dood


Vrees niet het leven te verliezen, want de dood
is slechts een verandering van woning.
Pythagoras, Griekse filosoof (580-504 v.Chr.)
Aan het einde van de gang over de aarde treedt de geest, het leven, voorgoed uit het lichaam, de tijdelijke levensvorm en gaat weer naar huis, de geestelijke wereld. De mens overlijdt en 'overlijden' betekent volgens de oude betekenis: 'overgeleid worden'. De geest wordt door de geestelijke begeleiders over de grens tussen de stoffelijke en geestelijke wereld geleid.

Door het overlijden wordt de stoffelijke levensvorm, het lichaam, levenloos en gaat dood. Het werkwoord 'doodgaan' betekent oorspronkelijk 'wegkwijnen'. Het verschijnsel 'dood' duidt aan dat een reeks van gebeurtenissen geleidelijk of plotseling tot een einde is gekomen. Er zit geen beweging meer in doordat het leven eruit is verdwenen: de dode toestand.

Dat is te zien doordat het lichaam dan sterft, en 'sterven' betekent: 'verstijven'. De achterblijvenden rest dan de taak de onbruikbaar geworden levensvorm waar aan de aarde, waar die levensvorm uit afkomstig is, terug te geven.

Het lichaam blaast pas de laatste adem uit en gaat dan pas dood, als de geest er voorgoed uit is uitgetreden en in de geestelijke wereld zijn vrijheid heeft herkregen. Daar gaat de geest opgelucht door met de geestelijke ademhaling en hoeft dan voor zijn ademhaling niet meer de zware traagheid van zijn stoffelijke levensvorm te overwinnen.

Het bestaan in de geestelijke wereld wordt weliswaar 'het leven na de dood' genoemd, maar dat is geredeneerd vanuit dit tijdelijke, stoffelijke bestaan. De werkelijkheid is omgekeerd; het leven in het geestelijke bestaan is de eeuwige toestand - er is evengoed en leven vóór de dood. Van daaruit daalt de menselijke geest af en toe af naar deze tijdelijke, stoffelijke wereld om er in een stoffelijk lichaam ervaringen op te doen met het ongeestelijke, de stof. Dat stoffelijke, levenloze is het tegendeel van de geest, die het eeuwig levende is.

Bewustwording ontstaat echter alleen door 'onderscheid leren maken' en de geest maakt af en toe proeflevens mee in het tegendeel van zichzelf, het levenloze, om te leren zichzelf daarvan te onderscheiden; alleen zo, op eigen kracht en naar eigen, vrije keuze, kan de geest zich van zichzelf als het levende bewust worden. Alleen het inzicht dat de geest door eigen inspanning heeft verworven, is iets dat de geest zich eigen heeft gemaakt en alleen dát leeft voor de geest.

De stof is voor de geest oefenstof die hem of haar in de gelegenheid stelt zich van zichzelf bewust te worden en zo zijn of haar goddelijkheid te verwerkelijken.


terug naar de woordenlijst D

terug naar het weblog







^