hereniging


De hereniging is de geestestoestand waarin de zichzelf geworden menselijke geest, de algeestvonk, is herenigd met zijn geestelijke grondslag, de algeest, waar de algeestvonk ooit uit is voortgekomen.
Deze hereniging vindt plaats doordat de geest zelf de eigen geestesgesteldheid door zelfverwerkelijking en zelfbezinning zodanig heeft omgevormd, dat de geestestoestand van de menselijke geest in overeenstemming is gekomen met die van de algeest. De algeest kan daardoor vervolgens de hereniging tot stand brengen en wel door middel van de heilige geest en Gods engelen, in wie de algeest op persoonlijke wijze bij de menselijke geest aanwezig is, om die in stilte te begeleiden op het pad naar zelfverwerkelijking en hereniging.

Door de oefening van zelfbezinning kan de geest zichzelf terugbrengen tot het besef alleen de geest te zijn, alleen de bewuste, vermogende levenskracht te zijn. Hierdoor komt de geest in een toestand van uiterste eenvoud en innerlijke stilte, en deze toestand van eenvoud en stilte is de geestelijke oertoestand.
Het bereiken van deze oertoestand heeft tot gevolg, dat er vanuit de geestelijke oorsprong een kracht op de geest kan gaan inwerken, want door die eenvoud en stilte is de geestestoestand met die van de oorsprong in overeenstemming gekomen. Door deze geestelijke inwerking wordt de geest ontroerd en geestelijk in beweging gebracht, en dit is het begin van de hereniging van de menselijke geest met de goddelijke oorsprong.
Op een gegeven ogenblik zal de geest kunnen ervaren, hoe die vanuit die oertoestand in vervoering raakt en in de geestelijke oorsprong wordt opgenomen. De geest ervaart dan hoe die wordt opgenomen in een hem of haar geheel omstralend en doordringend licht; terwijl de geest wordt doorstroomd door een innige, verwarmende liefde, wat een met niets te vergelijken oerervaring is.
Wat de geest zo ervaart, is, dat geest en kracht, licht en liefde, vrede en waarheid door de geest heen gaan stromen. Wat zo wordt ervaren is het goddelijke. Maar wat de geest zo ervaart, dat is de geest in wezen ook zelf! De menselijke geest ervaart zichzelf als een vonkje geest úit en ín de goddelijke algeest; de menselijke geest ervaart zichzelf als een brandpunt van licht en warmte in onze God als de alomtegenwoordige, oneindige zee van datzelfde, geestelijke licht en diezelfde, geestelijke warmte.
In deze toestand van hereniging zijn beide geesten volkomen in elkaar opgegaan: de menselijke geest is, wat dát is en dát is, wat de menselijke geest is, wat een toestand van volmaakte vereniging is; maar toch is er één verschil gebleven: de menselijke geest is de kléine geest en ervaart zichzelf als een deel van de gróte geest, van onze God als de alomtegenwoordige algeest.

De volgende bijbelteksten komen hiermee overeen.
Er zijn namelijk drie mogelijkheden om het voorzetsel dat in het Grieks in Lukas 17:21 wordt gebruikt voor de uitspraak van Jezus over het godsrijk, te vertalen:
1) Het godsrijk is 'binnen in jullie' (in jullie harten).
2) Het godsrijk is 'in jullie midden' (d.w.z. in de persoon van Jezus en zijn woorden en daden).
3) Het godsrijk is 'binnen jullie bereik' (als jullie de juiste keuze maken).
Dit komt overeen met de betekenis van:
Johannes 17:21. "Opdat zij allen één zijn, gelijk Gij, Vader, in Mij en Ik in U, dat ook zij in Ons zijn."

Jezus beschrijft hier de toestand van de algeest (de Vader). Binnen de algeest ontstaat eerst door verdichting het algeestmiddelpunt: Gods heilige geest (die in Jezus bij ons is geweest), waarin de eigenschappen van de algeest onmiddellijk en volledig aanwezig zijn; en daarna ontstaan door zo'n zelfde verdichting de menselijke algeestvonken, die in aanleg de mogelijkheid hebben weer met de geestesgesteldheid van de algeest in overeenstemming te komen door zich geestelijke te ontwikkelen tot het geweten en de deugden; zo worden ze als het algeestmiddelpunt en kunnen zij zich er weer mee herenigen.

Hereniging en zelfstandigheid
Deze hereniging kan plaatsvinden, juist doordat de menselijke geest zich geheel heeft ontwikkeld, alle geestelijke vermogens bewust en beheerst heeft leren gebruiken en daardoor geheel zichzelf is geworden. Daardoor blijft de menselijke geest als algeestvonk een zelfstandigheid, ook in de toestand van hereniging; want die zelfstandigheid was immers het doel van de moeizame, geestelijke ontwikkeling daar naartoe door het pad van de levensweg te gaan.
Er vindt niet zoiets plaats als een volledig opgaan in de algeest. Dat zou de zelfstandigheid te niet doen. Terwijl het er juist om te doen was dat er twee zelfstandigheden zouden zijn, de altijd al zelfstandige algeest en de door ontwikkeling zelfstandig geworden menselijke geest; alleen door die zelfstandigheid is er nu de 'ander' naar wie liefde kan uitgaan en die die liefde kan beantwoorden, waardoor een levendige wisselwerking tussen de een en de ander kan bestaan.
Voor een duurzame liefdesband is de zelfstandigheid van beiden een noodzaak, alleen dan kan de liefdevolle wisselwerking evenwichtig en blijvend zijn.


terug naar de woordenlijst H






^