God het Al naar zijn plan. (Freek)]

Thomas sprak tot hem: "Heer, Verlosser, waarom gebeurde dit allemaal en waarom werden deze dingen geopenbaard?"
[97] De volmaakte Verlosser sprak: "Ik kwam van de onbegrensde [de Vader] opdat ik jullie dat allemaal zou kunnen vertellen. De Geest-die-is [Jahweh] was de verwekker die de macht had (van) een verwekkend en vormgevend wezen [door de 'geestelijke werkzaamheid' met de vier vermogens] zodat de grote overvloed die in Hem verborgen was, zou kunnen worden geopenbaard.
Door zijn genade [welwillendheid] en zijn liefde [het voelen als geestelijk vermogen] wenste Hij zelf vruchten voort te brengen, zodat Hij zijn gelukzaligheid niet alleen zou genieten. Ook andere geesten van de standvastige generatie zouden dan lichaam en vrucht kunnen dragen, en heerlijkheid en aanzien in onvergankelijkheid en eindeloze genade - zodat zijn schat geopenbaard zou mogen worden door de zelfverwekte God, de Vader van iedere onvergankelijkheid en van hen die na hen ontstonden. Maar ze zijn nog niet tot openbaarheid gekomen. Daardoor bestaat er nu een groot verschil tussen de onvergankelijken (en de vergankelijken)."
Hij verhief zijn stem en zei: "Wie oren heeft om te horen over oneindige dingen, laat hem horen."
En: "Het is tot hen die zijn ontwaakt, dat ik heb gesproken."
[98] En hij vervolgde en sprak: "Alles wat van het vergankelijke komt, zal vergaan, omdat het van het vergankelijke stamt. En al wat uit onvergankelijkheid komt, vergaat niet, maar is onvergankelijk, omdat het van onvergankelijkheid stamt. Zodoende zijn vele mensen verdwaald [door de geestestoestand van onbewuste vereenzelviging], omdat zij dit verschil niet kenden en zij 'stierven' [werden geestelijk onbewust van zichzelf]."
[Jezus beschrijft hier dat door liefde gedreven de algeest, de Vader, de rijkdom van zijn bestaan met anderen, gelijkwaardigen, wil delen. De mensen zijn echter verdwaald, doordat zij het onderscheid tussen geest en stof niet kennen. (Freek)]

Mariamme 6) [Maria Magdalena] sprak tot hem: "Heer, hoe zullen wij deze dingen dan weten?"
De volmaakte Verlosser sprak: "Ga van de verborgenheden [de onbewustheden] naar de voltooiing van het zichtbare en de sterke uitstraling [de werking] van het denkvermogen zal aan jullie openbaren, hoe het vertrouwen in het onzichtbare werd gevonden in het zichtbare [door de wet van overeenstemming, zo boven zo beneden], dat, wat behoort tot de onverwekte Vader. Wie oren heeft om te horen, dat hij hore.
[99] De Heer van het heelal wordt niet genoemd 'Vader', maar 'Eerste Vader', de bron van hen die geopenbaard zouden worden. Hij (nu) is (de) beginloze eerste Vader, die zichzelf ziet in zichzelf (als in) een spiegel. Hij werd geopenbaard, gelijkend op zichzelf, maar zijn gelijkenis verscheen als Eerste Vader, als een Goddelijke Vader en als wederkerig over de wederkerigheden, omdat Hij in de aanwezigheid vertoeft van Hem-die-is [Jahweh], de eerst-bestaande onverwekte Vader. Hij is inderdaad van dezelfde tijd (als) het licht dat voor Hem is, maar Hij is daaraan in macht ongelijk. (232) [de ongevormde oertoestand heeft de mogelijkheid van de gevormde toestand, de Vader, door zijn vermogens al in zich]
Maar naderhand werd een hele menigte geopenbaard van 'wederkerige, zelf-verwekten' [de algeest zelf besluit door verdichting in zichzelf afbeeldingen van zichzelf in het klein te vormen: de menselijke geesten]. Gelijk in leeftijd en macht, waren zij in heerlijkheid zonder tal. Hun ras wordt 'de generatie waarover geen koninkrijk is' genoemd door hen, door wie jullie zelf, (als behorende) tot deze mensen, zijn geopenbaard.
[100] En die hele menigte waarover geen koninkrijk is, wordt genoemd 'de zonen van de onverwekte Vader, God, de [Verlosser], de zoon van God', Hij wiens gelijkenis [door de verdichting] in jullie is. Hij nu is de onkenbare, die vol is van iedere onvergankelijke heerlijkheid en onuitsprekelijke vreugde. Zij rusten allen in Hem, immer in onuitsprekelijke vreugde genietend van zijn onveranderlijke heerlijkheid en mateloze verrukking; dit werd tot nu toe nooit gehoord of gekend onder alle eonen en hun werelden."
[De algeest zelf besluit door verdichting in zichzelf afbeeldingen van zichzelf in het klein te vormen: de menselijke geesten, die nog onwetend zijn. Jezus raadt aan je te ontwikkelen vanuit de toestand van onwetendheid door middel van de geestelijke vermogens, waardoor je in deze stoffelijke, zichtbare wereld jezelf wordt als de onzichtbare, vermogende geest, waarvan Jezus de 'gelijkenis' is, die in iedere mens aanwezig is. (Freek)]

[De onsterfelijke, androgyne mens]
Mattheüs sprak tot hem: "Heer, Verlosser, hoe werd de mens geopenbaard?"
[101] De volmaakte Verlosser sprak: "Jullie moeten begrijpen dat hij die werd geopenbaard voor het Al in de grenzeloosheid, de uit zichzelf gegroeide, zelfopgerichte Vader is, die vervuld is van schitterend licht en (die) onuitsprekelijk is.
In het begin besloot Hij de gestalte aan te nemen van een grote macht. Onmiddellijk werd het begin van dat licht geopenbaard als een onsterfelijke, androgyne mens, opdat zij door die onsterfelijke mens hun verlossing zouden bereiken en (zouden) ontwaken uit de 'vergetelheid' [de geestestoestand van onbewuste vereenzelviging], door de tolk die gezonden werd [Jezus] en die met jullie zal zijn tot het einde van de armoede van de rovers [deze stoffelijke wereld].
[De Vader die zichzelf heeft geschapen, schiep de onsterfelijke, androgyne mens, opdat die door zijn onsterfelijkheid zou kunnen ontwaken uit de toestand van 'vergetelheid' (de onbewuste vereenzelviging met de stoffelijke wereld). (Freek)]

[De grote Sophia, paargenote van de Vader]
[102] En zijn paargenote is de grote Sophia die vanaf het begin bestemd was om met hem een paar te vormen door de zelfverwekte Vader van de onsterfelijke mens, die als eerste verscheen in goddelijkheid en koningsschap; want de Vader die genoemd wordt 'Mens, de zelf Vader' [de Vader van zichzelf, de zelfverwekte (Freek)] openbaarde hem.
Hij schiep voor zichzelf een grote eon [geestelijk wezen], die genoemd wordt 'ogdoade' [achttal], overeenkomstig zijn grootheid. Hem werd groot gezag verleend en Hij heerste over de schepping van armoede. Hij schiep als gevolg voor zichzelf uit dat licht goden en engelen en aartsengelen, myriaden zonder tal en de drievoudige-mannelijke geest, die van Sophia, zijn paargenote. Want uit deze God kwam goddelijkheid en koningsschap voort. Daarom werd Hij genoemd 'god der goden, koning der koningen'.
[Een 'paargenoot' is iemand, die met een ander een paar vormt. (Freek)]
[Jezus beschrijft de geest hier als een 'tweelinggeest', twee geesten, een mannelijke en vrouwelijke geest, die samen een onafscheidelijk paar vormen. Deze tweelinggeest kan in een verenigde toestand verkeren, waarbij de vrouwelijke geest in liefde geheel in de mannelijke geest is opgegaan, en in een gedeelde toestand, waarin beiden aparte, zelfstandige geesten zijn. (Freek)]

[103] De eerste mens bezit innerlijk zijn unieke bewustzijn en denkvermogen als een beschouwende, bespiegelende, redelijke macht. Alle leden die bestaan, zijn volmaakt en onsterfelijk. Met betrekking tot hun onvergankelijkheid zijn zij inderdaad gelijk. Wat betreft macht (evenwel) zijn zij verschillend, zoals het verschil tussen een vader en een zoon en (tussen) een zoon en een gedachte en (tussen) de gedachte en de rest.
Zoals ik al eerder zei: onder de dingen die werden geschapen, is de monade de eerste. En al het andere dat geopenbaard was, verscheen door zijn macht. En van wat geschapen was, verscheen al wat gemodelleerd was; van wat gemodelleerd was, verscheen dat wat gevormd was; door wat gevormd was, wat genoemd was. Zo kwam het verschil tussen de onverwekten, van begin tot einde."

[De eerstverwekte, androgyne zoon: Christus]
[104] Toen sprak Bartolomeüs tot hem: "Waarom wordt hij in het evangelie aangeduid als 'mens' en 'zoon des mensen'? Met wie van hen is deze zoon verwant?" (233)
De heilige sprak tot hem: "Jullie moeten begrijpen dat de eerste mens genoemd wordt 'verwekker, bewustzijn dat in zichzelf voltooid is'. Hij weerspiegelde zich in de grote Sophia 7), zijn paargenote, en openbaarde zijn eerstverwekte androgyne zoon. Zijn mannelijke naam is 'eerste verwekker, zoon van god'; zijn vrouwelijke naam is 'eerste verwekster, Sophia, moeder van het Al'. Sommigen noemen haar 'Liefde'.
De eerstverwekte nu wordt genoemd 'Christus'. Aangezien hij de volmacht heeft van zijn Vader, schiep hij voor zichzelf een menigte van engelen: als gevolg 8) zonder tal, uit de geest en het licht."
[Hier beschrijft Jezus zichzelf als 'androgyne zoon' van God met de naam Christus en zijn vrouwelijke paargenoot Sophia. De heilige (volmaakte) geest in de mens Jezus was een verenigde, mannelijke en vrouwelijke tweelinggeest, waarbij de vrouwelijke in de mannelijke in liefde is opgegaan, waardoor de buitenkant mannelijk is, de binnenkant vrouwelijk en waardoor de mens van buiten gezien een mannelijk mens is. Bij Jakob Lorber is te lezen dat Jezus' gezicht zowel mannelijkheid als vrouwelijkheid uitstraalde. (Freek)]

[105] Zijn leerlingen zeiden tegen hem: "Heer, openbaar ons over hem die 'mens' wordt genoemd, opdat wij nauwkeurig zijn heerlijkheid zullen kennen."
De volmaakte Verlosser sprak: "Wie oren heeft om te horen, laat hem horen. De eerste verwekte vader wordt 'Adam, oog van het licht' genoemd, omdat hij vanuit het schitterende licht kwam (met) zijn heilige engelen die onuitsprekelijk (en) zonder schaduw zijn. Zij verheugen zich voortdurend met blijdschap in hun spiegeling die zij ontvingen van hun Vader.
[106] Het gehele koninkrijk van de Mensenzoon, die 'Zoon van God' wordt genoemd, is vervuld van onuitsprekelijke en schaduwloze vreugde, en onveranderlijke jubel. (En zij) verheugen zich over zijn onvergankelijke heerlijkheid, waarover tot nu toe nooit iets was gehoord en die ook niet is geopenbaard in de eonen en hun werelden, die hierna ontstonden. Ik ben gekomen uit het zelf-verwekte en het eerste oneindige licht, opdat ik alles aan jullie zou kunnen openbaren."
[Bij Jakob Lorber is te lezen dat Jezus voortdurend door engelenscharen werd begeleid, behalve op het moment van de terechtstelling op Golgotha, wat Jezus alleen wilde doorstaan. (Freek)]

[De geestestoestand van de onbewuste vereenzelviging]
Weer zeiden zijn leerlingen: "Vertel ons duidelijk hoe zij uit het onzichtbare neerdaalden, van het onsterfelijke (rijk) naar de wereld die sterft."
De volmaakte Verlosser sprak: "De Zoon des Mensen verenigde zich met Sophia, zijn paargenote, en openbaarde een groot, androgyn licht. Zijn mannelijke naam wordt genoemd: 'Verlosser, verwekker van alle dingen'. Zijn vrouwelijke naam is: 'Al-voortbrengster Sophia'. Sommigen noemen haar 'Pistis'.
[107] Allen die in de wereld komen als een lichtvonk, zijn door Hem gezonden naar de wereld van de almachtige, opdat zij door hem bedekt zouden worden [De menselijke geest wordt hier bedekt door een sluier van vergetelheid en wordt onbewust van zichzelf en van zijn oorsprong (Freek)]. En de band van zijn vergetelheid bond hem door de wil van Sophia, zodat de materie daardoor zou kunnen worden geopenbaard aan de ganse wereld in armoede, met betrekking tot zijn arrogantie en blindheid, en de onwetendheid waarmee hij zich een naam gegeven had. Maar ik kwam van de plaatsen daarboven door de wil van het grote Licht; (ik) die ontsnapte uit die band, ik heb het werk van de rovers gestopt. Ik heb deze vonk, die door Sophia gezonden was, gewekt, opdat die door mij ruimschoots vrucht zou mogen dragen en vervolmaakt worden en niet tekort zou schieten, maar door mij, de grote Verlosser, zou worden verenigd. (234)
[108] Opdat zijn heerlijkheid zou worden geopenbaard. Zodat Sophia ook zou worden gerechtvaardigd met betrekking tot die tekortkoming. Zodat haar zonen niet weer zouden tekortschieten, maar eer en glorie zouden verwerven en opgaan naar hun Vader en de (wacht)woorden (zouden) kennen van het mannelijk licht. En jullie werden gezonden door de zoon die gestuurd was, opdat jullie licht zouden ontvangen en jullie je zouden kunnen losmaken uit de vergetelheid van de overheden, zodat die niet weer zou verschijnen door jullie, namelijk de onreine wrijving die er is van het verschrikkelijke vuur dat van hun vleselijk deel kwam. Vertrap hun kwade bedoeling."
[Door de geboorte in de stoffelijke wereld wordt de menselijke geest bedekt door een sluier van vergetelheid, waardoor die onbewust wordt van zichzelf en van zijn oorsprong. Daardoor wordt de mens hier schijnbaar aan zichzelf overgelaten om zelf zijn eigen leraar te kunnen zijn, die leert van de ondervinding van de gevolgen van eigen daden. (Freek)].

terug naar de Inhoud

3. Samenvatting van een tiental vragen van leerlingen en antwoorden van Jezus (de volgorde is aangepast)
- Jezus beschrijft de 'eeuwige oneindigheid' van de goddelijke algeest, die hij 'de Vader' noemt (verderop blijkt 'de Vader' androgyn, mannelijk én vrouwelijk te zijn - de Vader heeft de betekenis van de 'Ouders').
- Jezus beschrijft de vier geestelijke vermogens als de eigenschappen van de goddelijke algeest: het waarnemen, denken en willen (en het voelen volgt hieronder). Met deze vermogens schiep God het Al naar zijn plan.
- Jezus beschrijft dat de algeest, de Vader, door liefde gedreven (voelen) de rijkdom van zijn bestaan met anderen, gelijkwaardigen, wil delen (oorzaak van de schepping). De mensen zijn echter verdwaald, doordat zij het onderscheid tussen geest en stof niet kennen.
- De algeest zelf besluit door verdichting in zichzelf afbeeldingen van zichzelf in het klein te vormen: de menselijke geesten, die nog onwetend zijn. Jezus raadt aan je te ontwikkelen - vanuit de toestand van onwetendheid - door middel van de geestelijke vermogens, waardoor je in deze stoffelijke, zichtbare wereld jezelf wordt als de onzichtbare, vermogende geest, waarvan Jezus de 'gelijkenis' is als voorbeeld, dat in iedere mens aanwezig is.
- Iedereen die zich richt naar de leringen van Jezus, wordt innerlijk met de eeuwigheid verbonden, maar bevindt zich vervolgens hier tussen onwetende medemensen.

- De Vader die zichzelf heeft geschapen, schiep de onsterfelijke, androgyne mens, opdat die door zijn onsterfelijkheid zou kunnen ontwaken uit de toestand van 'vergetelheid' (door de onbewuste vereenzelviging met de stoffelijke wereld).
- Door de geboorte in de stoffelijke wereld wordt de menselijke geest bedekt door een 'sluier van vergetelheid', waardoor die onbewust wordt van zichzelf en van zijn oorsprong. Daardoor wordt de mens hier echter schijnbaar aan zichzelf overgelaten om zo zelf zijn eigen leraar te kunnen zijn, die leert van de ondervinding van de gevolgen van eigen daden.
- Jezus beschrijft de geest als een 'tweelinggeest': twee geesten, een mannelijke en vrouwelijke, die samen een onafscheidelijk paar vormen. Deze tweelinggeest kan in een 'verenigde toestand' verkeren, waarbij de vrouwelijke geest in liefde geheel in de mannelijke geest is opgegaan, en in een 'gedeelde toestand', waarin beiden aparte, zelfstandige geesten zijn.
- Hier beschrijft Jezus zichzelf als 'androgyne zoon' van God, de Vader, met de naam Christus en zijn vrouwelijke paargenoot Sophia. De heilige (volmaakte) geest in de mens Jezus was een verenigde, mannelijke en vrouwelijke tweelinggeest, waarbij de vrouwelijke geest in de mannelijke in liefde is opgegaan; maar daardoor is de buitenkant mannelijk en de binnenkant vrouwelijk, waardoor deze mens van buiten gezien een mannelijke mens is. Bij de mystieke schrijver Jakob Lorber is te lezen dat Jezus' gezicht zowel mannelijkheid als vrouwelijkheid uitstraalde.
- Bij Jakob Lorber is ook te lezen dat Jezus voortdurend door engelenscharen werd begeleid, behalve op het moment van zijn terechtstelling op Golgotha, wat Jezus zelfstandig wilde doorstaan.
———————————

Vervolg van de tekst
Toen zei Thomas tegen [hem]: "Heer, Verlosser, hoeveel eonen zijn er van hen die de hemelen te boven gaan?"
De volmaakte Verlosser sprak: "Ik prijs jullie omdat jullie vragen stellen over de grote eonen, omdat jullie wortels liggen in de oneindigheden. Toen zij, over wie ik gesproken heb, nu werden geopenbaard 10) begon de zelf-verwekker Vader eerst voor zichzelf als gevolg twaalf eonen te scheppen (en) twaalf engelen. Deze zijn volmaakt en goed. Door hen werd het tekort in het vrouwelijke geopenbaard."

Zij zeiden tot hem: "Hoeveel eonen zijn er van de onbegrensde plaatsen der onsterfelijken?"
De volmaakte Verlosser sprak: "Wie oren heeft om te horen, hij hore. De eerste eon is die van de Zoon des Mensen, hij die genoemd wordt de eerste verwekker, hij die genoemd wordt de Verlosser, hij die gemanifesteerd werd. De tweede eon (is) die van de mens, die 'Adam, oog van het licht' wordt genoemd. Hij wordt ontvangen door de eon, boven wie er geen koninkrijk is, (die) van de goddelijke grenzeloze eeuwigheid, de zelf-verwekte eon van de in Hem wonende eonen, (de eon) van de onsterfelijken, waarover ik reeds gesproken heb. (Deze bevindt zich) boven de zevende (hemel) 11), die zich manifesteerde door Sophia, die nu de eerste eon is.

Hij nu, de onsterfelijke mens, openbaarde eonen en machten en koninkrijken, en hij gaf heerschappij aan allen die zich door hem manifesteerden, opdat zij hun wensen zouden kunnen vervullen tot de laatste tijden die boven de chaos zijn. Want deze verenigden zich met elkaar en openbaarden iedere grootheid door de geest; talrijke lichten die heerlijk (en) zonder getal zijn. Deze werden in het begin genoemd, namelijk de eerste eon, en de tweede, en de derde.
De eerste wordt 'monade', 'rust' genoemd. Ieder heeft zijn (eigen) naam, want zij werden 'aangeduid met 'verzameling' van de drie eonen, dat wil zeggen van de talloze veelheid die tezamen in één verscheen. En een veelheid openbaarde hen. Maar omdat deze veelheden zich verzamelen en 12) tot een eenheid komen, noemen wij ze de 'verzameling van de achtste' 13). Ze manifesteerde zich androgyn en werd gedeeltelijk mannelijk en gedeeltelijk vrouwelijk genoemd. Het mannelijke wordt genoemd 'verzameling' terwijl het vrouwelijke 'leven' wordt genoemd, zodat zou worden aangetoond dat van een vrouw het leven kwam voor alle eonen. En iedere naam werd ontvangen vanaf de oorsprong. (235)

Want door de overeenstemming met zijn denkvermogen verschenen al snel die machten die 'goden' werden genoemd. En de goden der goden openbaarden door hun wijsheid goden. En door hun wijsheid openbaarden zij heersers. En de heersers der heersers openbaarden door hun denkvermogen; en door hun macht openbaarden de heersers aartsengelen. De aartsengelen openbaarden door hun woorden engelen. Door hen verschenen gedaanten met structuur en vorm en naam, voor alle eonen en hun werelden.
[112] En de onsterfelijken die ik zojuist heb beschreven, hebben alle heerschappij van de onsterfelijke mens die 'stilte' wordt genoemd, omdat door het weerspiegelen zonder woorden heel zijn eigen majesteit werd vervuld. Want aangezien de onvergankelijken de heerschappij hebben, schiepen zij ieder voor zichzelf een groot koninkrijk in de achtste en (ook) tronen en tempels (en) firmamenten voor hun eigen majesteiten. Want zij allen verschenen door de wil van de moeder van het Al."

Toen zeiden de heilige apostelen tegen hem: "Heer Verlosser, vertel ons, omdat wij daarover moeten vragen, over hen die in de eonen zijn."
[113] De volmaakte Verlosser sprak: "Als jullie mij iets vragen, zal ik het je vertellen. Zij schiepen engelenscharen, myriaden zonder tal, voor hun eigen gevolg en heerlijkheid. Zij schiepen maagdelijke geesten,
onuitsprekelijke en onveranderlijke lichten. Want zij kennen geen ziekte of zwakte, maar zijn louter wilskracht en ze ontstonden in een oogwenk.
Zo werden de eonen snel voltooid, tezamen met de hemelen en de firmamenten in de heerlijkheid van de onsterfelijke mens en Sophia zijn paargenote; (dat is) de plaats vanwaar iedere eon en de wereld en zij die daarna kwamen (hun) patroon ontvingen voor hun schepping van gelijkenissen in de hemelen van chaos en hun werelden. En alle naturen vanaf de openbaring van de chaos zijn in het schaduwloze licht en (in) onbeschrijfelijke vreugde en (in) onuitsprekelijke jubel. Zij verheugen zich voortdurend over hun onveranderlijke heerlijkheid en de onbeschrijfelijke, onmetelijke rust tussen al de eonen die daarna ontstonden, en al hun machten. Al deze dingen nu, die ik jullie zojuist verteld heb, heb ik verteld opdat jullie meer dan zij mogen schitteren in het licht."

[114] Mariamme zei tot hem: "Heilige Heer, waar kwamen uw leerlingen vandaan en waar gaan zij heen en (wat) moeten zij hier doen?"
De volmaakte Verlosser sprak tot hen: "Ik wil dat jullie begrijpen dat Sophia, de Moeder van het heelal en de paargenote, dit uit zichzelf tot stand wenste te brengen zonder haar mannelijke (wederhelft). Maar door de wil van de Vader van het Al, opdat zijn onvoorstelbare goedheid geopenbaard zou worden, schiep zij dat gordijn tussen de onsterfelijken en (zij) die na hen kwamen; opdat dit tot gevolg zou hebben dat in 16) iedere eon en chaos de tekortkoming van de vrouw zich zou manifesteren en de dwaling met haar zou strijden. (236)
En deze werden een gordijn van geest. Vanuit (de) eonen boven de emanaties van licht kwam, zoals ik al gezegd heb, een. lichtvonk; de geest kwam omlaag naar de lagere regionen van de almachtige van de chaos, opdat de vonk zich zou manifesteren in hun aardse vormen; want het is een oordeel over hem, de Eerste Verwekker 17) die Jaldabaoth wordt genoemd. Die vonk manifesteerde zich door de adem als cen levende ziel in hun aardse vormen. Ze kwijnde echter weg en sluimerde in de onwetendheid van de ziel. Toen die heet werd door de adem van het grote mannelijke licht van de man, zodat hij 18) denkkracht verkreeg, werden namen gegeven aan allen die in de wereld van de chaos zijn en alles daarin, dankzij de onsterfelijke, die de adem in hem blies. Maar zodra zij door de wil van de moeder Sophia ontstonden, opdat de onsterfelijke mens hun hun kleren 19) (De geest bekleedt zich met de ziel en de ziel met een lichaam) zou kunnen aangeven, werden zij veroordeeld als rovers, omdat zij zich meester hadden gemaakt van de adem komende van deze adem. Maar omdat hij (Adam) psychisch was, was hij niet in staat die macht voor zichzelf te ontvangen voordat het getal van de chaos is voltooid en de tijd, die door de grote engel is bepaald, is voleindigd.

[117] Ik heb jullie nu verteld over de onsterfelijke mens die ik bevrijd heb van de boeien der rovers. Ik heb de poorten van de meedogenlozen voor hun gezicht geslecht. Ik heb hun kwade bedoelingen vernederd. Zij allen hebben zich geschaamd en zijn opgerezen uit hun onwetendheid. Hiervoor ben ik dus hier gekomen, opdat zij zich mogen verenigen met deze geest 20) en adem en de twee weer één mogen worden, zoals vanaf het begin; opdat jullie veel vrucht mogen dragen en mogen opgaan tot Hem-die-is vanaf het begin, in onuitsprekelijke vreugde en heerlijkheid en [eer en] genade van de [Vader van het Al].
Ieder [nu] die [de Vader in zuivere] gnosis kent [zal opgaan] tot de Vader [en rusten in] de onverwekte [Vader]. Maar [ieder die hem gebrekkig kent] zal [in het tekort] blijven 21) en in de rust [van de achtheid] 22).
Laat [nu] ieder die de onsterfelijke [geest] van licht kent, in stilte, door meditatie en in overeenstemming met de waarheid, mij tekenen brengen van de onzichtbare; en hij zal een licht worden in de geest van stilte.
[118] Laat ieder die de Mensenzoon in gnosis en in liefde kent, mij een teken brengen van de mensenzoon opdat hij op kan gaan tot hun verblijfplaatsen in de achtheid.
Zie, ik heb jullie de naam van de volmaakte geopenbaard, de ganse wil van de moeder van de heilige engelen, zodat de mannelijke [veelheid] hier voltooid mag worden, opdat [de grenzelozen zich mogen manifesteren in de eonen en] de oneindigheden en (opdat) zij die voortkwamen uit de onnavolgbare [rijkdom van de grote] onzichtbare [geest] allen [zouden deelhebben aan zijn goedheid] en zijn rijkdom [en hun rustplaats waarover geen koninkrijk] is. 23)
Uit de Eerste ben ik voortgekomen en ik werd gezonden om te verkondigen wat er vanaf het begin was; om zo de hoogmoed aan de kaak te stellen van de Eerste Verwekker met zijn engelen, die van zichzelf zeggen dat ze goden zijn. (237) En ik ben gekomen om hen uit hun blindheid weg te leiden, zodat ik aan iedereen de God die boven het Al is, kan tonen.
[119] Jullie daarom, vertrap hun graven, maak hun kwade bedoelingen te schande en breek hun juk en verhef de mijnen. Ik heb jullie heerschappij gegeven over alle dingen als zonen van het licht, opdat jullie hun macht met [jullie] voeten mogen treden."

Dit zijn de dingen die [de] gezegende Verlosser [zei]. [En hij ging] van hen [heen]. En [vanaf] die dag waren [alle leerlingen] in [grote onuitsprekelijke vreugde] in [de geest. [En zijn leerlingen] begonnen [het] evangelie van God, [de] eeuwige, onvergankelijke [geest] 24), te prediken. (238)
Amen.

terug naar de Inhoud

4. De Wijsheid 25) van Jezus 26)

Toelichting
1. Parrot leest hier: 'waarzeggerij'.
2. NHC III laat de zin eindigen bij 'het plan' en vervolgt dan: 'De Verlosser sprak'. Wij hebben hier de Berlijnse Codex (BC) gevolgd.
3. Tardieu leest hier: 'kent geen gevoel'.
4. Hiermee wordt de coitus bedoeld.
5. In de NHC staat: 'behalve hijzelf en ieder aan wie hij zich wil openbaren door hem die van het Eerste Licht is. Van nu af aan ben ik de grote Verlosser.' Wij hebben hier de tekst van de Berlijnse Codex gevolgd, omdat die duidelijker is.
6. Mariamme is een joodse naam voor Maria (Magdalena).
7. De 'grote' Sophia, als directe vrouwelijke zijnskant van God, hier ter onderscheiding van de lagere of 'kleine' Sophia, de eon die verantwoordelijk was voor het lek in het pleroma en de totstandkoming van de chaos en de scheppergod. Zie de aantekeningen bij onder andere het Evangelie volgens Filippus en de Valentiniaanse Verhandeling.
8. 'Gevolg' hier in de betekenis van 'hofhouding'.
9. Het Griekse woord pistis staat voor 'geloof', 'vertrouwen'. Een in de achttiende eeuw ontdekt Koptisch-gnostisch traktaat draagt ook de titel Pistis Sophia.
10. De pagina's [109] en [110] van NHC III worden vermist, zodat hier verder de BC gevolgd wordt.
11. Zie het schema van de hemelen in de inleiding van dit boek.
12. Vanaf hier kunnen we, naast BC, ook weer NHC III volgen.
13. De achtste hemelsfeer. Zie de inleiding van dit boek.
14. Letterlijk: zoe.
15. Vergelijk het Evangelie van Thomas, logion 21.
16. Hier ontbreken de pagina's [115] en [116] van NHC III. Na de {accolade} volgen we verder tijdelijk BC.
17. Letterlijk: archigenétor.
18. Adam.
19. Het beeld van de kleren die 'aangereikt' worden, of aan- en uitgetrokken worden, is een beeld dat veelvuldig in de gnostiek wordt gebruikt en in eerder hier afgedruke teksten ook voorkwam.
De geest bekleedt zich met een (samengestelde) ziel en de ziel bekleedt zich vervolgens met een lichaam. De 'kleren' van de ziel zijn de psychische krachtvelden (etherische uitstraling) in het Ieven van de mens, die uitgewerkt dienen te worden, om niet 'in de kleren gevangen' te blijven. (239)

20. Tot zover BC bij gebrek aan de pagina's [115] en [116] van NHC. Vanaf hier vervolgen we NHC III.
21. NHC geeft letterlijk: 'vertrekken naar'. Hier is BC gevolgd.
22. De 'achtheid' (of: de ogdoade) is de zetel van de demiurg, de scheppergod. In de meeste gnostische 'systemen' is het ook de plaats van het paradijs en de tekens van de dierenriem. Daarboven is de negende of het rijk van het midden, ook wel enneade genoemd, die als een wachtkamer fungeert voor de volmaakte verlossing, het opgaan tot de Vader, de groepsgewijze doorstroming naar de tiende, het pleroma.
23. Zij die boven de demiurg, de (psychische) scheppergod zijn uitgestegen, hebben geen koning meer boven hen. Ze zijn niet afhankelijk meer, maar ze zijn. Zie hierover bijvoorbeeld de Openbaring van Adam (NHC V).
24. BC geeft hier: 'de eeuwige Vader'.
25. Letterlijk: Sophia.
26. BC geeft: 'De Wijsheid (Sophia) van Jezus Christus'. (240)


terug naar God als man en vrouw

terug naar het literatuuroverzicht







^