beelddenken en woorddenken


De geest denkt door in zichzelf lichtbeelden te vormen; het is een werkzaamheid die iedere geest geheel zelfstandig in zichzelf kan uitvoeren. Dat denken is in het begin een beelddenken, want ook de geesten in heel jonge kinderen kunnen als zij nog niet over een taal beschikken; zonder woorden te kennen, kunnen zij in zichzelf denkbeelden vormen, waardoor zij een bepaalde voorstelling krijgen hoe zij bijvoorbeeld in bepaalde omstandigheden moeten handelen. Ook dieren blijken in staat te zijn door uitsluitend beelddenken een vraagstuk op te lossen en vervolgens een besluit uit te voeren.
Woorden hangen met die lichtbeelden samen als 'klankbeelden', maar zij moeten wel worden aangeleerd, zij moeten van buitenaf tegen de geest worden gezegd of worden getoond bij een bepaald denkbeeld. Er wordt bijvoorbeeld aan de geest een 'boom' getoond in de buitenwereld en die krijgt zo een lichtbeeld als ervaringsbeeld ervan in zichzelf als geest. Als een opvoeder daarbij het woord 'boom' uitspreekt, dan wordt het lichtbeeld 'boom' met de uiterlijke klank en tegelijkertijd ook met de innerlijke klank 'boom' verbonden.

Een klank hangt samen met een gevoel, met een gemoedstoestand, d.w.z. met een warmtetoestand in de geest. In de klank van een woord wordt de gemoedstoestand herkend van degene die het woord spreekt. Een klank hangt samen met een bepaalde toon; en de klank van een bepaalde toonsoort wekt in de geest een bepaald gevoel op, zij veroorzaakt een gemoedstoestand, b.v. 'majeur' of 'mineur'.
Als een taal is aangeleerd, is een van de eerste kunstuitingen zingen, waarbij met woorden door stembuigingen een melodie wordt gevormd, waarin een bepaalde stemming tot uitdrukking wordt gebracht. Ook door te neuriën, door alleen een betekenisloze klank voort te brengen, kan toch een bepaald gevoel worden overgedragen.
Een gedachte als denkbeeld is een lichttrilling, maar een woord als een (innerlijke en/of uiterlijke) klank is een bepaalde warmtetrilling in de geest.
Een woord dat in de buitenwereld tot klinken wordt gebracht, heeft ook een met een handeling overeenkomende betekenis: een woord is a.h.w. een 'handeling' met de mond; en er kan ook een handeling mee in gang worden gezet, bijvoorbeeld door tegen een ander te zeggen, wat die moet doen. Een handeling hangt samen met wilskracht, die een zelf opgeroepen, werkzame toestand van de geestelijke warmtetoestand is en ook woorden als innerlijke klanken komen uit zo'n warmtetoestand voort. Zij zijn net als een handeling een tijdelijk verschijnsel, terwijl denkbeelden als lichtbeelden langdurig kunnen bestaan. Een gedachte is een vast lichtbeeld, maar een woord is een voorbijgaande warmtetrilling.

De menselijke geest verkeert door het indalen in zijn stoffelijke levensvorm in een toestand van onbewustheid omtrent zichzelf, wat wordt veroorzaakt doordat de geest als het levende zich hier moet verbinden met het lichaam, dat het niet-levende is, het tegendeel van zichzelf. De geest kan daardoor hier zichzelf niet zijn en verliest zijn zelfbewustzijn: het bewustzijn de menselijke geest te zijn. Daardoor treedt de toestand in dat alle aandacht en toewijding uit de geest wegvloeien en op de omgeving worden overgedragen: dát wordt daardoor 'de werkelijkheid', pas als dáár iets gebeurt, is het echt.
Daardoor wordt echter ook de werkzaamheid van de geestelijke vermogens in het innerlijk iets, wat slechts vaag op de achtergrond gebeurt. Daardoor treedt de toestand in dat de geest wel denkt, maar zich pas echt bewust wordt van dat feit doordat gedachten onder woorden worden gebracht en zo in de buitenwereld tot klinken komen. Dan pas gebeurt er iets, wat hier voor de geest ervaarbaar is; van de beeldvormende denkwerkzaamheid die de óórzaak is van die gedachten en die woorden, heeft de geest hier nauwelijks weet. Van het bestaan van de innerlijke denkbeelden en innerlijke woordklanken heeft de geest hier slechts een vaag besef.

Toch bestaat dat besef wel, want er zijn twee soorten personen te onderscheiden: zij die zich vooral richten op de beelden: de 'visueel' ingestelden en zij die zich meer richten op de woorden: de 'auditief' ingestelden. Als visueel ingestelden een verhaal horen of lezen, dan zien zij vaag in zichzelf de erbij behorende innerlijke beelden, waaraan zij een betekenis ontlenen; als auditief ingestelden dat verhaal horen of lezen, dan 'horen' zij in zichzelf de innerlijke woorden en díe hebben voor hen een betekenis.
Op deze wijze doen de visuelen aan beelddenken en de auditieven aan woorddenken.


terug naar de vragenlijst

terug naar het weblog







^