XVII Beelden

Dit is een fragment van een gesprek tussen een priester, Tat, en een koning uit de oertijd van Egypte, dat gaat over de aanbidding van beelden. (187)

XVII Beelden

Tat: "Welbeschouwd, koning, zijn er ook onlichamelijke afbeeldingen van lichamen." "Wat voor?", vroeg de koning.
Tat: "De lichamen die in spiegels zijn te zien, vindt u toch zeker wel onlichamelijk?" De koning zei: "Ja natuurlijk, Tat. Dat is geniaal in zijn eenvoud." 1)
Tat: "Vindt u niet dat er ook andere onlichamelijke beelden zijn, de denk-beelden oftewel ideeën, niet alleen van levende wezens, maar ook van levenloze dingen? Die zijn wel degelijk onlichamelijk en geestelijk, hoewel zij zich in lichamelijke gestalten openbaren." De koning: "Ook dat is juist, Tat."
Tat: "Het is dus zo, dat onlichamelijke beelden zich weerspiegelen in lichamen en omgekeerd lichamen in onlichamelijke beelden. Of, anders gezegd, de waarneembare wereld weerspiegelt zich in de geestelijke en de geestelijke wereld in de waarneembare. Om die reden, koning, moet u de beelden vereren, want die belichamen ideeën uit de geestelijke wereld." 2)
Toen stond de koning op en zei: "Het wordt tijd, priester, 3) om mij met mijn gasten bezig te houden. Morgen zullen we de overige theologische onderwerpen bespreken." (189)

XVII Aantekeningen
1 Letterlijk: je denkt goddelijk. Overdreven uitdrukking zonder principiële betekenis. Tat wordt hier niet als god, maar als priester uit de oertijd voorgesteld.
2 De god is door de consecratie (wijding) van het beeld in zijn zinnebeeld tegenwoordig. Daarover zegt de in het Latijn bewaarde hermetische verhandeling Asclepius: "De godenbeelden zijn bezield en vol levensadem" (24). Zo stellen ook laat-Egyptische mummieportretten, die in groten getale in de oase Fajum zijn ontdekt, niet de concrete mens voor, maar stellen zij zijn ideale, eeuwige persoonlijkheid (lea of 'zelf') tegenwoordig. De mummieportretten met de voorstelling van een praesentia realis van de afgebeelde in de afbeelding, zijn een der bronnen van de ikonenkunst, die zich in de Vroege Kerk, het Byzantijnse rijk en Rusland heeft ontwikkeld: Christus, Maria en de andere heiligen zijn [in gedachten] in de ikonen tegenwoordig.
3 Grieks: prophetes. Dit woord wordt in de Griekse vertaling van het Oude Testament, de Septuaginta, gebruikt om de Hebreeuwse profeten (nebiim) aan te duiden. De profeten van Israël waren geen priesters, maar leken. Hier duidt het woord een hooggeplaatst lid van de Egyptische priesterschap aan.
(190)


terug naar de Inhoud






^