1. Lucas Gasthuis - Nederlandse Taalunie bevordert verloedering


Elsevier, 1 december 2012 - Nr. 48, pagina 102

Een mailtje van een vooraanstaande anglist, dat is mooi. En begrijpelijk is zijn verontwaardiging. Hij zegt zich te ergeren aan de uitdrukking: "Wat schetst echter de verbazing?" die de jurist Geert-Jan Knoops in een artikel in NRC Handelsblad van 17 november gebruikte.
Het is inderdaad een vreemde uitdrukking, die meestal in een iets andere variant voorkomt: "Wat schetst mijn verbazing?" Het curieuze hieraan is dat de betekenis oorspronkelijk is: wie brengt mijn verbazing onder woorden? Die verbazing kan vanzelfsprekend alleen door íemand worden geschetst, niet door íets. Het moet dus 'wie' zijn en niet 'wat'.
Nog vreemder wordt het als de verleden tijd wordt gebruikt. Zoals door de, in de Volkskrant van 2 november geciteerde, agent die op onderzoek gaat in de wereld van de Chinese massagesalons: "Wat schetste onze verbazing?" Nu gaat het dus om een mysterieus 'wat' dat toentertijd aan het schetsen was. Dit is echt verwerpelijk Nederlands.

Helaas denkt de Nederlandse Taalunie(!) daar anders over. Op haar website legt de organisatie uit dat het ooit inderdaad "Wie schetst mijn verbazing?" was. Een retorische vraag, met als voor de hand liggend antwoord dat niemand in staat is de grote verbazing van de spreker of schrijver te schetsen.
Maar, zo vervolgt de Taalunie, "Wat schetst mijn verbazing?" komt ook vaak voor en mag niet fout worden gerekend. En zo wordt de verloedering van de taal bevorderd door een instantie die het Nederlands dient te bewaken. En die binnenkort vast zal laten weten dat 'hun zeggen' in plaats van 'zij zeggen' ook vaak voorkomt en dus niet hoeft te worden afgekeurd.

lucas.gasthuis@elsevier.nl


2. Lucas Gasthuis - 'Erin staan' Weer zo'n term met vreemde populariteit
Elsevier 6 april 2013 - Nr. 14, pagina 74

Op onderstaand adres komen - gelukkig - geregeld mailtjes binnen. Vaak met complimenten, waarvoor dank. Vaak ook met min of meer ingewikkelde taalkundige vragen, die we niet alle op even bevredigende manier weten te beantwoorden. Het lastigst zijn de vragen betreffende de plotselinge opmars van een bepaald begrip.

Het rare van taal is namelijk dat uitdrukkingen ineens een enorme vlucht kunnen nemen zonder dat de oorzaak precies is aan te wijzen. Een tijd geleden bijvoorbeeld greep snel een 'dus'-virus om zich heen. Veel Nederlanders vonden het plotseling nodig om, zonder enige taalkundige noodzaak, het woord 'dus' aan een zin toe te voegen. Waarom? Dat weten we dus niet. Net zomin als we goed snappen waarom jongeren massaal 'vet' gingen zeggen als ze ergens enthousiast over waren en volwassenen het mooie woord 'greep' onnodig inruilden voor het Engelse synoniem 'grip'.

Nu is er weer iets nieuws: 'erin staan'. Zo liet technisch directeur van Feyenoord Martin van Geel naar aanleiding van een bod van Fiorentina op Jordy Clasie onlangs weten eens rustig te willen overleggen met de middenvelder 'om te kijken hoe hij erin staat'. Bedoeld wordt dan: om te kijken wat hij ervan vindt. Wat veel begrijpelijker en simpeler klinkt. Toch hoor je 'erin staan' steeds meer. Zelfs op het hoogste niveau. VVD-minister van Defensie Jeanine Hennis stuurde een tweet aan een kennis met de vraag 'Hoe sta jij hierin?' Eerst was 'hoe sta jij hiertegenover?' eventjes een ingewikkelde manier om naar iemands opinie te informeren. Nu sta je niet meer 'tegenover iets', maar 'in iets'. Hoe dat komt? Wie het weet, mag het zeggen.

lucas.gasthuis@elsevier.nl


terug naar Onbewust taalgebruik






^