schepping door het splitsen van de geest?


In sommige levensbeschouwingen is het gebruikelijk om te spreken over het 'splitsen van de geest', bijvoorbeeld: 'de algeest splitste zich in de ontelbare deeltjes van de kosmos'. De vraag is of dit wel mogelijk is.
Het werkwoord 'splitsen' betekent: in twee of meerdere delen verdelen. Als daarom een bepaalde zelfstandigheid die eerst een éénheid is, zich zou splitsen in meerdere delen, dan betekent dat het einde van de zelfstandigheid van die eenheid en het in delen uit elkaar vallen daarvan.
Zou dit het geval kunnen zijn met de hoogste orde van eenheid die bestaat: de algeest? Als de algeest zich zou splitsen zoals dat in sommige levensbeschouwingen wordt voorgesteld, dan zou dat het einde van de algeest betekenen ... maar daarmee zou tegelijkertijd de grondslag van het bestaan van de ontstane delen zijn verdwenen, waardoor zij - door het ontbreken van samenhang - tot een chaotische toestand zouden vervallen. Van een 'kosmos' (schoonheid, orde) zou geen sprake meer zijn.

De betekenis van het werkwoord 'splitsen' leidt tot een toestand, die onmogelijk van toepassing kan zijn op de schepping van de mensheid door en uit de algeest. Wat bij dat gebeuren heeft plaatsgevonden, is naar mijn ervaring een puntvormige verdichting van Gods eigen licht tot een 'algeestverdichting', een bolvormige wolk van licht, die daarna door Gods eigen warmte werd doorstroomd en zo tot leven kwam: de schepping van niet alleen de menselijke, maar van álle geesten, ook in engelen, dieren, planten en mineralen.
Bovendien werden de geesten van die verschillende rijken ook in verschillende, geestelijke werelden geschapen, zoals ook de menselijke geest zelf binnen zichzelf gedachten vormt en dat doet binnen verschillende gedachtenwerelden in zichzelf.

Er is naar mijn ervaring geen sprake van splitsingen, maar eerder van vermenigvuldigingen door de goddelijke algeest van zichzelf in de vorm van kleinere afbeeldingen van zichzelf, zoals de menselijke geesten. Vermenigvuldiging door verdichting binnen zichzelf leidt tot vermeerdering van vormen van zichzelf die binnen de algeest blijven, waardoor de grondslag van de geschapen geesten, de algeest, blijft bestaan.


terug naar de vragenlijst

terug naar het weblog







^