wedergeboorte


Inhoud
1. Wedergeboorte in de letterlijke betekenis
2. Wedergeboorte in de figuurlijke betekenis
3. Het verhaal van Shanti Devi 1 uit Wikipedia
4. Het verhaal van Shanti Devi 2 uit Quora
5. Wetenschappers over reïncarnatie
6. Reïncarnatie en het vroege christendom
7. Reïncarnatie en het mystieke jodendom
8. Verslagen van persoonlijke ervaringen

1. Wedergeboorte in de letterlijke betekenis
De menselijke geest is een algeestvonk, die zich naar eigen vrije keuze kan ontwikkelen van een aanvankelijke geestestoestand van onbewustheid en onbeheerstheid naar een voltooide toestand van bewustheid en beheerstheid. Dat laatste is de toestand van geestelijke zelfstandigheid en heelheid, die in het klein overeenkomt met die van de algeest in het groot: de ongevormde oertoestand. De algeest begeleidt de menselijke geest op dit pad naar zelfstandigheid in de gevormde geestestoestand die een menselijke gestalte heeft en die 'de heilige geest' wordt genoemd. In de geestelijke wereld kan God als heilige geest persoonlijk bij de mens op aarde aanwezig zijn.

God, U doet de sterveling
terugkeren tot stof en zegt:
"Keer terug, mensenkind."
Psalmen 90:3
De geestelijke ontwikkeling thuis en op aarde
De genoemde geestelijke ontwikkeling vindt plaats, doordat de geest in de leerschool voor geestelijke groei, die de stoffelijke, tijdelijke wereld is, ervaringen opdoet, die door de tijd als stroom van gebeurtenissen op de geest toekomen. Door deze gebeurtenissen te verwerken met behulp van de geestelijke vermogens - het waarnemen, denken, voelen en willen - om zo staande te kunnen blijven in de druk die die stroom op de geest uitoefent, leert de geest de vermogens bewust en beheerst te gebruiken. De menselijke geest leert al doende door eigen ondervinding; en doordat 'herhaling de leermeester van de student is', komen in de tijd als stroom van leerzame gebeurtenissen regelmatig gebeurtenissen van dezelfde soort op de geest toe, net zolang tot de geest voldoende geoefend is in het verwerken van dat soort gebeurtenissen.
De geestelijke ontwikkeling wordt gekenmerkt door een omvorming, de omvorming van de geestestoestand. De geestesgestoestand wordt gekenmerkt door de ontwikkelingstoestand van de geestelijke vermogens. In de aanvangstoestand maakt de geest een onbewust en onbeheerst gebruik van de vermogens, in de ontwikkelde toestand een bewust en beheerst gebruik. De geestestoestand is daardoor omgevormd van driftmatigheid naar geestdrift en komt uiteindelijk tot uitdrukking in het geweten en de deugden.

De ontwikkeling die de geest meemaakt van onvolwassenheid naar volwassenheid, komt als verschijnsel tot uiting in allerlei overeenkomende aanzichten van de schepping waarin die ontwikkeling moet plaatsvinden. Alles in de natuur kent een geboorte, een groei die leidt naar een bloeitijd en een aftakeling die eindigt met de dood; dit geldt vanaf de kleinste levensvorm tot en met het gehele heelal. De stoffelijke vorm waarin de menselijke geest dit alles moet meemaken, wordt 'het lichaam' genoemd. Ook in het lichaam zelf doet de menselijke geest door eigen ondervinding ervaring op met het verschijnsel ontwikkeling.

De Heer doet sterven
en doet leven,
zendt naar het dodenrijk
en leidt eruit omhoog.
1 Sam. 2:6
De geest kan maar op één ding tegelijk de aandacht richten en kan ook maar één ding tegelijk goed doen. Toch moeten vier geestelijke vermogens en twee instellingswijzen tot een evenwichtig, bewust beheerst geheel worden omgevormd. Dit wordt bereikt door bestaan na bestaan één van de vermogens of één van de instellingswijzen de nadruk te geven in de tijdelijke 'leerpersoonlijkheid', waarmee de geest naar de aarde komt, om door geboorte keer op keer aan een nieuwe levensweg te beginnen en die af te lopen. Die leerpersoonlijkheid wordt daardoor in aanleg al door een zekere eenzijdigheid gekenmerkt.
De geest als de persoon die de ene keer in de geestelijke wereld is om de aardse lessen te verwerken en de andere keer weer op de aarde is om leerzame ervaringen op te doen, is steeds dezelfde geest; alleen de persoonlijkheid - de vorm van het gedrag waarin de kenmerken van de persoon tot uitdrukking komt - is anders. In de geestelijke wereld weet de geest welke lessen moeten worden geleerd voor de volgende stap op de weg en welke soort persoonlijkheid er nodig is om die lessen te kunnen meemaken. Alle tot ervaringen verwerkte gebeurtenissen vormen een verrijking en dat veroorzaakt een groei van de eeuwige persoonlijkheid, zoals die tijdens vele levens is gevormd en zoals die in de geestelijke wereld is te ervaren.

De wedergeboorte als gebeurtenis
Zie, dit alles doet God twee,
driemaal met een mens,
zijn ziel terugbrengen van de
groeve, zodat hij bestraald
wordt door het levenslicht.
Job 33:30
Nadat je na het overlijden weer thuis bent gekomen in je geestelijke wereld, worden samen met je begeleiders de gebeurtenissen van het afgelopen bestaan begripvol en liefdevol besproken; daardoor worden zij verwerkt tot levenservaringen, die je persoonlijkheid vormen. Daarna wordt overlegd wat de volgende stappen zijn die op je levensweg moeten worden gezet om je geestelijke groei te bevorderen.
Op dat nieuwe levensplan afgaande, wordt bezien in welke tijd, in welk land en bij welke ouders de omstandigheden daarvoor het gunstigst zijn. Het is vervolgens de geest zelf die de ouders ertoe aanzet voor nageslacht te zorgen, door zich geestelijk met hen te verenigen en het verlangen naar een kindje op te wekken.
Om als volwassen geest tijdens de zwangerschap in te kunnen dalen in het kleine, zich nog ontwikkelende lichaampje, moet de geest zich inhouden en zich ook klein maken, anders overleeft het lichaampje dit niet. Daarnaast wordt de geest als het levende in het lichaam verbonden met het niet levende, de stof; ook daardoor kan de geest hier zichzelf niet meer zijn, wordt in het lichaam onbewust van zichzelf en vergeet al het voorafgaande. Zo kan een geheel nieuw begin worden gemaakt en alle komende gebeurtenissen als nieuw worden beleefd; want nieuwe ervaringen maken de meeste indruk en zijn het leerzaamst.
De reeks van wedergeboortes is te vergelijken met het doorlopen van een school, waarin de klaslokalen de tijd en plaats op aarde weergeven, waar je als mens steeds opnieuw wordt geboren.
Het Griekse woord 'skola' (school) komt van het Egyptische 'sje oel a': de eenzame, aan zichzelf overgelaten mens, zoekt naar kennis.

De nieuwe geboorte vindt plaats in een gezin. Niet alleen omdat het gezin als leefgemeenschap de afspiegeling is van de oersamenleving, die wordt gevormd door God als vader en moeder van de mensheid als hun godenkinderen; maar ook omdat in het gezin de personen dagelijks innig met elkaar samenleven en elkaars persoonlijkheid daardoor grondig leren kennen. De menselijke geest leert door eigen, persoonlijke ondervinding met het eigen gedrag en er is geen andere leefgemeenschap waar dat indringender gebeurt, dan in het gezin. In het gezin moet iedereen zijn wie hij of zij is, waardoor de leden ervan elkaars persoonlijkheidseigenschappen door en door leren kennen, wat de bedoeling van het bestaan op aarde is: het gaat om persoonlijkheidsgroei. Wat wordt geleerd is de wijze, waarop de anderen gebruik maken van hun geestelijke vermogens en hoe de persoon zelf daarmee omgaat.
Wat er daarom steeds gebeurt, is: wedergeboorte. Niet alleen komt de geest steeds weer in een lichaam op aarde, maar het wezenlijke is dat er een geboorte plaatsvindt in een gezin. Zoals gezegd is het gezin een afspiegeling van de oergemeenschap die wordt gevormd door God als vader en moeder en hun godenkinderen. De ervaring met het aardse gezin verwijst meteen in het begin al naar het uiteindelijke doel: de hereniging met God als vader en moeder in het goddelijke gezin.

terug naar de Inhoud

2. Wedergeboorte in de figuurlijke betekenis

Wedergeboorte als zelfverwerkelijking
Het woord 'wedergeboorte' wordt in sommige levensbeschouwingen ook gebruikt in de betekenis van 'zelfverwerkelijking'. Als de geest door zelfopvoeding zijn aanleg (in de vorm van de geestelijke vermogens) heeft verwerkelijkt en daardoor zelfstandig werkzaam is geworden, lijkt het ook wel alsof er een soort van 'wedergeboorte' heeft plaatsgevonden, als het verschijnen van iets nieuws; maar wat er innerlijk gebeurt, is in wezen toch een zelfverwerkelijking door een geleidelijke omvorming van zichzelf, terwijl een geboorte een gebeurtenis is, die in vrij korte tijd weliswaar een bestaande toestand geheel verandert, maar die verandering blijft beperkt tot de omgeving: vanuit de baarmoeder naar de buitenwereld.
Wat er geestelijke gebeurt bij zelfverwerkelijking is daarmee niet te vergelijken; dat is een heel geleidelijke, innerlijke omvorming van de geestesgesteldheid.

Jezus gebruikt ook het woord 'wedergeboorte' in de betekenis van een geestelijk gebeuren in Johannes 2:5-8.
Jezus antwoordde [aan Nikodemus]: "Waarachtig, ik verzeker u: niemand kan het koninkrijk van God binnengaan, tenzij hij geboren wordt uit water én geest. Wat geboren is uit een mens is menselijk en wat geboren is uit de Geest is geestelijk. Wees niet verbaasd dat ik zei dat jullie allemaal opnieuw geboren moeten worden. De wind waait waarheen hij wil; je hoort zijn geluid, maar je weet niet waar hij vandaan komt en waar hij heen gaat. Zo is het ook met iedereen die uit de Geest geboren is."
Op aarde zijn er in de mensheid allerlei verschillende 'werelden' waarin de mensen leven. Het gaat erom door geestelijke ontwikkeling je los te maken uit de verleidingen van de aardse wereld die je remmen, waardoor je geestelijk geboren kunt worden en zo je geestelijke zelfstandigheid verkrijgt - ook op de aarde al. Daardoor kom je in een 'wereld' te verkeren, die geestelijk is, samen met gelijkgestemde geestverwanten. Dat is dan al het Koninkrijk Gods op aarde.

Het Latijnse woord 're-incarnatio' betekent letterlijk: 'weer in vlees' of 'weer in lichaam'. In dit woord klinkt niets door van de wezenlijke betekenis - geboren worden in een gezin - die wel samenhangt met 'wedergeboorte'.
Bovendien is de uitdrukking: 'weer in vlees' in feite van toepassing op de toestand van bezetenheid. Daarbij komt een vreemde geest op onrechtmatige wijze weer in het vlees (lichaam) van een persoon op aarde, bij wie dat door zijn of haar geestelijke zwakte of ziek zijn, mogelijk is.

Meer over het voorkomen van wedergeboorte in de Bijbel in Vragen en Antwoorden.

terug naar de Inhoud

3. Het verhaal van Shanti Devi 1
Wikipedia Engels

Shanti Devi (11 december 1926 - 27 december 1987), bekend als Lugdi Devi (18 januari 1902 - 4 oktober 1925) in haar vermeende vorige leven, was een Indiase vrouw, die beweerde zich haar vorige leven te herinneren en het onderwerp werd van reïncarnatieonderzoek. Een commissie opgericht door de Indiase politieke leider Mahatma Gandhi steunde haar bewering, terwijl een ander rapport van onderzoeker Bal Chand Nahata het betwistte. Vervolgens interviewden verschillende andere onderzoekers haar en publiceerden artikelen en boeken over haar.

Reïncarnatie als stelling
Shanti Devi werd geboren in Delhi, India.[1] Als jong meisje begon ze te beweren dat ze zich details van een vorig leven herinnerde. Volgens deze verslagen vertelde ze, toen ze ongeveer vier jaar oud was, haar ouders dat haar echte huis in Mathura was, waar haar man woonde, ongeveer 145 km van haar huis in Delhi.
Ontmoedigd door haar ouders, vluchtte ze op zesjarige leeftijd van huis en probeerde Mathura te bereiken. Thuis verklaarde ze ondubbelzinnig op school dat ze getrouwd was en tien dagen na de geboorte van een kind was overleden. Tijdens een vraaggesprek met haar leraar en directeur, gebruikte ze woorden uit het Mathura-dialect en onthulde ze de naam van haar vroegere echtgenoot, de koopman 'Kedarnath Chaube'.
De directeur slaagde erin een koopman met de naam Kedar Nath in Mathura te vinden die zijn vrouw, Lugdi Devi, zeven jaar eerder had verloren, tien dagen nadat zij een zoon had gebaard. Kedar Nath reisde naar Delhi en deed zich voor als zijn broer, maar Shanti Devi herkende hem en Lugdi Devi's zoon onmiddellijk. Omdat ze verschillende details van het leven van Kedar Nath met zijn vrouw kende, was hij er al snel van overtuigd dat Shanti Devi inderdaad de reïncarnatie van Lugdi Devi was.[2]

Onderzoek
De zaak werd onder de aandacht gebracht van Mahatma Gandhi, die een commissie instelde om dit te onderzoeken. De commissie reisde met Shanti Devi naar Mathura en arriveerde op 15 november 1935. Daar herkende ze verschillende familieleden, waaronder de grootvader van Lugdi Devi. Ze kwam erachter dat Kedar Nath een aantal beloften had nagelaten te doen die hij aan Lugdi Devi op haar sterfbed had gedaan. Daarna reisde ze naar huis met haar ouders. Het rapport van de commissie, gepubliceerd in 1936, concludeerde dat Shanti Devi inderdaad de reïncarnatie van Lugdi Devi was.[2]
Er werden destijds nog twee rapporten geschreven. Het rapport van Bal Chand Nahata werd gepubliceerd als een Hindi-boekje onder de naam Punarjanma Ki Paryalochana. Daarin verklaarde hij dat "welk materiaal dat voor ons ook is voorgekomen, ons niet garandeert om te concluderen, dat Shanti Devi herinneringen aan een eerder leven uit het verleden heeft of dat deze zaak reïncarnatie bewijst".[1] Dit argument werd betwist door Indra Sen, een toegewijde van Sri Aurobindo, in een artikel later.[1] Een ander rapport, gebaseerd op interviews in 1936, werd in 1952 gepubliceerd en ter beschikking gesteld van parapsychologen.[1]

Later leven
Shanti Devi trouwde niet. Ze vertelde haar verhaal opnieuw aan het einde van de jaren 1950, en opnieuw in 1986 toen ze werd geïnterviewd door Ian Stevenson en K.S. Rawat. In dit interview vertelde ze ook over haar bijna-doodervaringen toen Lugdi Devi stierf.[1] Rawat zette zijn onderzoek in 1987 voort en het laatste interview vond plaats slechts vier dagen voor haar dood op 27 december 1987.[3]

Verder lezen
- Sture Lönnerstrand, Shanti Devi: En berättelse om reïncarnatie. Täby: Larson, 1994. ISBN 91-514-0277-7 Vertaald in het Engels Zoals ik eerder heb geleefd: het ware verhaal van de reïncarnatie van Shanti Devi. Huntsville, Arkansas: Ozark Mountain Publishers, 1998.
- Patrice Van Eersel, "L'incroyable histoire de Shanti Devi." In Enquête over reïncarnatie. Albin Michel, 2009. ISBN-nummer 2226191208
- K.S. Ravat en T. Rivas. Reïncarnatie als een wetenschappelijk concept: wetenschappelijk bewijs voor het verleden. White Crow Books, 2021. ISBN-nummer 1786771276

Referenties
^ a b c d e K. S. Rawat; T. Rivas (juli 2005), "The Life Beyond: Through the eyes of Children who Claim to Remember Previous Lives", The Journal of Religion and Psychical Research, 28 (3): 126–136, gearchiveerd van het origineel op 2012-05-25
^ a b L. D. Gupta, N. R. Sharma, T.C. Mathur, An Inquiry into the Case of Shanti Devi, International Aryan League, Delhi, 1936. Uittreksel in "Born Again the Year After She Died", The American Weekly, 12 december 1937. Gereproduceerd in John Helen Manas, Metempsychosis: Reincarnation: Pilgrimage of the soul through matter (Pythagorean Society, 1941)
"Na het leven dood: feit of fictie". Zondagspost (Kathmandu Post). 14 april 2002.

Zie ook het uitgebreide artikel over reïncarnatie in de Engelse Wikipedia:
https://en.wikipedia.org/wiki/Reincarnation#Reincarnation_research<

terug naar de Inhoud

4. Het verhaal van Shanti Devi 2 uit Quora
Gepost door Legendary Pragyandeep, 25-05-2025
Shanti Devi, een dame die geleerden en critici, niet alleen uit India, maar van de hele wereld, aan het denken heeft gezet. Shanti Devi werd geboren op 11 december 1926 in Delhi. Hoewel ze drie jaar lang niet kon praten, begon ze vanaf haar vierde te beweren dat het huis waarin ze woonde niet haar echte huis was. Haar echte huis staat in Mathura, 160 km van Delhi. De zaak is hier niet afgelopen. Shanti Devi vertelde haar ouders ook over haar man en kind uit haar vorige leven. Kan iemand zo diepzinnig over hun vorige leven praten? Shanti Devi had gezegd dat haar man, die in Mathura woont, een stoffenwinkel had.

Foto: Shanti Devi in 1935

Ze begon zichzelf "Chaubin" te noemen, wat betekent: de vrouw van Chaubey, en niet alleen dat, ze zei ook dat ze een kind had dat tien dagen na de geboorte stierf. Als een vierjarig kind je zulke dingen vertelt, negeer je het over het algemeen. Hetzelfde gebeurde met Shanti Devi, maar als een vierjarig meisje je steeds hetzelfde blijft vertellen, kun je haar dan negeren? Ze vertelde elke dag een paar gebeurtenissen uit haar verleden. Soms, tijdens het eten, zei ze dat er in hun huis in Mathura verschillende soorten snoep werden gemaakt.
Soms, wanneer haar moeder haar aankleedde, vertelde ze over haar favoriete jurken uit haar vorige leven. Bovendien vertelde ze ook drie unieke eigenschappen van haar man. Ze zei dat haar man uit haar vorige leven blond was. Hij had een grote vlek op zijn linkerwang en droeg een bril. Dit kan allemaal toeval zijn, maar wat ze vervolgens zei, is nog overtuigender.

Ze vertelde dat de kledingwinkel van haar vorige echtgenoot in Mathura zich tegenover de Dwarkadhish-tempel bevindt. Ongeveer twee jaar lang zei ze zulke dingen, wat haar ouders ongerust maakte. Ze vroegen zich af hoe een klein meisje over zoveel details en zulke specifieke gebeurtenissen kon vertellen. Omdat Shanti Devi al sinds haar kindertijd zulke beweringen deed, dacht haar schoolhoofd dat hij naar Mathura zou gaan om de waarheid te achterhalen. En inderdaad, in Mathura trof hij een zakenman aan wiens vrouw Lugdi Devi tien dagen na de geboorte van een kind negen jaar geleden was overleden. En niet alleen dat, die zakenman had alle drie de unieke eigenschappen die Shanti Devi beweerde. Nadat hij al deze feiten met eigen ogen had gezien, dacht het schoolhoofd dat hij Kedarnath Choubey en Shanti Devi aan elkaar zou voorstellen, maar er zat ook een kleine wending in.

Kedarnath ging Shanti Devi ontmoeten als zijn oudere broer, maar Shanti Devi doet niet onder voor wie dan ook. Ze herkende Kedarnath niet alleen, maar ook zijn zoon Navneetlal, die met hem mee was gekomen. Nadat ze haar echtgenoot en zoon uit een vorig leven had ontmoet, vertelde Shanti Devi alles over de gebeurtenissen, van de geboorte van het kind tot hun dood. Daarbij deed ze een gedetailleerd verslag van alle operaties die ze na haar dood had ondergaan. Iedereen was geschokt toen ze dit allemaal hoorde: hoe kan zo'n klein meisje zulke ingewikkelde operaties en procedures zo gedetailleerd beschrijven?
Om er helemaal zeker van te zijn, overwoog Kedarnath Chaubey om alleen met Shanti Devi te praten. Onder vier ogen vroeg Kedarnath aan Shanti Devi dat ze in haar vorige leven artritis had gehad, waardoor ze niet veel kon zitten of staan omdat haar gewrichten erg zwak waren geworden. Hoe was ze dan zwanger geraakt ondanks deze ziekte? Hierop beschreef Shanti Devi de hele relatie tussen Kedarnath en haar. Daarna vroeg ze Kedarnath ook waarom Kedarnath een tweede keer trouwde, terwijl Kedarnath en Shanti Devi hadden besloten dat ze nooit meer zouden trouwen. Nadat hij dit had gehoord, was Kedarnath er zeker van dat Shanti Devi zijn overleden vrouw Lugdi Devi was.

Het verhaal van Shanti Devi werd zo bekend, dat alle media en veel onderzoekers erover wilden berichten. Het was de tijd van de jaren 30, toen India al vocht voor vrijheid. Dit was goed nieuws, goed te midden van al het andere negatieve nieuws, en het verspreidde zich razendsnel en bereikte de oren van Mahatma Gandhi. Net als anderen was zelfs Gandhi nieuwsgierig om deze vrouw te ontmoeten.
Hij ontmoette Shanti Devi en na een gesprek met haar stelde hij een commissie van vijftien mensen samen om dit reïncarnatieverhaal te bewijzen. Er zaten veel nationale leiders, mediamensen en invloedrijke mensen in deze commissie van vijftien personen. Nu was dit nationaal nieuws geworden en het hele land volgde dit nieuws aandachtig. Deze vijftien mensen brachten Shanti Devi op 15 november 1935 naar Mathura.

Zodra ze op het station aankwam, herkende Shanti Devi meteen een onbekende man en zei dat hij haar zwager was. Iedereen in de commissie was verbaasd, want die man was inderdaad Baburam Choubey, de oudere broer van Kedarnath Choubey. Hierna vertelde Shanti Devi een Tonga-chauffeur de weg naar haar huis, uit haar eigen herinnering en daarbij vertelde ze ook welke nieuwe veranderingen daar hadden plaatsgevonden. En werkelijk, dit klopte allemaal. Zodra ze haar huis bereikte, raakte ze de voeten aan van een oude man uit de menigte. Die oude man was niemand minder dan Lugdi Devi's schoonvader.
Om haar op de proef te stellen, werd haar gevraagd waar 'jajru' is? Waarop ze terecht naar het toilet wees. Tegelijkertijd werd haar gevraagd wat 'katora' betekent. Daarop antwoordde ze dat 'katora een soort paratha is'. Paratha is een populair ongezuurd platbrood in India. Dit zijn niet zomaar twee woorden, want deze twee woorden werden alleen gebruikt door de Chaubis-familie in Mathura.

Toen Shanti Devi bij het huis aankwam, vertelde ze niet alleen deze dingen. Ze vertelde ook over de put waarin ze in haar vorige leven baadde en tegelijkertijd vertelde ze de commissie over een plek op de tweede verdieping. Een plek waar Lugdi Devi wat geld had bewaard. Toen de commissie die plek bereikte, zagen ze daar wel een bloempot, maar geen geld. Toen ze dit zag, was Shanti Devi behoorlijk geschokt, want ze was er zeker van dat ze het geld daar had bewaard.
Ze drongen erop aan dat de commissie daar zorgvuldig naar het geld zou zoeken, waarna Kedar Nath Choubey bekende dat hij na de dood van Lugdi Devi al het geld daar had weggehaald. Nadat ze zulke schokkende gebeurtenissen met eigen ogen hadden gezien, concludeerde de commissie dat Shanti Devi de reïncarnatie van Lugdi Devi was. Na de publicatie van het rapport van de commissie kreeg dit verhaal wereldwijd aandacht. Veel parapsychologen en wetenschappers begonnen het te bestuderen, veel mensen steunden het en veel critici verwierpen het.

Een van die onderzoekers, Eian Stepinson, een van de belangrijkste autoriteiten op het gebied van reïncarnatieonderzoek, zei dat Shanti Devi's verhaal absoluut waar is en dat het vrijwel onmogelijk is om zulke dingen zo gedetailleerd te vertellen, en dat niemand dat tot op heden had gedaan. Toen criticus Steurel Loner Strand het verhaal van Shanti Devi hoorde, verklaarde hij het vals, maar na grondig en gedegen onderzoek zei hij, dat dit verhaal inderdaad volledig waar is en bewijst dat het reïncarnatieverhaal bestaat.

terug naar de Inhoud

5. Wetenschappers over reïncarnatie

Dr. Ian Stevenson, psychiater, University of Virginia, School of Medicine
Beschreef 3000 onderzochte gevallen van herinneringen aan vorige levens.
Boek: 'Reincarnation and Biology', 1997, 2268 pag.
A Contribution to the Etiology of Birthmarks and Birthdefects
225 gevallen van kinderen die zich hun vorige leven herinnerden, met fysieke afwijkingen die met dat vorige leven samenhingen.

Video: Dr. Ian Stevenson; Real-Life Stories of Reincarnation
https://youtu.be/DJ20LRk_eWk?si=SaoqyYyzBNeDt7ey

Video: Dr. Raymond Moody, on the 'Cycle of Reincarnation & Past Life Memories'
Raymond Moody onderzocht niet alleen bijna-doodervaringen, maar ook gevallen van reïncarnatie
https://youtu.be/rjh0WDie_6s?si=SUgYXeKIh-Iny_1i

Er is wetenschappelijk onderzoek gedaan naar het voorkomen van reïncarnatie, hoewel dit onderzoek zich op het grensvlak bevindt van psychologie, antropologie, parapsychologie en religiestudies. Het meest bekende en omvangrijke werk is verricht door dr. Ian Stevenson (1918–2007), een Canadese psychiater verbonden aan de Universiteit van Virginia. Hij onderzocht meer dan 2.500 gevallen van kinderen die beweerden herinneringen te hebben aan vorige levens. (Bron: ChatGPT4)

Hieronder volgt een wetenschappelijke bespreking van dit onderzoeksgebied, verdeeld in relevante onderdelen, met een nuchtere beoordeling van de bevindingen, methodologie en de kritiek hierop.

1. Inleiding: Reïncarnatie als onderwerp van wetenschappelijk onderzoek
Reïncarnatie is het geloof of de hypothese dat een deel van de menselijke persoonlijkheid (ziel, bewustzijn, geheugen) na de dood in een ander lichaam wedergeboren wordt. Het is een kernbegrip in religieuze tradities als het hindoeïsme, boeddhisme, jaïnisme en sommige vormen van esoterische of spiritistische stromingen (antroposofie, rozenkruizers). In de westerse wetenschap wordt reïncarnatie overwegend als een niet-empirisch concept beschouwd. Toch zijn er enkele onderzoekers geweest die geprobeerd hebben dit fenomeen systematisch te onderzoeken.

2. Het onderzoek van Ian Stevenson

2.1 Methodologie
Stevenson concentreerde zich op jonge kinderen (meestal tussen 2 en 7 jaar oud) die spontaan uitspraken deden over een vorig leven. Zijn methode was voornamelijk kwalitatief en bestond uit:
- Gedetailleerde interviews met het kind en familieleden.
- Verificatie van beweringen over het vorige leven.
- Bezoek aan locaties die het kind beweerde te kennen.
- Documentatie van lichamelijke kenmerken zoals geboortevlekken of misvormingen die overeenkwamen met verwondingen van de vorige persoon.

Stevenson hanteerde een streng protocol waarbij hij probeerde suggestie, misleiding, cultureel leren en fantasie zoveel mogelijk uit te sluiten.

2.2 Belangrijkste publicaties
- Twenty Cases Suggestive of Reincarnation (1974)
- Reincarnation and Biology (1997), een tweedelig werk van meer dan 2.000 pagina's
- Diverse artikelen in parapsychologische en psychologische tijdschriften

2.3 Belangrijke bevindingen
- In veel gevallen werden de beweringen van kinderen bevestigd door familieleden van de overleden persoon.
- Sommige kinderen vertoonden gedragingen of voorkeuren die overeenkwamen met het vorige leven.
- In meer dan 200 gevallen vond Stevenson geboortevlekken of -afwijkingen die overeenkwamen met verwondingen of littekens van de overledene.

3. Wetenschappelijke beoordeling

3.1 Positieve aspecten
- Systematische aanpak: Stevenson werkte methodisch, met uitgebreide interviews, documentatie en verificatie.
- Transcultureel: hij onderzocht gevallen over de hele wereld (India, Sri Lanka, Libanon, Turkije, Afrika, de VS), waardoor cultureel bepaalde verklaringen minder plausibel werden.
- Lichamelijk bewijs: de combinatie van gedragsdata en lichamelijke kenmerken was een uniek aspect van zijn werk.

3.2 Kritiekpunten
- Gebrek aan controleerbaarheid: de meeste gegevens zijn kwalitatief en vaak afhankelijk van mondelinge overlevering.
- Culturele beïnvloeding: in culturen waar reïncarnatie een algemeen geloof is, is het moeilijk om het effect van sociale suggestie uit te sluiten.
- Confirmation bias: Stevenson werd verweten selectief te werk te gaan door vooral gevallen te publiceren die zijn hypothese ondersteunden.
- Ontbreken van een werkend mechanisme: er is geen bekende fysisch-chemische of biologische basis voor de overdracht van herinneringen of kenmerken van een overleden persoon naar een levend kind.

4. Latere onderzoeken

4.1 Jim Tucker (Universiteit van Virginia)
Tucker is de opvolger van Stevenson en richtte zich vooral op Amerikaanse gevallen. In zijn boek 'Life Before Life' (2005) beschrijft hij westerse kinderen die herinneringen aan vorige levens zouden hebben. Tucker probeerde ook neurowetenschappelijke modellen te koppelen aan het bewustzijn.

4.2 Andere onderzoekers
- Satwant Pasricha (India): werkte samen met Stevenson en onderzocht honderden gevallen in India.
- Erlendur Haraldsson (IJsland): onderzocht spiritistische mediums en kinderen met herinneringen aan vorige levens, vooral in Libanon en Sri Lanka.

5. Voorbeelden van onderzochte gevallen

5.1 Shanti Devi (India)
Misschien het bekendste geval. In de jaren 1930 beweerde het meisje Shanti Devi dat zij een vrouw uit Mathura was geweest, met gedetailleerde herinneringen aan haar leven, familie, en dood. Een onderzoeksteam onder leiding van een voormalige rechter verifieerde veel van haar claims.

5.2 James Leininger (VS)
Een Amerikaans jongetje met gedetailleerde herinneringen aan een leven als gevechtspiloot in de Tweede Wereldoorlog. Zijn verhaal werd breed bekend in de media en door Jim Tucker onderzocht. Kritiek op deze casus draait onder meer om de rol van de ouders in het aanmoedigen van de herinneringen.

6. Theoretische verklaringen

6.1 Reïncarnatiehypothese
De meest directe verklaring is dat het bewustzijn daadwerkelijk overleeft na de dood en zich in een nieuw lichaam manifesteert. Dit veronderstelt een dualistische metafysica waarin bewustzijn losstaat van het brein.

6.2 Alternatieve verklaringen
- Cryptomnesie: onbewuste herinnering van informatie die ooit is gehoord, gelezen of gezien.
- Cultureel leren: informatie die (vaak onopgemerkt) van ouders of omgeving is overgenomen.
- Telepathie of collectief onbewuste: parapsychologische hypothesen waarbij het kind op onverklaarbare wijze toegang krijgt tot informatie.
- Toeval en creativiteit: kinderen hebben rijke fantasieën en het menselijke brein is geneigd om patronen te zoeken.

7. Epistemologische reflectie
De vraag of reïncarnatie voorkomt, raakt aan de grenzen van empirische wetenschap. Klassieke wetenschap vereist herhaalbaarheid en falsifieerbaarheid. Reïncarnatiecasussen zijn per definitie uniek en retrospectief; ze kunnen niet in gecontroleerde laboratoriumsituaties worden gerepliceerd. Hierdoor beschouwen de meeste wetenschappers reïncarnatie niet als een empirisch toetsbare hypothese, maar als een filosofische of metafysische kwestie.
De parapsychologie probeert deze grens op te rekken, maar blijft een omstreden discipline. Tegelijkertijd roept het feit dat duizenden kinderen in diverse culturen soortgelijke verhalen vertellen vragen op, die nog niet bevredigend zijn beantwoord binnen het standaard wetenschappelijke paradigma.

8. Conclusie
Er is wel degelijk wetenschappelijk onderzoek gedaan naar het voorkomen van reïncarnatie, met name door Ian Stevenson en zijn opvolgers. Zij verzamelden duizenden casussen van kinderen die beweerden vorige levens te herinneren. Sommige van deze gevallen zijn opmerkelijk en moeilijk te verklaren met louter psychologische of culturele factoren. Toch is het bewijs voor reïncarnatie niet sluitend in empirisch-wetenschappelijke zin. Het blijft grotendeels gebaseerd op indirecte en anekdotische gegevens.

De vraag naar reïncarnatie raakt aan fundamentele kwesties over bewustzijn, persoonlijke identiteit, en de grenzen van de dood. Of men openstaat voor reïncarnatie hangt vaak samen met metafysische overtuigingen over de aard van de werkelijkheid. Wetenschappelijk gezien kunnen deze gevallen beschouwd worden als interessante fenomenen die nader onderzoek verdienen, maar ze vormen geen sluitend bewijs voor het werkelijk bestaan van reïncarnatie.

terug naar de Inhoud

6. Reïncarnatie en het vroege christendom
(Bron: Theosophical University Press Agency, Vragen en antwoorden)

Reïncarnatie en het vroege christendom
De leer van reïncarnatie werd in de voorchristelijke tijd algemeen onderwezen en geaccepteerd, maar werd na de eerste eeuwen van het christendom verworpen. Waarom gebeurde dat en wanneer?

Het werd niet langer geloofd omdat de christelijke theologie, tijdens de eerste drie, vier of vijf eeuwen van haar ontwikkeling, tot de ontdekking kwam, dat de leer van wederbelichaming, met haar bijbehorende leer van rechtvaardige vergelding en compensatie (karma), niet overeenkwam met haar eigen leer over de 'verlossing' door 'het bloed van het lam', naast berouw, ongeacht hoe ernstig iemands 'zonden' misschien ook zijn. De leer van wederbelichaming raakte daardoor geleidelijk in vergetelheid en mensen gingen daarna denken dat ze konden worden 'verlost' door te geloven in Jezus als de 'enige zoon van God, die door de almachtige God naar de wereld was gezonden om voor onze zonden te sterven; en, als we in Hem geloven en berouw hebben, zullen we het eeuwige leven deelachtig worden, omdat we in Zijn bloed zullen zijn gewassen' - dat wil zeggen, onze ziel [geest], naar ik veronderstel!

Origenes' leer
De leer, in de vorm van een vóórbestaan zoals die door de grote kerkvader Origenes werd onderricht, werd formeel 'anathema' (onjuist) verklaard en veroordeeld op een 'Huis-Synode' - wat een andere term is voor een klein concilie - die onder de kerkvoogd Mennas in Constantinopel werd gehouden op een tijdstip door geleerden vastgesteld tussen 538 en 543 (het juiste jaar is niet zeker), in verband met de theologische en andere geschilpunten over de leringen van Origenes, de grote Alexandrijnse kerkvader, die de westerse, christelijke kerk bijna tweehonderd jaar of langer, hadden beïnvloed. De bijzondere geschilpunten die met zijn leer samenhingen, worden de 'Origenistische strijd' genoemd.
In de leringen van Origenes lag de gedachte besloten dat het hele heelal leeft, dat zelfs de sterren levende schepselen zijn die een ziel [geest] hebben en daarom bij morele verantwoordelijkheden zijn betrokken; en verder dat belichaamde zielen [geesten] zowel een vóórbestaan als een nábestaan moeten hebben, vóór dit leven en na de dood, en dat mensen daarom zelf verantwoordelijk zijn voor hun gevoelens, gedachten en daden [de geestelijke vermogens voelen, denken en willen].

Justinianus*
Zoals zojuist gezegd was dit een van de leringen van Origenes, die op de Huis-Synode onder de kerkvoogd Mennas, formeel werd veroordeeld, 'anathema': tot ketterij verklaard; en toen dit verbod en deze veroordeling werden herhaald en bevestigd op het Vijfde Algemene Concilie, ook in Constantinopel (II) gehouden in 553 onder keizer Justinianus en de sterke arm van de kerk het anathema kracht bijzette, gesteund door de even grote invloed van Justinianus, werd de leer van voorbestaan en van wederbelichaming eerst als ketterij verdacht gemaakt en raakte ze tenslotte na enige tijd in vergetelheid.

Verwerping van Origenes' leer
Men kan niet zeggen dat de volledige theosofische leer van reïncarnatie, dat wil zeggen de technische leer zoals de theosofie die voorstaat, op deze twee concilies van Constantinopel werd veroordeeld en anathema verklaard: het was de speciale vorm van de stelling die Origenes uiteenzette in zijn leer van voorbestaan [van de menselijke geest] en van morele verantwoordelijkheid die daaruit voortvloeit, die werd verboden en ketters verklaard. Zijn leer is in veel opzichten gelijk aan onze volledige leer van reïncarnatie; maar het is niet precies de theosofische leer, omdat de vorm van Origenes onvolledig is. Maak niet de vergissing dit subtiele onderscheid te negeren want, doet men dat, dan zal men op een dag misschien door een slimme haarklover worden betrapt, en in verwarring raken over wat per slot van rekening slechts woorden zijn.

Origenes onderwees ongetwijfeld zijn eigen vorm van de leer van voorbestaan, namelijk dat de ziel [geest] vóór de geboorte al heeft geleefd en dat ze telkens weer zal bestaan en zich in verschillende volkeren van de wereld zal belichamen, en dus, zoals hij zei, de ene keer een Egyptenaar zal zijn, een andere keer een Jood, enz. Maar Origenes onderwees de leer vanuit zijn eigen bijzondere of liever individuele standpunt en probeerde haar te verbinden met de toen nog halfgeformuleerde theologische leringen. Vandaar dat hij niet de volledige, complete leer van reïncarnatie onderwees zoals de theosofie dat nu doet.
Als we dus zonder meer zeggen, zonder enig voorbehoud, dat de twee concilies die in Constantinopel in 538-543 (I) en in 553 (II) werden gehouden, de theosofische leer van reïncarnatie veroordeelde en anathema en ketters verklaarde, is dat riskant omdat het in de eerste plaats onvolledig en dus onjuist is en in de tweede plaats niet correct, want alleen de vorm die Origenes eraan gaf, werd veroordeeld. Deze vorm is gedeeltelijk juist, maar toch niet juist uiteengezet.

Neo-platonisme
Het lijdt geen twijfel dat de volledige theosofische leer van wederbelichaming veroordeeld zou zijn en met nog meer kracht en afschuw anathema zou zijn verklaard, dan de omklede vorm die Origenes eraan gaf. Tenslotte zou ik hieraan willen toevoegen, als een bewijs dat de geestelijke krachten in de wereld voortdurend aan het werk zijn, dat ongeveer in de tijd waarop deze twee concilies de leer van Origenes over voorbestaan en wederbelichaming veroordeelden, een nieuwe en veel geestelijker stroom van theologisch onderricht, gebaseerd op neopythagorische en neoplatonische leringen op ruime schaal ingang vond in de christelijke kerk van toen. Deze nieuwe stroming kreeg zijn gekristalliseerde en literaire vorm in de geschriften van de Pseudo-Dionysius de Areopagiet, beïnvloedde de hele latere christelijke theologie enorm en wijzigde en vergeestelijkte haar in hoge mate.

Is er iets opgetekend waaruit blijkt dat Jezus zelf de leer van reïncarnatie onderrichtte?

Ik geloof niet dat er iets is opgetekend behalve in de evangeliën zelf, in vage toespelingen van zuiver mystieke aard, zoals de vraag van Nicodemus; en ook nog de uitspraak: "Dit is Elias die zou komen"; en men moet niet vergeten dat de Farizeeërs van Judea uit de tijd waarin Jezus is verschenen de leer van reïncarnatie, in een of andere vorm, heel goed kenden en accepteerden. Ze was toen evenals in de wereld van vandaag algemeen bekend en aanvaard, zelfs in veel ruimere mate dan nu. Men zou, denk ik, verbaasd zijn te ontdekken hoe algemeen de leer in onze tijd vanzelfsprekend wordt gevonden. Ze wordt niet langer beschouwd als een vreemde of eigenaardige leer. Ze zit 'in de lucht'. Tienduizenden mensen aanvaarden haar openlijk en grote aantallen anderen aanvaarden haar stilzwijgend, maar praten er niet over omdat ze haar niet begrijpen; en zo was het ook onder de Farizeeërs en anderen.

Hoe zit het met de aan Jezus gestelde vraag: "Wie heeft gezondigd, deze mens of zijn ouders, dat hij blind werd geboren?" (Johannes 9:1-14)
Ja, er zijn vier of vijf van zulke toespelingen, maar dat zijn geen rechtstreekse en specifieke uitspraken. Maar als de vraag luidt: "Onderwees Jezus Christus reïncarnatie?" dan is het juiste antwoord: ik ben er volkomen van overtuigd dat hij dat deed, want het was zo'n veel voorkomende leer en in zijn tijd door de beste denkers zo algemeen aanvaard dat, als hij haar niet op zijn minst accepteerde, hij zou zijn beschouwd als iemand met een gering inzicht en misschien met geringe ontwikkeling. Maar er bestaat absoluut geen authentieke optekening dat hij haar verkondigde. De evangeliën zelf zijn geschreven door mannen die zo'n vijftig tot tweehonderdenvijftig jaar na de dood van Jezus leefden.
Reïncarnatie was ook een van de meest voorkomende leringen in het Romeinse Rijk, dat praktisch de hele toenmalige beschaafde Europese wereld omvatte, buiten Parthië en het oosten. Het Romeinse Rijk omvatte praktisch geheel Klein-Azië, Egypte, Italië, Griekenland, Gallië, Spanje, een deel van Duitsland, het grootste deel van Brittannië en gedeelten van Ierland. Alle Germaanse volkeren geloofden erin; alle Keltische volkeren accepteerden haar als vanzelfsprekend. Het was een van de Druïdische leringen. Het behoorde als 'geestelijke bagage' tot de intellectuele opvattingen van die tijd.

*Justinianus I (482-565) was niet alleen keizer, maar ook kerkleider. Met een edict stelde hij in dat een mens maar één leven op aarde meemaakte en dat alleen de kerk de bemiddellaar was tussen de aarde en de hemel. Buiten de kerk was er geen heil. In het jaar 543 op het concilie van Constantinopel I werd onder zijn leiding besloten dat er niet meer over reïncarnatie zou worden gesproken door Origenes af te wijzen. Paus Vigilius protesteerde hiertegen en wilde dit besluit niet ondertekenen. Maar hij werd door Justinianus onder druk gezet en tien jaar later, op 8 december 553 tijdens Constantinopel II zwichtte hij en tekende dit besluit. Daardoor raakte in de eeuwen daarna het begrip reïncarnatie in vergetelheid.

terug naar de Inhoud

7. Reïncarnatie en het mystieke jodendom
Gilgul - Zielsverhuizing in de Kabbala
(Bron: Wikipedia Engels)

Gilgul (ook Gilgul neshamot of Gilgulei HaNeshamot; Hebr. גלגול הנשמות , meervoud: גלגולים Gilgulim; niet te verwarren met Gilgal) is een concept van reïncarnatie of 'zielsverhuizing'[1] in kabbalistische esoterische mystiek. In het Hebreeuws betekent het woord gilgul 'wiel' en neshamot is het meervoud voor 'zielen'. Zielen worden gezien als zelfstandigheden, die door levens of incarnaties voortbewegen en in de loop van de tijd aan verschillende menselijke lichamen zijn gehecht. Met welk lichaam ze zich verbinden, hangt af van hun specifieke taak in de fysieke wereld [karma], spirituele niveaus van de lichamen van voorgangers, enzovoort. Het concept heeft betrekking op de bredere processen van de geschiedenis in Kabbalah, met kosmische Tikkun (Messiaanse rectificatie), en de historische dynamiek van oplopende lichten en dalende schepen van generatie op generatie.
De esoterische verklaringen van gilgul werden in de 16e eeuw door Isaac Luria in de Joodse mystiek verwoord, als onderdeel van het metafysische doel van de schepping.

Geschiedenis in het Joodse denken
Reïncarnatie is een esoterisch geloof binnen vele stromingen van het moderne jodendom, maar is geen essentieel onderwerp van het traditionele jodendom. Het wordt niet genoemd in klassieke bronnen zoals de Hebreeuwse Bijbel, de klassieke rabbijnse werken (Mishna en Talmoed), of de 13 geloofsprincipes van Maimonides. Kabbalah leert echter een geloof in gilgul; daarom is het geloof universeel in het chassidische jodendom, dat de kabbalah als heilig en gezaghebbend beschouwt.

Aanhangers
Rabbijnen die geloofden in het idee van reïncarnatie zijn onder meer, uit de middeleeuwen, de mystieke leiders Nahmanides en Bahya ben Asher; uit de 16e eeuw Levi ibn Habib, en uit de mystieke school van Safed, Solomon Alkabetz, Isaac Luria en zijn exponent Hayyim ben Joseph Vital; en uit de 18e eeuw: de stichter van het chassidische jodendom, de Baal Shem Tov, latere chassidische meesters en de Litouwse joodse orthodoxe leider en kabbalist de Vilna Gaon; en - onder anderen - uit de 19e/20e eeuw: Yosef Hayyim, auteur van de Ben Ish Hai.
Onder de bekende rabbijnen die het idee van reïncarnatie verwierpen, zijn Saadia Gaon, David Kimhi, Hasdai Crescas, Jedaiah ben Abraham Bedersi (begin 14e eeuw), Joseph Albo, Abraham ibn Daud en Leon van Modena. Onder de Geonim pleitte Hai ben Sherira met Saadia Gaon voor gilgulim.

De 16e-eeuwse mystieke renaissance in de gemeenschappelijke Safed markeerde een belangrijke ontwikkeling in het kabbalistische denken, met een aanzienlijke invloed op mystieke kringen en de Joodse spiritualiteit.[2] Het was ook de tijd dat Kabbalah het meest verspreid was.[3] In deze context leerde Isaac Luria nieuwe verklaringen voor het proces van gilgul en identificatie van de reïncarnaties van historische Joodse figuren, die Hayyim ben Joseph Vital samenstelde in zijn Shaar HaGilgulim.
Shaar haGilgulim somt mogelijke reïncarnaties op: "Iemand die seksuele relaties heeft met een dier wordt gereïncarneerd als een vleermuis, iemand die relaties heeft met een menstruerende niet-Joodse vrouw, iemand die overspel pleegt wordt gereïncarneerd als een ezel, met zijn moeder als een ezelin, met een man als een konijn of haas." Tzaddikim kunnen reïncarneren als een vis, omdat "vissen niet ritueel hoeven te worden geslacht voordat ze worden omgevormd door ze te eten."
David Roskies in The Shtetl Book noemt de volgende opvattingen: "De ziel van een tsadek wordt de ziel van een vis. De ziel van een slager die niet-kosher vlees eet, wordt de ziel van een zwarte kraai. De ziel van een oneerlijke khazn wordt de ziel van een hond. Omdat zijn gebed de Heer net zo aangenaam was als het geblaf van een hond. De ziel van een informant wordt die van een papegaai. Omdat hij zich gedroeg als een papegaai: hij sprak de verkeerde dingen op het verkeerde moment tegen de verkeerde mensen." Volgens Shaar haGilgulim kan een ziel zelfs reïncarneren in een levenloos object zoals een steen.

Referenties
1. Trachtenberg, Joshua (13 februari 2004) [Oorspronkelijk gepubliceerd 1939]. "Woldlijst van Hebreeuwse termen". Joodse magie en bijgeloof. Philadelphia: University of Pennsylvania Press (gepubliceerd in 2004). p. 333. ISBNnummer 9780812218626.
2. Horwitz, Daniel M. (2016). Een Kabbala en Joodse Mysticisme Lezer. U van Nebraska Press. p. 223. ISBN-nummer 978-0-8276-1286-0." Gedurende het grootste deel van de zestiende eeuw trok deze gemeenschap een zeer indrukwekkende reeks kabbalistische denkers aan, wiens wetenschap in overvloed was in vrijwel elk aspect van het Joodse leven. Onder hen waren Moses Cordovero, Elijah de Vidas, Eliezer Azikri en vooral Isaac Luria (1534-72), wiens ideeën de basis vormden voor een hele nieuwe kabbalistische denkschool (hoewel, zoals we zullen zien, sommige van zijn ideeën wortels hebben in eerdere Joodse traditie)"
3. Karp, Jonathan; Sutcliffe, Adam (2017). De Cambridge-geschiedenis van het jodendom: deel 7, The Early Modern World, 1500-1815. Cambridge University Press. p. 465. ISBN 978-1-108-13906-9." De belangrijkste invloeden op mystieke speculatie en praktijk in Oost-Europa kwamen echter voort uit de twee prominente 'scholen' die in de zestiende-eeuwse Safed bloeiden, die van Moses Cordovero en Isaac Luria. Het is moeilijk om de invloed die deze twee originele kabbalistische figuren hadden op de daaropvolgende geschiedenis van Kabbalah te overdrijven. Tegen het einde van de zeventiende eeuw raakten verschillende combinaties en configuraties van hun leringen stevig geworteld in Oost-Europa en begonnen ze het spirituele landschap te transformeren."

terug naar de Inhoud

8. Verslagen van persoonlijke ervaringen met wedergeboorte

a. Journalist Bas Steman werkt bijzondere ervaring uit tot een boek
De Telegraaf.nl, 18-02-2018
Door Harrie Nijen Twilhaar

Zutphen - Het klinkt eigenlijk te krankzinnig om te geloven: een televisiemaker die na een traumatische ervaring erachter komt dat hij in een vorig leven een in de Tweede Wereldoorlog gesneuvelde Britse soldaat is geweest. Toch is dat wat Bas Steman (46) uit Zutphen naar eigen zeggen overkwam. Hij schreef de roman 'Morgan, een liefde' over de bizarre geschiedenis, die volgens hem van a tot z waar is gebeurd.

Regressietherapie
"Bij het woord 'reïncarnatie' moest ik altijd meesmuilend lachen. Ik ben veel te veel scepticus om in die kolder te geloven," zegt Steman. De Gelderse televisiemaker, dichter en schrijver van onder meer de biografieën van zanger Ramses Shaffy en oud-wielrenster Leontien van Moorsel, moest zijn nuchtere oordeel 180 graden bijstellen, nadat hij werd meegezogen in een mystiek avontuur, dat zijn leven voorgoed veranderde.
Dat avontuur begon toen hij jaren geleden voor een ander boek, over leven en dood, bij wijze van proef een zogeheten regressietherapie onderging. Dat is een alternatieve geneeswijze waarbij de therapeut en de patiënt op zoek gaan naar traumatische ervaringen uit een vorig leven. "Die therapie moest me extra input leveren voor het boek waaraan ik destijds schreef."
Tegelijkertijd hoopte Steman te achterhalen waarom hij in 2005, vlak voor een parachutesprong op Texel, een vreselijke angstaanval kreeg, een ervaring die hij maar moeilijk kon plaatsen.

Herbeleving
Vooraf was hij uiterst sceptisch over het nut van regressietherapie, maar tijdens de sessie gebeurde er volgens Steman iets miraculeus. "Ik kreeg visioenen dat ik onder een parachute hing tijdens operatie Market Garden in 1944. Waar ik dat beeld vandaan haalde? Mijn gedachten tijdens die sessie op de sofa scanden mijn hoofd op beelden, gevoelens en herinneringen. Wat ik zag, bestond echt. Ik hing daar onder een parachute! Er dook zelfs een naam op: Morgan Probert, 26 jaar, geboren en opgegroeid in Wales. Het was een naam waarvan ik nog nooit had gehoord.
Tijdens die urenlange therapie kroop ik figuurlijk - maar het voelde letterlijk - in het lichaam van Morgan. Ik hing boven de Ginkelse hei bij Ede, zag de duizenden boomtoppen onder me. Ik herleefde wat Morgan had beleefd, de sprong tijdens operatie Market Garden. Ik trad helemaal buiten mezelf, raakte in een roes. Het zweet gutste van mijn voorhoofd. Ik trilde en begreep niet meer, waar ik in werkelijkheid was. Na de sessie zat ik helemaal stuk. Vier dagen lang heb ik thuis zitten janken. In mijn beleving was ik écht doodgegaan als soldaat Morgan. Als ik mijn vrienden dit verhaal had verteld, dan hadden ze me het etiket 'gestoord' opgeplakt."

Had hij het allemaal verzonnen? Of heeft er echt een Morgan geleefd die in 1944 als paratrooper boven de Ginkelse heide is gedropt? Steman wilde antwoord op die vraag en ging op onderzoek uit. Via het register van de militaire begraafplaats Airborne in Oosterbeek ontdekte hij dat er inderdaad een Engelse militair met die naam is geweest.
"Het bizarre is dat veel persoonlijke details van Morgan uit de regressietherapie één op één bleken te kloppen met de werkelijkheid," zegt Steman. "Details die de familie van Morgan zelf waren vergeten, zo begreep ik later van hen."

Intiem
Op de militaire begraafplaats in Oosterbeek trof hij het graf '15A17' van de Brit aan en met die informatie spoorde hij in Wales Glenys op, de stokoude zus van Morgan. "Met Glenys kreeg ik een bijzondere band. Voor het eerst kreeg ze uit mijn mond te horen hoe haar broer zijn laatste parachutesprong had beleefd. Ze heeft het me nooit gezegd, maar ik ben ervan overtuigd dat ze geloofde dat ik de reïncarnatie van Morgan ben. Ze zag me ook als haar broer," vertelt hij.
Glenys is inmiddels overleden, maar voor haar dood is ze nog een paar keer in Nederland geweest. Steman: "We hebben het graf van Morgan samen bezocht. Dat was zo bijzonder en intiem. Ze zal net als Morgan voor mij onuitwisbaar blijven. Deze onverklaarbare ervaring ligt ten grondslag aan mijn roman 'Morgan, een liefde', een verhaal dat me in de schoot is geworpen."

b. Herbeleving van Jezus' terechtstelling
Mijn jeugd bracht ik door in een ongodsdienstig gezin. Mijn ouders waren geen lid meer van een kerkgenootschap en wij bezochten daardoor nooit een kerk, noch werd er thuis over de Bijbel gesproken. Toch was er een Bijbel in huis, omdat mijn oma wilde, dat mijn ouders in de kerk zouden trouwen en daar hadden ze er een gekregen.
Op een zekere dag - ik denk dat ik tien jaar was - werd ik door een onzichtbare kracht naar die Bijbel geleid. Met vreugde werd ik getroffen door het eerste vers in Genesis en besloot meteen dat boek te gaan lezen. Op twaalfjarige leeftijd (Ik weet dit vanwege de Watersnood in 1953, die wij toen meemaakten) las ik over de terechtstelling van Jezus. Toen ik het las, barstte ik in tranen uit en kon niet meer ophouden met huilen. Ik werd door een diep verdriet overmand. Ik wilde niet dat iemand het zag en kroop weg achter een stoel. Steeds als ik later hierover iets las of hoorde, kwam weer dat ontroostbare verdriet in mij naar boven.

Toen ik de boeken De Levensweg en Geestkunde had geschreven, vormden zich daaromheen een aantal gespreksgroepen (25) van lezers. Daar waren ook helderzienden bij. Onafhankelijk van elkaar vertelden vier helderzienden mij dat ik tot de volgelingen van Jezus had behoord en zijn terechtstelling persoonlijk had meegemaakt. Voor mij was dat een onbetwijfelbare verklaring voor het feit, dat als ik daaraan word herinnerd, dat diepe verdriet - dat ik blijkbaar in mijn geheugen met mij meedraag - in mij weer tot leven komt. Ik ben nu wedergeboren met in mijn geheugen een herinnering aan die gebeurtenis.

Iets anders, wat voor mij als een paal boven water staat, is dat Jezus door de Romeinen aan een paal werd terechtgesteld, "zoals bij hen gebruikelijk was," volgens het ooggetuige verslag van de terechtstelling van bisschop Polykarpos (zie aldaar in Vragen en antwoorden).


terug naar de woordenlijst W






^