de wetenschappelijke onderbouwing van standpunten


In de wetenschappelijke wereld en in de filosofie is het gebruikelijk om een bepaalde bewering, mening of standpunt te onderbouwen door anderen aan te halen die met dat onderwerp een betrekking hebben. Met geestelijke onderwerpen die te maken hebben met waarnemingen in de geestelijke wereld, is dat lastiger te doen en bovendien: een waarneming is de waarneming van een feit. Het is niet een mening.

De geestelijke vorm van kennis is er een, die niet alleen berust op de hier zichtbare, stoffelijke helft van de schepping, maar in het bijzonder op de hier niet zichtbare, geestelijke helft ervan. Die geestelijke helft betreft een wereld die, onzichtbaar voor ons, onze wereld geheel doordringt. Die wereld is, gezien de beschrijvingen van de erváringen van de groep mensen zoals profeten, mystici en zieners, de oorsprong van deze stoffelijke wereld - en ik heb de genade ondervonden die ervaringen met hen te mogen delen.
Zij onderbouwen alle mijn geestelijke ervaringen. Zie hiervoor het Literatuuroverzicht op mijn website en de reeks artikelen in het Menu onder 'Zo boven, zo beneden'.

Deze wereld hier is daar een afgeleide van, en van daaruit zijn wij overdag hier aanwezig met het doel nieuwe ervaringen op te doen, om die thuis te kunnen verwerken.
Bij de overgang van de geestelijke naar deze stoffelijke wereld komen wij in de toestand van onbewuste vereenzelviging (zie aldaar) met deze wereld te verkeren en hebben daardoor geen weet meer van ons geestelijke thuis. Het is daardoor voor mij onmogelijk om de 'onderbouwing' toe te passen zoals die in de wetenschappelijke wereld hier gebruikelijk is, als ik vanuit die geestelijke helft van de schepping de geestelijke betekenis van deze stoffelijke helft ga beschrijven.
Ik heb dat in feite gedaan in De Levensweg en in Geestkunde, en daarin beschrijf ik de geestelijke betekenis van wat er in de stoffelijke wereld gebeurt, en wat dat voor invloed heeft op onze geestelijke ontwikkeling, hier en later - aan het einde van de rit - verder aan de andere kant van de grens.

Door de beschreven geestestoestand van onbewuste vereenzelviging waarin de menselijke geest hier komt te verkeren, ben ik voor belangstelling voor geestkunde afhankelijk van de welwillendheid van mijn medemensen - iets wat juist ik heel goed begrijp - en die belangstelling komt vooral van hen die in de gezegende toestand verkeren in deze wereld toch nog in God te geloven.
Dat brengt mij op een ander punt, want ik kan dan weliswaar geen 'onderbouwing' leveren voor de beschrijving van mijn ervaringen - en voor de wereldbeschouwing die ik daaruit heb ontwikkeld - maar die ervaringen betreffen juist wel de 'Onderbouwer' van het Al, God, de Schepper van de geestelijke en stoffelijke werelden - en van de geesten van de engelen, mensen, dieren, planten en mineralen die in die werelden verblijven. Die Onderbouwer van het Al heb ik op twee manieren mogen ervaren: in een ongevormde oertoestand, die zich aan mij voordeed als een oneindige zee van geestelijk licht en geestelijke warmte: de algeest; en in een gevormde toestand als Gods heilige geest, door verdichting rechtstreeks uit de goddelijke algeest afkomstig.

Vanuit de eigenschappen van de geest die mij daar zijn getoond, heb ik geestkunde opgebouwd. Daarin laat ik zien hoe de eigenschappen van de geest te herkennen zijn in de bouw en de werking van de hersenen, en in de vorm en de werking van het menselijke lichaam, opdat de menselijke geest dat hier een tijd als voertuig en werktuig kan gebruiken. De hersenen zijn geheel opgebouwd in overeenstemming met de eigenschappen van de geest, want alleen daardoor kan die erop inwerken en ze als stuurorgaan gebruiken; en het is ook daardoor dat hersenonderzoekers geestelijke eigenschappen in de hersenen terugvinden - en vervolgens door de onbewuste vereenzelviging ermee menen dat de hersenen een orgaan zijn dat geheel uit zichzelf werkzaam is.

Door de beschrijving van deze overeenstemming: hoe geestelijke eigenschappen de stof hebben gevormd (het 'zo boven, zo beneden'), ben ik een bruggenbouwer tussen de geestelijke en de stoffelijke helft van Gods schepping. Wat Teilhard de Chardin beschrijft als het 'Punt-Omega', beschrijf ik als de uiteindelijke hereniging met God, waar wij allen naar op weg zijn. Want de menselijke geest beschikt over de geestelijke vermogens en door die hier bewust en beheerst te leren gebruiken, maakt de geest een geestelijke ontwikkeling door naar zelfverwerkelijking en hereniging met God. In deze eenvoudige zin is het doel van de aarde als geestelijke leerschool vervat en het is ook de strekking van geestkunde.
Dit voor wat betreft de noodzaak van 'onderbouwing'. Een onderbouwing is nodig als het over persoonlijke, filosofische meningen gaat, niet als het waargenomen verschijnselen betreft, dat zijn feiten, geestelijke feiten, die terug zijn te vinden bij de genoemde groep mensen.


terug naar de vragenlijst

terug naar het weblog







^