zelfgevoel


Het zelfgevoel is de gemoedstoestand die ontstaat, als de geest zichzelf beschouwt. Het is het gevoel van eigenwaarde, dat echter zowel gunstig als ongunstig, goed en slecht kan zijn.

Het zelfgevoel bereikt een verheven toestand, als de menselijke geest erin is geslaagd zich zo te ontwikkelen, dat een bewust en beheerst gebruik kan worden gemaakt van alle geestelijke vermogens: het vermogen de dingen om zich duidelijk waar te nemen, ze grondig te overdenken en diep te doorvoelen, en vervolgens vastberaden een weloverwogen besluit uit te voeren.
In die toestand zijn alle eigenschappen die voor de geest van waarde zijn, tot ontwikkeling gekomen. De vermogens vormen dan een eenheid van met elkaar samenhangende en elkaar aanvullende eigenschappen in de vorm van het geweten en de deugden.

Doordat de geest in die toestand zich alle eigenschapen eigen heeft gemaakt, verkeert die in de zekerheid alle zich aandienende gebeurtenissen te kunnen verwerken. Deze innerlijke zekerheid is het gevoel van zelfvertrouwen: het vertrouwen alle geestelijke vermogens bewust en beheerst te kunnen gebruiken om moeilijkheden te boven te kunnen komen en vraagstukken op te kunnen lossen.

Is deze geestestoestand bereikt, dan kan de menselijke geest een gezond gevoel van eigenwaarde voor zichzelf voelen: het zelfgevoel in de gunstigste toestand.
De redelijke en zedelijke zelfbeoordeling (het geweten) voorkomt, dat dit gevoel van eigenwaarde verwordt tot eigendunk en eigenliefde.


terug naar de woordenlijst Z






^