voorstelling


Een 'voorstelling' is een innerlijk, geestelijk lichtbeeld, dat in de ziel 'voor de geest wordt gesteld'.
Door de werking van de zintuigen komt een zintuiglijke indruk met kracht de ziel binnen. Die indruk wordt in de ziel omgevormd tot een ervaringsbeeld, dat vóór de geest komt te staan en daarom een 'voorstelling' wordt genoemd. De voorstelling van die indruk trekt door de werking van de zintuigen zozeer de aandacht van de geest, vergeleken met bijvoorbeeld een herinneringsbeeld, dat de geest er letterlijk door ‘onder de indruk komt’. De grote indruk die de buitenwereld daardoor op de geest in de binnenwereld maakt, overweldigt de geest, zodat die er vrijwel geheel door in beslag wordt genomen. Het is daardoor dat de geest meent zich met de aandacht in de buitenwereld te bevinden en niet beseft in werkelijkheid alleen aanwezig te zijn in de eigen, inwendige wereld, tussen andere zintuiglijke indrukken, de voorstellingen daarvan en de gedachten en herinneringen die ermee samenhangen.

Sluit de geest na een waarneming te hebben gedaan de ogen, dan kan die nog steeds het gewaarwordingsbeeld van bijvoorbeeld een boom als een voorstelling in de ziel vasthouden en daar waarnemen. Maar nu staat dat inwendige beeld, die voorstelling van de boom, los van de stoffelijke vorm in de buitenwereld. Het is uitsluitend een lichtbeeld in de vorm van een zielebeeld geworden. Dat beeld is nu ijl, want het wordt niet meer gevoed door de stroom zintuiglijke prikkels, die de ziel binnenstroomt en daar met kracht dat beeld vormt, als de ogen open worden gehouden. Ook verandert het niet meer, maar het blijft zoals het was op het tijdstip dat de ogen werden gesloten.
Steeds is het evenwel de geest, die dit beeld waarneemt. De geest kijkt daarbij vanuit zichzelf in de ruimte van de ziel. Daarin wordt de ene keer met de ogen open de voorstelling van de boom als een gewaarwordingsbeeld gezien; de andere keer met de ogen dicht dezelfde voorstelling, maar nu als herinneringsbeeld.
Het waarnemen van dat herinneringsbeeld is op dat ogenblik een buitenzintuiglijke waarneming in de toestand van helderziendheid. Het geestesoog ziet dan rechtstreeks, buiten de zintuigen om, het onstoffelijke lichtbeeld als een voorstelling in de eigen binnenwereld van de ziel.

Door de toestand van onbewuste vereenzelviging met de buitenwereld is de geest echter vooral vertrouwd met wat door de zintuigen heen de binnenwereld binnenkomt. De herinneringsbeelden van eerdere waarnemingen worden daardoor slechts vaag waargenomen en niet als een werkelijkheid ervaren, die gelijkwaardig is aan de beelden die voortdurend uit de buitenwereld de ziel binnenstromen en 'voor de geest worden gesteld'. Door de toestand van onbewuste vereenzelviging met de buitenwereld, lijken die oude beelden in zichzelf ‘alleen maar gedachten’ te zijn.


terug naar de woordenlijst V






^