de eenzijdige vereenzelviging


De eenzijdige vereenzelviging is de geestestoestand waarin de geest zich heeft vereenzelvigd met één van de vermogens, die uit paren van tegendelen bestaan. De vereenzelviging kan bijvoorbeeld met het denken zijn als het de tegendelen denken en voelen betreft, of met het willen als het de tegendelen waarnemen en willen betreft.
Denken en voelen zijn tegendelen van elkaar, doordat de geest door het denken op afstandelijke wijze twee záken met elkaar verbindt, terwijl het voelen een persoonlijke verbinding tot stand brengt tussen twee géésten. Waarnemen en willen zijn tegendelen van elkaar, doordat de geest door het waarnemen de buitenwereld op zich laat inwerken, terwijl de geest door het willen omgekeerd op de buitenwereld inwerkt.

Door de eenzijdige vereenzelviging met een van de vermogens kan de persoonlijkheid uitgroeien tot eenzijdigheid, waarbij één der vermogens de nadruk krijgt en de sterke kant van de persoonlijkheid wordt. Het gedrag wordt dan voornamelijk gekenmerkt door de eigenschappen van dat vermogen.
Het andere vermogen komt niet voldoende tot ontwikkeling en wordt de zwakke zijde van de persoonlijkheid. Dat betekent dat de persoonlijkheidstrekken van dat vermogen, die voor een evenwichtige persoonlijkheid onontbeerlijk zijn, vaak op storende, pijnlijke wijze in het gedrag ontbreken of zich onbeheerst uiten. Ook het ontbreken of de onbeheerstheid van die eigenschappen bepaalt mede de persoonlijkheid.
Betreft de eenzijdigheid bijvoorbeeld het denken, dan kan de geest zich wel goed in de denkende toestand brengen en zich in die toestand houden, maar niet of met moeite in de voelende toestand, wat de tegenovergestelde toestand is. Dit heeft een koele, afstandelijke, zakelijke houding tot gevolg, die ongevoelig kan zijn (zie de beschrijvingen van de eenzijdige persoonlijkheden: in- en uitgekeerd waarnemen, in- en uitgekeerd denken, in- en uitgekeerd voelen, in- en uitgekeerd willen; en de ontwikkelde persoonlijkheid).


terug naar de woordenlijst V






^