Is het denken een 'geluidloos tweegesprek tussen mij en mijzelf'?


Er wordt door sommigen wel gesteld dat het denken een 'geluidloos tweegesprek tussen mij en mijzelf' zou zijn.
Door deze woordkeus wordt er vanuit gegaan dat er een onderscheid zou kunnen worden gemaakt tussen 'mij' (in feite dus: 'ik') en een andere zelfstandigheid, die 'mijzelf' wordt genoemd (maar die in feite is: 'ikzelf'). Er wordt immers gesproken over een 'tweegesprek' - daarbij moeten twee zelfstandigheden aanwezig zijn, twee gesprekspartners, de veronderstelde 'ik' en 'ikzelf' - die samen een gesprek voeren met elkaar over een bepaald onderwerp.

De in de geestelijke wereld ervaarbare werkelijkheid is dat de menselijke geest een éénheid is. De geest is een geheel: één bolvormige wolk van geestelijk licht en geestelijke warmte. Dat licht en die warmte kunnen in een vormbare en een zelfvormende toestand voorkomen, en dat is de oorzaak van het bestaan van de vier geestelijke vermogens bínnen die ene geest - het waarnemen, denken, voelen en willen:
- als de geest waarneemt, dan brengt die zijn licht in een vormbare toestand, waarin dat licht door iets anders wordt gevormd, waardoor de geest zich daar bewust van wordt;
- als de geest denkt, dan geeft die uit zichzelf en in zichzelf vorm aan zijn eigen licht: een lichtbeeld of denkbeeld;
- als de geest voelt, dan stelt die zijn warmte of gemoedsgesteldheid vormbaar open voor wat er in en om zich heen gebeurt, waardoor die daarmee kan meevoelen;
- en als de geest wil, dan vormt die zelf zijn eigen krachttoestand om naar een zodanige toestand, dat de geest naar de eerder in zichzelf gevormde gedachten en gevoelens uitspraken kan doen of kan handelen.

Dat betekent dat als de geest in stilte in zichzelf denkt en daarbij zelfscheppend in het licht van zichzelf denkbeelden vormt, dat de geest zelf zich door waarneming dan ook onmiddellijk bewust is van de eigen denkwerkzaamheid. De in stilte in zichzelf denkende geest is zich tegelijkertijd, onmiddellijk en rechtstreeks bewust van de eigen denkwerkzaamheid en daarmee van de gedachten, die de geest in zichzelf vormt.
De geest is in wezen de bewuste levenskracht en is zich daardoor tegelijkertijd bewust van zijn eigen innerlijke werkzaamheid, middels de geestelijke vermogens.

Er is geen sprake van een soort van tweegesprek waarbij eerst 'ik' iets zeg, wat dan vervolgens door een 'mijzelf' zou worden waargenomen, die daar dan vervolgens weer op zou antwoorden door dat antwoord te bedenken en uit te spreken, waardoor een soort van uitwisseling van gedachten tussen 'mij' en 'mijzelf' zou ontstaan.
De menselijke geest is een éénheid en alles wat de geest met zijn geestelijke vermogens bewerkt, vindt ogenblikkelijk plaats binnen die éne geest, die als een éénheid werkzaam is.
Wat er gebeurt binnen de menselijke geest is, dat de geest in zichzelf eerst de ene gedachte vormt en beoordeelt, en die in het geheugen (dat zich om de geest heen bevindt) bewaart en vervolgens in zichzelf een andere gedachte vormt en ook die in het geheugen afdrukt. Vanuit de éne geest worden die beide gedachten in het geheugen met elkaar vergeleken en hun betekenis beurtelings tegen elkaar afgewogen.
Dat is schijnbaar een tweegesprek. Maar in werkelijkheid is er de ene geest die eerst de waarde van de ene gedachte al denkend beoordeelt en dat vervolgens met de andere doet.

De eerder genoemde denkwijze berust op dezelfde veronderstelling dat er binnen de ene geest een 'hoger ik' en een 'lager ik' zou kunnen bestaan. Maar de ervaarbare werkelijkheid is dat alleen de ene geest 'ik' kan zeggen en dat die met dat woordje alleen zichzélf kan aanduiden.


terug naar de vragenlijst

terug naar het weblog







^