Viereenheid of quaterniteit


De kenmerken van de Viereenheid of Quaterniteit zijn voor iedereen duidelijk zichtbaar in Gods geestelijke en stoffelijke schepping te ontdekken; dit is om de eenvoudige reden dat God zelf viervoudig is in de vier geestelijke vermogens en in het viervoudige, goddelijke gezin, en de eigenschappen van de schepper in zijn schepping tot uiting komen.

Inhoud

1. De kosmische betekenis van
    Jezus' geboorte
2. De Bijbel
    Ezechiëls eerste en laatste visioen
3. De vier vermogens
4. Het kosmische zonnewiel
5. De Kelten en Armenië
6. Het Keltische kruis
7. Het Griekse kruis
8. Jezus als leraar van de Samaritaanse
9. Het zonnewiel op ikonen, die
    Jezus als leraar voorstellen
10. De orientaals orthodoxe kerken
11. Religieuze ordes
12. Pythagoras' tetraktys
13. De mandala
14. Het Chinese wijsheidsboek I Tjing
15. De kwadratuur van de cirkel
16. De vrijmetselarij
17. De levensboom bij Jakob Lorber
18. De levensboom bij Hildegard
19. De viereenheid in geestkunde
20. De geestgedaante en de viereenheid
21. Levensvormen en de viereenheid
22. De viervoudige magnetische kringlopen in het inwendige van de zon.

1. De kosmische betekenis van Jezus' geboorte
Volgens Rabbi Jonathan Cahn vallen Jezus' geboorte, zelfoffer, overlijden en neerdaling als heilige geest, samen met joodse feestdagen. De joodse kalender was een maankalender die begon op Nissan 1: de dag van de lente-equinox ('equinox' betekent: gelijke nacht; beter is 'dag-en-nachtevening': dag en nacht zijn evenlang. De omloop om de zon heeft vier van zulke momenten: zomer- en winterzonnewende, lente- en herfst dag-en-nachtevening).
Volgens Rabbi Cahn was Nissan 1 de dag van Jezus' geboorte: 20 maart, 6 v.Chr.

Samenvatting van de video https://youtu.be/ptlsXtTf6n0
Daarin treedt Rabbi Jonathan Cahn op in de Jim Bakker Show van 12 november 2012. Cahn legt aan de hand van een joodse benadering van het Evangelie uit, dat Jezus werd geboren op de eerste dag van het Joodse Nieuwjaar, bekend als Nissan 1, in het jaar 6 v.Chr. Hij laat een overtuigende overeenkomst zien van de betekenis van joodse feestdagen en de geboorte, het leven en werk van Jezus op aarde, zijn einde, wederopstanding en het neerdalen van Gods heilige geest op de leerlingen.

Jonathan Cahn:
"De geboorte van Jezus wordt aangekondigd in Lukas 2:7. Maar herders waren alleen in het voorjaar in de velden te vinden, vanaf eind maart tot de volgende regenperiode. De winters zijn in Israël te koud om eind december 's nachts buiten te zijn. De herders zijn in het voorjaar bij hun kudden omdat in die tijd van het jaar de ooien lammetjes krijgen en zien erop toe dat de geboorte goed verloopt. Op dát moment in het jaar werd ook Het Lam geboren, Jezus, dat 'de zonden der wereld wegneemt'. De herders kwamen daardoor bij Maria en Jozef om ook de geboorte van Gods Lam te aanschouwen.
Dat gebeurde rondom de plaats Bethlehem, want daar werden in de eerste maand, Nissan, de lammetjes geboren die bedoeld waren om te worden geofferd in de Tempel in Jezuzalem. In Exodus 12:3 staat, dat op de tiende dag van Nissan een mannelijk lam moet worden gekozen dat een jaar oud is en het moet een lam zijn 'zonder gebreken', dat een gezin vier dagen in huis moet houden. Op de tiende dag moesten ze het lam in huis nemen en op de veertiende dag moest het in Jeruzalem worden geofferd.

Jezus' leven en de joodse feestdagen
Het uitzondelijke aan het leven van Jezus is, dat alle bijzondere gebeurtenissen plaatsvonden op een joodse feestdag. De eerste joodse feestdag is Palmzondag op 10 Nissan. Exodus 12:5 zegt, dat op de veertiende dag van Nissan ieder gezin een lam moet komen offeren in Jeruzalem. Op de tiende dag, tijdens Palmzondag ging ook Jezus als het Lam van God naar Jeruzalem, naar de Tempel, het Huis van God. Wanneer Jezus overlijdt, is het de volgende joodse feestdag, Pasen, Nissan 14. En zijn wederkomst (het neerdalen van de heilige geest op de leerlingen) is op het volgende feest, Pinksteren, Shabu'ot, 50 dagen later, het feest van de oogst van de eerste vruchten van het land.
Alle bijzondere momenten in Jezus' leven gebeurden op een joodse feestdag, dus ook zijn geboorte moet op zo'n dag hebben plaatsgevonden. Het Hebreeuwse feestjaar begint met Pasen en eindigt met het feest van de Tabernakel (de Tent van samenkomst met God). Nisan 1 is het begin van het Hebreeuwse jaar. Veel mensen denken dat het Rosh Hassanah is, maar het Nissan 1. De Hebreeuwse kalender is een maankalender. Jezus stierf tijdens volle maan in het midden van Nissan.

Jezus' geboorte
Er kwamen magiërs bij Jezus, magiërs van Zoroaster uit Perzië, in het Hebreeuws de 'magim'. In Jesaja 60:1 staat: "Sta op, wees blij, want uw licht is gekomen, de glorie van God komt voor jou op. Kamelen zullen komen en schenken je goud en mirrhe. Zij brengen het goede nieuws over God." In Mattheüs 2:2 staat dat de magiërs kwamen en vroegen, waar de koning van de Hebreeën was geboren, want zij hadden in het Oosten zijn ster gezien en zij waren gekomen om hem te aanbidden.
Uit historische geschriften blijkt, dat koning Herodes in 4 voor Christus stierf. De magiërs moeten vóór die tijd in Judea zijn geweest en aan de hemel een teken hebben gezien, waardoor ze wisten dat er in Israël een koning moest zijn geboren.
In Daniël 2:48 staat dat de koning van Babylon Daniël aan het hoofd van de wijze mannen plaatste. Daniël moet in het verleden aan Persische magiërs over Jesaja hebben verteld en over de te verwachten Messias, de koning van Israël. Daniël zelf kreeg ook visioenen over de tijdperken en over de komst van Jezus, de 'Mensenzoon'.

Samenstand van planeten
In het jaar 6 v.Chr. was er aan de hemel een samenstand te zien van Jupiter en Saturnus, Venus en Mars, en Jupiter vertoonde een heen en weergaande beweging (door een drievoudige conjunctie). Jupiter is ook de planeet die voor het koningschap staat.
Volgens de Griekse astronoom/astroloog Ptolemaios is Judea verbonden met het sterrenbeeld Ram. Deze hele groep planeten ging in die tijd in de Dierenriem het sterrenbeeld Ram binnen en daardoor wisten de magiërs dat er in Judea een koning moest zijn geboren. Zo'n samenstand gebeurt maar eens in de zesduizend jaar. Nu gebeurde dit in de lente in 6 v.Chr.

Zacharias en de lente-equinox
In Lukas 1:5 staat, dat er in de tijd van Herodes een priester was met de naam Zacharias, uit de stam van Abija. Zijn vrouw Elisabeth (familie van Maria; zij zou de moeder worden van Johannes de Doper) was een van de dochters van Aäron. Zacharias zou zijn dienst voor God in de Tempel gaan vervullen. In het boek 1 Kronieken 24 staat de verdeling van de priesters. Zacharias was toen nummer acht. Er waren 24 weken te verdelen en hij kreeg door loting week acht.

Een boekrol uit de verzameling Dode Zeerollen
Wat was de datum? Het antwoord kregen we uit de Dode Zeerollen. Daarin bleek een kalender te staan voor de priesterlijke diensten. Er staat: Wanneer de zon in het oosten schijnt in het midden van de hemel, aan de voet van het hemelgewelf, van de avond tot de ochtend, in de vierde week van de zonen van Gamul, in de eerste maand van het jaar (Nissan).
Dit betekent dat de priesterdienst begint op de dag van de equinox, de lente-evening, wanneer de dag even lang duurt als de nacht. In de Talmoed staat een overeenkomstige beschrijving en bovendien staat daar wie de tempeldienst had toen de Tempel in 70 n.Chr. door de Romeinen werd verwoest. Van daaruit kan worden teruggerekend naar de tijd van Jezus' geboorte en dat leidt tot de datum:
Nissan 1 in het jaar 6 v.Chr., wat op de huidige kalender 20 maart is, de lente-equinox!
In de archieven van het Vaticaan wordt een geschrift bewaard van kerkvader Hippolytus waarin staat, dat Jezus op Nissan 1 is geboren, maar wat later is veranderd in 25 december.

De Tabernakel (Tent van samenkomst met God) is de 'inwoning' van God bij het joodse volk. In Johannes 1:14 is te lezen: "Het Woord heeft vlees aangenomen en is bij ons komen wonen," is bij ons in zijn tabernakel, in zijn tent komen wonen. Het woord 'wonen in een tent' betekent: in een lichaam wonen. Ook de joodse Tabernakel werd in negen maanden gebouwd, de tijd tussen verwekking en geboorte.
In Exodus 40:2 staat: Je moet de Tent van samenkomst oprichten op de eerste dag van de eerste maand (Niassan 1). En die Tent van Samenkomst stelde in Jezus' tijd het lichaam van Jezus voor (waarin Gods geest bij ons kwam wonen).
Zo werkte alles in de geschiedenis samen om de geboorte van Jezus betekenis te geven en zo zal ook de tweede komst van Jezus (maar 'op hemelse wolken') zeker plaatsvinden." (einde video)

Jezus als kosmisch wezen
Hier wordt de geboorte van Jezus verbonden met de lente-evening en daarmee met de omloop van de zon om de aarde, met de vier jaargetijden: opbloei van de natuur, rijping, oogst, winter en dan weer de wederopstanding in de volgende lente. Voor dit levenbrengende en levenbestendigende verschijnsel van de jaargetijden werd al een god aanbeden, Tammuz, en zijn zinnebeeld was niet alleen de T, maar ook het zonnewiel. Tammuz werd door de eerste christenen voor Jezus ingewisseld want zijn zonnewiel was een rechtstreekse uitdrukking voor de hoofdletters I en X van Jezus' Griekse namen.
Door hun kosmische betekenis in de vorm van de omloop van de zon en de daarmee samenhangende jaargetijden, met het afsterven in de winter en de wederopstandig in de lente, werden door de toenmalige nieuwe christenen Tammuz en Mithras met Jezus gelijkwaardig geacht. De oude godsdiensten hadden daardoor nog zo'n grote invloed op de eerste volgelingen van Jezus, dat de toenmalige kerkleiders besloten de geboorte van Jezus te gaan vieren op de feestdag van Mithras op 24 december. Op die dag was duidelijk zichtbaar dat het licht van de zon na de winterzonnewende weer begon toe te nemen, wat een zinnebeeld was voor de overwinning op de duisternis door Mithras. Deze Persische Mitrasgodsdienst vertoonde een taai leven en kerkleiders besloten toen een kunstgreep toe te passen en verschoven de geboorte van Jezus (20 maart) naar de feestdag van Mitras (24 december), in de hoop dat dit Mithras zou doen vergeten.
De vraag is door welke ogen zijn léérlingen naar rabbi Jezus keken, zij maakten hem immers dagelijks mee. Mensen in die tijd begrepen nog weinig van het leven op aarde vergeleken met nu en het bestaan was daardoor vol geheimzinnige gebeurtenissen en dreigend gevaar. De hemel leek echter wél betrouwbaar te zijn door vaste kringlopen van gebeurtenissen, zoals de afwisseling van de vier dagdelen en jaargetijden door de omloop van de zon.


Een zonnewiel als muurschildering in de catacomben onder Rome, waar de eerste christenen bijeenkwamen.
Die hemelse orde moest als bescherming tegen het onheil ook op aarde worden gebracht, wat gebeurde middels merktekens en amuletten. Een veel voorkomend, beschermend geluksteken was het zonnewiel ⨁ met de zon als punt in de dagdelen (zie de afbeelding uit de Romeinse catacomben). Dit gaf niet alleen de vaste orde weer van lente, zomer, herfst en winter, maar ook van plantengroei in de lente, vruchtvorming in de zomer, oogst en afsterven in de herfst, rust in de winter en de wederopstanding van de natuur in de lente... waar het leven op aarde van afhankelijk was!

Door de overeenkomst werd Jezus' sterven en zijn wederopstanding op de derde dag daarmee verbonden. Het zonnewiel werd het zinnebeeld van wat in de eerste eeuwen van het christendom in het middelpunt stond: Jezus' opstanding uit de dood!
Zijn leerlingen waren met dit teken vertrouwd, daar in het Oudhebreeuwse alfabet de 9e letter thêt deze vorm ⨂ had en de laatste letter taw deze ✛. De letters gaven ook de getallen weer en op het cijfer 9, de voltooiing volgde de 10 als een nieuw begin, de opstanding; wat ook gold voor de taw met getalswaarde 400, de 4 van de + en de honderd als de hemel.
Uit het zonnewiel, de thêt ⨂ en de taw ✛ kwam het 'Griekse', gelijkbenige kruis ✛ voort, het kruis van Jezus' opstanding en bewijs van eeuwig léven, voor zijn leerlingen na zijn overlijden dé vreugdevolle gebeurtenis, die de betekenis van zijn persoon en leer bevestigde.

Dít Griekse kruis werd door hen op alle christusikonen afgebeeld: achter zijn hoofd in zijn aureool, met daarin ✛-vormige versieringen, ook op de omslag van zijn leerboek; steeds wordt daarmee naar het eeuwige leven van zijn opstanding verwezen. Jezus houdt zijn wijs- en middelvinger omhoog, wat geestelijke leringen betekent (alleen de wijsvinger betekende: wereldse leringen).
Jezus werd door zijn volgelingen als Albeheerser en als Overwinnaar afgebeeld, als een geestelijke leraar met zijn leerboek en als navolgenswaardig voorbeeld. De gebeurtenissen die op het Laatste Avondmaal volgden, waren voor hen een verschrikking, die zij het liefst zo snel mogelijk wilden vergeten.

Hoe sterk het verband is tussen Jezus en de zon blijkt wel uit deze uitspraak van de geleerde en ziener Emanuel Swedenborg: "God is de Zon in de engellijke hemel."
(Goddelijke liefde en wijsheid, 108)

Kosmisch wezen en mensheidsleraar
In de Oudheid gold dat je de waarde van iemands leven kon kennen aan de wijze waarop die persoon aan zijn einde kwam. Daardoor werd door de leerlingen de aandacht niet op Jezus' terechtstelling, maar op zijn opstanding en overwinning van de dood gericht, en daarmee op zijn kosmische betekenis, die ook gold voor Tammuz en Mithras. Voor zijn leerlingen die Jezus drie jaar hadden meegemaakt, stond zijn léér in het middelpunt. Daardoor worden op ikonen uit de eerste eeuwen twee belangrijke kenmerken van Jezus afgebeeld: als leraar door zijn leerboek en zijn belerende gebaar, en als kosmisch wezen door afbeeldingen van het zonnewiel in allerlei viervoudige vormen, met het gelijkbenige kruis als grondslag.

Het is een kleingeestige gedachte om aan te nemen dat door een goddelijke ingreep Jezus werd geboren en daarmee iets nieuws bracht, dat het overige gedachtengoed in de mensheid ver achter zich liet en ongedaan maakte (afkeurend 'heidens' genoemd). In tegendeel, vanuit de geestelijke wereld kondigde Gods heilige geest door de joodse profeten heen meermalen zijn komst naar de aarde aan. Toen die in de mens Jezus bij de mensheid op aarde kwam wonen, behield de mens uit het verleden wat goed was, doordat kenmerken uit oude leringen in Jezus' leer werden herkend. Jezus bleek niet alleen de Tenach samen te vatten, maar verenigde ook al datgene uit andere godsdiensten in zich, die op een wijs inzicht in Gods schepping berustten. Zo werd bijvoorbeeld de Griekse filosoof Plato als een voorloper van Jezus gezien en ook andere levensbeschouwingen smolten met Jezus' leer naadloos samen in het toenmalige hermetisme.

terug naar de Inhoud

2. De Bijbel
De eerste keer dat er in de Bijbel over een viertal wordt gesproken is in Genesis 1:26-27 "En de Èlohîm zeiden: 'Laten wij mensen maken naar ons beeld, naar onze gelijkenis ...' En de Èlohîm schiepen de mens naar hun beeld; naar hun beeld schiepen zij hem; man en vrouw schiepen zij hen."
Bij de Èlohîm en hun schepping van man en vrouw is daardoor sprake van een gezin: een vietal als een man en een vrouw, die samen een zoon en een dochter scheppen.
De betekenis van het samengestelde woord 'Èlohîm' is: de goddelijke man en vrouw; terwijl de betekenis van 'jahweh' is: de goddelijke vrouw en man. Zie hiervoor 'God als man en vrouw' in het Menu.

De tweede keer dat er in de Bijbel over een viertal wordt gesproken is in Genesis 2:10. In het midden van de tuin die God heeft geplant, geschapen, laat God ook een bron opwellen om de tuin te bevloeien, een bron die zich in vier rivieren splitst.

Daarna wordt in Exodus 26 over een vierkant gesproken, als Mozes van Jahweh zelf het bouwplan van 'De tent der samenkomst', de Tabernakel, te horen krijgt. Het blijkt dan dat het heiligste of het 'heilige der heiligen', de ruimte waar de ark van het verbond moet worden geplaatst, de afmetingen van een kubus heeft: 10x10x10 el.
Jahweh wil in een kubus wonen, met vierkanten samengesteld..
In het Hebreeuws wordt zijn naam geschreven als IHWH, ה ו ה י, het vierschrift of tetragrammaton; terwijl ook de Èlohîm door het gezin als een viertal worden gekenmerkt.
Het Tabernakel, van Latijn 'tabernaculum': hut of loofhut, was bij het joodse volk de verplaatsbare Tent der Samenkomst met het heilige voorin en het allerheiligste achterin. Daarin stond de ark (kist) van het Verbond met de twee stenen tafelen met de Tien Woorden ('dabâr': woorden of richtlijnen, onjuist vertaald met 'geboden').

De afmetingen van het tabernakel
In het heiligste stond een kist en daarin twee 'bladzijden' uit een nog te schrijven boek, de Tenach, met daarnaast de Talmoed.

Exodus 37:1: 'Besaleël maakte de ark van acaciahout, 2,5 el lang, 1,5 el breed en 1,5 el hoog' (met een fout van 1% zijn dit de afmetingen van de gulden snede).

Exodus 26:31-34: "Maak een voorhangsel [...] dat vakkundig moet worden geweven, met een patroon van cherubs. Maak het met gouden krammen vast aan vier palen van acaciahout, die met goud zijn over-trokken en op vier zilveren voetstukken rusten. Bevestig het voorhangsel [...] en zet de ark met de verbondstekst erachter: het vormt de scheiding tussen het heilige en het allerheiligste."

De 'tefillien shel rosh', onderdeel van het joodse gebed, een kubusvormig doosje met vier vakjes, weergave van het heilige der heiligen, waarin vier teksten uit Ex. 13:1-10; 13:11-16; Deut. 6:4-9 en 11:13-21 op perkament. Hij wordt bevestigd met een gebedsriem met viervoudige knoop.
De tefillien zit op de plaats van het derde oog, de voorhoofdchakra.

In het bijbelboek Openbaringen wordt aan Johannes het nieuwe Jeruzalem getoond, Gods stad die uit de hemel neerdaalt. De beschrijving ervan laat zien, dat de stad de vorm heeft van een kubus:
Openbaringen 21:16 De stad was vierkant, even lang als breed. Hij [de engel] mat de stad met zijn meetstok: twaalfduizend stadie, zowel in de lengte als in de breedte en in de hoogte.
Ezechiëls eerste visioen gaat over Gods viereenheid
De naam 'Ezechiël' betekent: krachtig door God

Ezechiël zag vier hemelse wezens, die op mensen leken, maar ieder vier gezichten en vier vleugels hadden; hun voeten rustten op wielen en hun vleugels waren vol ogen. Hun gezichten waren van voren als een mens, rechts als een leeuw, links als een stier en achteraan als een adelaar: vier maal een viereenheid. Hoog boven hun hoofden zag hij een troon, met daarop een gedaante als van een mens, die glansde als wit goud en door vuur was omgeven: de stralende verschijning van God. De hemelse wezens gingen waarheen God het wilde (Hebr. 'ofan': handelen).
In de joodse esoterie worden deze wezens Ofanim genoemd en ook zijn daar de tekens van de dierenriem bekend, waarmee de vermogens samenhangen:
stier - aarde - waarnemen;
waterman (mens) - lucht - denken;
adelaar (is een ontwikkelde schorpioen) - water - voelen;
en leeuw - vuur - willen.
Gods engelen de ofanim zijn zo een uitdrukking van Gods vier geestelijke vermogens.

Het laatste, het tempelvisioen van Ezechiël, hoofdstuk 47

Het visioen
Terwijl het joodse volk - na de verwoesting van de tempel van Salomo in Jeruzalem - in de Babylonische ballingschap verblijft, wordt aan de joodse profeet Ezechiël in een visioen Gods nieuwe tempel getoond.

Afbeelding naar Jos Quak - lodebar.net

Het kenmerkende daaraan is de symmetrie en het vierkant, wat op meerdere wijzen in de plattegrond en de bouwwerken daarin, tot uitdrukking komt; en later een beekje, dat vanuit het midden van de tempel ontspringt en ten slotte een diepe rivier wordt.
Het gebouw heeft vier poorten in overeenstemming met de vier windrichtingen. Zoals alle tempels in het Midden-Oosten is de Oostpoort naar de opkomende zon gericht. De twaalf stammen van Israël zijn symmetrisch in het veld rondom Gods tempel gerangschikt, drie bij ieder van de vier poorten. De Levieten, de priesters, wonen binnen de tempel tegen de muren. In het midden ervan bevindt zich het goddelijke allerheiligste.
Deze verdeling van de twaalf stammen is te vinden in Numeri 2:2-32.

Uit een bron in het allerheiligste, middenin Gods tempel, ziet Ezechiël een waterstroompje van levend water komen, dat door de Oostpoort naar buiten stroomt. Op viervoudige wijze om de duizend el ziet hij de omvang van dit beekje toenemen tot een grote rivier. In de eerste duizend el komt het water tot aan zijn enkels, duizend el verderop tot aan zijn knieën, dan tot zijn heupen en ten slotte tot boven zijn hoofd, zodat hij er niet meer in kan staan en moet zwemmen.
In het verloop van de rivier van levend water neemt het voorkomen van allerlei levensvormen als vissen en vruchtdragende bomen langs de kant, toe; de rivier stroomt uit in de Dode zee, om het water aldaar tot leven te brengen.

Een uitleg
Ook hier wordt aan een mens, een 'man Gods', getoond, dat God door viervoudigheid wordt gekenmerkt en dat er ten opzichte van de mensheid een rangorde bestaat met God in het midden.
Een deel van die mensheid bevindt zich in een 'dode toestand', wat betekent dat zij nog ongeestelijk zijn en daardoor onbewust van hun verhouding tot God. Om hen tot leven te brengen komt God naar hen toe in de vorm van een stroom van levend water, die door ontwikkeling wordt gekenmerkt: op viervoudige wijze neemt de stroom in omvang toe en bevordert zo het leven. Tenslotte wordt ook datgene wat 'dood' is, wat nog onwetend is, tot leven gewekt, tot inzicht gebracht, door op de geest in de mens, de vonk uit Gods geest, in te werken en die zo te belevendigen en tot het eeuwige leven te ontwikkelen.

Een kenmerk van de stroom is de viervoudigheid. De gematrische betekenis (joodse getallenleer) van het getal 4 is 10, want 1+2+3+4=10. De gematrische betekenis van 10 is weer 1, want 1+0=1. Dat houdt in dat de viervoudige ontwikkeling niet alleen tot het eindpunt voert, de 10 en dat de 10 weer terugleidt tot de 1, waardoor de viervoudige ontwikkeling opnieuw begint, om zo een eeuwigdurende kringloop in gang te zetten: het eeuwige leven.
Viervoudig is ook de lengte van duizend ellen dat de stroom in omvang toeneemt; gematrisch is duizend het getal van goddelijke volmaaktheid.

In de gedaante van een stroom van levend water komt Gods heilige geest als een tegemoetkoming naar de 'dode' mensheid toe om de geestelijke ontwikkeling van de mensen te bevorderen. Dit visioen van Ezechiël kan worden gezien als een voorafbeelding van de komst van Gods heilige geest in de mens Jezus, uit Maria geboren, die bij de mensheid op aarde wil wonen.

Een uitspraak van Jezus die hiermee overeenkomt is te vinden in Johannes 7:37-39
Op de laatste dag, het hoogtepunt van het feest, stond Jezus in de tempel, en hij riep:
"Laat wie dorst heeft bij mij komen en drinken! 'Rivieren van levend water zullen stromen uit het hart van wie in mij gelooft,' zo zegt de Schrift."
Hiermee doelde hij op de Geest die zij, die in hem geloofden zouden ontvangen; de Geest was er namelijk nog niet, want Jezus was nog niet tot Gods majesteit verheven.

Wat aan Ezechiël is getoond, gebeurt ook in de mens die zich geheel naar God richt.

Daniël 7:2-3
Ik had een nachtelijk visioen waarin ik zag, hoe de vier winden van de hemel de grote zee in beroering brachten. Vier grote dieren rezen op uit de zee, elk met een andere gestalte (vier tijdperken).
Daarna zag Daniël een visioen van God, vergelijkbaar met dat van Ezechiël en vervolgens het verschijnen van de Mensenzoon 'op de wolken', die een vijfde tijdperk inluidde.

terug naar de Inhoud

3. De vier geestelijke vermogens
Op de volgende plaatsen worden de eigenschappen van de vier geestelijke vermogens in één tekst alle genoemd, maar in veel andere teksten in de Bijbel worden ze ook apart genoemd.

Spreuken van Salomo 2:1-6
Mijn zoon, als je in acht neemt [voelen] wat ik zeg, mijn richtlijnen altijd onthoudt, een open oor hebt [waarnemen] voor mijn wijsheid [denken], een geest die neigt [willen] naar inzicht [denken], als je erom vraagt de dingen te begrijpen, roept om scherpzinnigheid [denken], ... ernaar speurt [willen] als naar een verborgen schat [waarnemen]; dan zul je ontdekken wat ontzag voor God is [voelen], dan zul je kennis van God [waarnemen] verwerven. Want het is God die wijsheid schenkt, zijn woorden bieden kennis en inzicht.

Jesaja 11:2
De geest van God zal op hem [Jezus] rusten: een geest van wijsheid en inzicht [denken], een geest van kracht [willen] en verstandig beleid [denken], een geest van kennis [waarnemen] en ontzag [voelen] voor God.

Wijsheid van Jezus ben Sirach 7:22 - 8:1
De Wijsheid, de maakster [schepster] van alles, heeft mij onderricht [was leraar, heeft laten waarnemen]. Zij is een geest die verstandig [denken] en heilig is, uniek, veelzijdig, verfijnd, beweeglijk, helder, rein, toegankelijk, onkwetsbaar, liefdevol [voelen], scherpzinnig, onstuitbaar, weldadig, menslievend [voelen], standvastig, onwrikbaar [willen], onbezorgd, almachtig [willen], alles overziend [waarnemen] en alle geesten doordringend, hoe scherp, zuiver of fijnzinnig ze ook zijn.

Brief van Paulus aan de Filippenzen 4:8-9
Ten slotte, broeders en zusters, schenk aandacht [waarnemen] aan alles wat waar is [denken], alles wat edel is [voelen], alles wat rechtvaardig is [denken, voelen], alles wat zuiver is [waarnemen], alles wat lieflijk is [voelen], alles wat eervol is [voelen], kortom, aan alles wat deugdzaam is en lof verdient. Doe [willen] alles wat ik u heb geleerd en overgedragen, wat ik u heb verteld en laten zien [waarnemen]. Doe het en de vrede van God zal met u zijn.

terug naar de Inhoud

4. De viereenheid als het kosmische zonnewiel
De eerste Christenen waren Joden, Grieken, Romeinen, Armeniërs, Egyptenaren en Perzen, die vanuit hun al eeuwenoude culturele en godsdienstige achtergrond kennis maakten met de nieuwe leer van godsliefde en naastenliefde, zoals die door Jezus en zijn leerlingen werd onderwezen. Als zinnebeeld voor Jezus gebruikten zij daardoor voor hen vertrouwde zinnebeelden, die met Jezus' betekenis overeenkwamen; daaronder was het gelijkbenige of Griekse kruis ✛, een teken dat al eeuwenlang in gebruik was als onderdeel van het z.g.n. 'zonnewiel' ⨁.

De vroegere mensheid had namelijk geen inzicht in oorzaak en betekenis van natuurlijke gebeurtenissen. De natuur en wat daar gebeurde was voor hen een grote onbekende, wat angst inboezemde. Klimaat en weersomstandigheden waren in het verleden wanordelijker en daardoor bedreigender (zie 'geschiedenis van het klimaat' in Vragen en antwoorden), en door de ongezonde levensomstandigheden deden besmettelijke ziekten vaak hun dodelijke ronde (de Justiniaanse pest). Daardoor was het bestaan vol onzekerheden en was er behoefte aan een zekerheid schenkende houvast.
Dat vond men in de regelmaat die in diezelfde natuur ook was te vinden en wel in de vorm van de (schijnbare) omloop van de zon. Men besefte niet alleen dat de zon allesbepalend was voor het behoud van het leven op aarde, maar had toen ook nog een kosmisch gevoel voor de zinnebeeldige waarde van de viereenheid, die onder andere door de hemelse orde van de zonsomloop tot uiting kwam in de viervoudigheid van een dertigtal algemene kenmerken van het aardse bestaan, zoals:

- de vier kenmerkende punten van de jaarlijkse zonsomloop van de aarde: de twee zonnewendes in zomer en winter (Kreeftskeerkring - langste dag; Steenbokskeerkring - kortste dag -, waarvoor in de Steentijd vele en grote gebouwen, maar ook kleinere grafheuvels werden opgericht en feesten werden gevierd!), én de twee dag-en-nachteveningen in lente en herfst;
- de vier schijngestalten van de maan: volle maan, afnemende en nieuwe maan, dan weer wassende maan;
- de vier jaargetijden: lente, zomer, herfst en winter of: groei van gewassen, rijping van vruchten en daarna in de herfst de oogst, met na de winter herhaling op herhaling hiervan - een viervoudige kringloop waar het leven op aarde van afhankelijk is;
- de viervoudige kringloop van water: verdamping op zee door de zon, wolkenvorming en wind, de regen uit wolken om het land te bevochtigen, de rivier die het water weer naar zee leidt - een eveneens viervoudige kringloop waar het leven op aarde van afhankelijk is;
- de vier windrichtingen van de windroos op aarde: Noord, Oost, Zuid en West;
- de vier dagdelen: ochtend, namiddag, avond en nacht;

- de vier elementen: aarde, water, lucht en vuur;
- de vier zintuiglijke hoedanigheden: warm en koud, vochtig en droog;
- de vier zangstemmen: de vrouwelijke sopraan en alt, de mannelijke tenor en bas;
- de vier complementaire kleuren: rood en groen, geel en blauw;
- de viervoeters als meest geëvolueerde diersoort, waartoe ook de mens behoort;
- de vier temperamenten: cholerisch, sanguinisch, flegmatisch en melancholisch;
- de vier geestelijke vermogens: waarnemen, denken, voelen en willen; hun eenheid binnen de geest als de vijfde;
- de vier vingers aan de hand met de duim als vijfde er tegenover, waardoor de geest met de hand vermag te grijpen en te werken;
- de vier levensfases: kindertijd, puberteit, volwassenheid en ouderdom;
- de vier leden van het eenvoudigste gezin: vader, moeder, zoon en dochter;
- de vier hoeken van hun woning, ook van deuren, ramen, tafel, stoelen en bedden;

- de vier dimensies: lengte, breedte, hoogte en tijd; drie dimensies vormen een ruimte, waardoor beweging (tijd) mogelijk wordt; beweging wordt weergegeven als b.v. lengte/tijdseenheid, zoals km/h;
- de vier aggregatietoestanden: vast, vloeibaar, gasvormig en plasma: in het inwendige van de zon bestaan de subatomaire deeltjes in een toestand dat zij los van elkaar voorkomen;
- de vier kernkrachten: sterke kernkracht, zwakke kernkracht, elektrische kracht, magnetische kracht (die samen de elektro-magnetische kracht vormen);
- de belangrijkste elementen van aardse levensvormen zijn koolstof, zuurstof, stikstof, fosfor en zwavel; in de toestand van chemische binding is hun vorm een z.g.n. sp3-hybride, die de viertallige tetraëdervorm heeft (zie afbeelding); koolstof is het kleinste atoom en vormt daardoor de krachtigste chemische bindingen, waardoor het in de organische chemie het meest voorkomt en die ook koolstofchemie wordt genoemd;
- ook het element silicium (vormt rotsen, zand, klei) en het molecuul water hebben die tetraëdervorm;
- de viervoudige magnetische 'golfdynamo's' als kringlopen in het inwendige van de zon, die de oorzaak zijn van de zonneactiviteit (zie nr. 22);
- de viervoudige golfbeweging als een kosmische dans die ons zonnestelsel uitvoert gedurende 60 miljoen jaar, bij haar rondgang om het middelpunt van ons sterrenstelsel, de Melkweg;

- de vier bouwstenen van het DNA zijn de vier nucleobasen: A adenosine; G guanine; C cytosine en T thymine (is uracil in RNA); drie van deze vier vormen samen de code voor één amino-zuur, een codon genoemd, waarmee de eiwitten worden gevormd die de biochemie van de cel en daarmee van het aardse leven, sturen;
- de vier nucleobasen vormen vier maal vier maal vier is 64 codonen voor de 20 aminozuren waarmee eiwitten worden gevormd; DNA en de eiwitsynthese was al aanwezig in de eenvoudigste levensvormen en volgens Prof. Dr. Sy Garte is ontstaan door toeval onmogelijk, en wijzen het voorkomen en de eigenschappen ervan op het bestaan van God;
- in het embryo ontwikkelt het zenuwstelsel zich doordat er een 'neurale buis' wordt gevormd, die zich in vier delen deelt: de voorhersenen (groeien uit tot de grote hersenen), de middenhersenen, de ruithersenen en het ruggenmerg;
- de vier zenuwvezels die in iedere wervel in het ronde ruggemerg kruisen in de vorm tussen een X (⨂) of H (min of meer vlindervormig), twee, links en rechts uit het lichaam inkomende en twee, links en rechts naar het lichaam terugkerende, zenuwbanen;
- het viervoudige transporteiwit kinesine, min of meer X-vormig (twee eiwitstrengen die twee keer om elkaar zijn gewonden), dat met twee 'handjes' en twee 'voetjes' razendsnel 'loopt' en moleculen naar de juiste plaats in de cel brengt;
- de hersenen zijn viervoudig verdeeld in een linker en rechter deel en die zijn weer verdeeld in een voorste en achterste deel;
- de vier hersenkwabben waarin de hersenschors is verdeeld; de beide hersenhelften zijn verdeeld in de frontaalkwab, pariëtaalkwab, temporaalkwab (slaapkwab) en occipitaalkwab (achterhoofdskwab);
- de vier (vijf) zintuigen: gezicht - lichtgolven; gehoor - geluidsgolven; tast - mechanische druk; reuk en smaak - daarbij gaat het om de chemische eigenschappen van zowel reuk- als smaakstoffen en hun zintuigen in de neus-mondholte: proeven en ruiken van voedsel en dranken treden vaak samen op;
- de vier smaakgebieden op de tong: van voor naar achter zoet, zout, zuur en bitter; een vijfde 'smaakzintuig' is over de gehele tong verspreid: oumami uit zeewier (natriumglutamaat) dat eigenlijk meer een smaakversterker is;

- de vier werkwoordsverbuigingen: de onvoltooid tegenwoordige tijd (ott): ik werk, de onvoltooid verleden tijd (ovt): ik werkte, de voltooid tegenwoordige tijd (vtt): ik heb gewerkt, de voltooid verleden tijd (vvt): ik had gewerkt; zo ook voor de toekomende tijd;
- de grondvorm van het cijfer vier is door de eeuwen heen een kruis en/of een cirkel geweest; ook de grondvorm van de vier weerspiegelt het zonnewiel;
- in overeenstemming met de natuurlijke viertalligheid is ook het Oud-Hebreeuws als spirituele taal viertallig te noemen: "Het Hebreeuws is: 'kwadraatschrift', vierkant, vierhoekig, meerzijdig, veelkleurig, rechtlijnig. Vier lijnen kunnen om elke letter heen worden getrokken." (Bron: exegeet Ad Leeuwenhage, Het Hebreeuwse alfabet);
- het tetragrammaton (vierschrift) is de Hebreeuwse naam Jahweh of IHWH י ה ו ה voor God;
en deze viervoudige God Jahweh plaatste in het Paradijs een bron, die zich in vier rivieren splitste;
en had in het visioen van Ezechiël viervoudige engelen bij zich (Ofanim) met de gezichten van een mens (Waterman), rund (Stier), leeuw (Leeuw) en adelaar (Schorpioen).

Het bijzondere getal vier
Bij het getal 4 is er sprake van een bijzondere eigenschap door een harmonie van rekenkundige bewerkingen, die bij geen ander getal voorkomt:
2+2=4, 4-2=2, 2x2=4, 4:2=2 en 2 tot de 2e macht (kwadraat) is een vierkant: 4;
terwijl de wortel uit √4 weer 2 is.
De 4 is het eerste hele getal waarbij alle rekenkundige bewerkingen weer een heel getal als uitkomst hebben (als het getal 1 buiten beschouwing blijft).

De vier vormt als zodanig de afsluiting van een ontwikkeling die aan de hand van de getallen 1,2,3,4 wordt uitgebeeld, waarbij God de één is, die schept in tweevoud - man en vrouw - en waarbij de mens op aarde de derde stap maakt, de geestelijke ontwikkeling, die bij de vierde stap door bezinning op zichzelf de mogelijkheid heeft zich weer met de 1 te verbinden. Want al het andere dat nog moet komen, vloeit uit deze vier voort en de vier heeft het vermogen in zich van de tien, om daardoor tot zichzelf terug te keren: 1+2+3+4=10 en de tien weer naar de 1: 1+0=1, wat het doel is: de hereniging met de oorsprong.
En ook: twee vermenigvuldigingen van vier maal vier (4x4x4) is 64; 6+4=10 en 1+0=1.
Door de zelfbezinning van de vier kan de mens weer tot zichzelf komen en zich van daaruit innerlijk op zijn oorsprong gaan richten. Voor Pythagoras gold het viertal of tetraktys daardoor als een heilig aantal of een heilige 'groep': de heilige tetraktys.

De genoemde viervoudige kósmische orde moest in het verleden als teken op aarde worden gebracht om de áárdse wanorde te bezweren - als zinnebeeld of teken op de gevel of aan de wand, als amulet, talisman of fetisj...
en dat werd het zonnewiel met b.v. een +, ⸭ , ⨁ of ⁜ vorm.
Fetisjen (van L. facticius: nagemaakt, kunstmatig) en amuletten werden en worden in veel culturen tijdens cultische handelingen als de plaatsvervangers van goden en demonen beschouwd, en zouden daardoor (door onbewuste overdracht van zichzelf daarop) een bovennatuurlijke werking hebben. Het woord 'fetisj' is afgeleid uit het Frans en betekent: 'voorwerp met een magische kracht' en diezelfde kracht oefende de aanblik van het zonnewiel uit op de beschouwende mens.
Verzekeringen tegen schade door onverwacht geweld door welke oorzaak dan ook, bestonden in het verleden niet. Door een brand, overstroming of aardbeving was men zijn huis en inboedel kwijt. Vandaar dat ook op gebouwen zonnewielen en levensbomen werden aangebracht om de bescherming van de hemel aan te roepen.

Voorbeelden van zonnewielen

In het Val Camonica (een al eeuwen oud ijsvrij gletsjerdal) in Lombardije, Italië, werden in een tijdspanne van 8000 jaar zo'n 300.000 zonnewielen en andere zinnebeelden op ong. tweeduizend rotsen gekerfd, waarvan er nu 140.000 in kaart zijn gebracht. Deze tekeningen werden gemaakt door op de daar zachte rotswand te kloppen met een hamer of voorwerp.

In het hoogveen Ilkley Moor in Yorkshire, Engeland, werden deze overeenkomstige tekens gevonden, die 8000 jaar oud zijn.

Tijdens het 2e millennium v.Chr. werden in Soemerië ook veel afbeeldingen van de omloop van de zon gemaakt: het zonnewiel of zonnerad als een omloop van de zon in de vorm van de su-as-tika of swastika, afgeleid van Sanskriet su: goed, deugdelijk, waar, juist; asti: zijn; tika: teken; het 'goedheids-', 'juistheids-' of meestal 'geluksteken' genoemd.
In deze zonnewielen is de zon als een menselijke godheid voorgesteld, in de vorm van een als vierkant rondlopende lente, zomer, herfst en winter. Denk bij de rechter afbeelding ook aan de overeenkomst met een Armeense (Keltische) knoop, zoals de ⌘.

In Babylonië was Marduk de oppergod. Zijn 'ster' (planeet) was Jupiter.
Op de afbeelding zijn links boven zijn hoofd de maan, de zon en Jupiter te zien. Een godheid bovenaan beheerst met koorden de zon, waarop in gelijkbenige kruisen licht- en warmtestraling zijn afgebeeld: het zonnewiel ⨁ .
Vóór Marduk staat de levensboom.
In zijn linkerhand houdt hij een ring vast: teken van vriendschap en trouw; en een scepter: teken van zijn macht en van verbinding tussen boven en beneden.
Zie Zarathustra - Betekenis van de Faravahar, in de Literatuuropgave

In de steden Mohenjo daro en Harappa in de Indus-vallei verscheen voor het eerst de swastika als geluksteken.

In Mohenjo daro kwam het zonnewiel naast een afbeelding van de maan voor; een aanwijzing dat het wiel inderdaad een kosmische betekenis had en dat er daardoor de zon mee werd bedoeld.

De iconografie als wetenschap onderzocht het voorkomen van deze stervormige zonnewielen, waaruit bleek dat zij wereldwijd en door alle tijden heen door volkeren zijn gemaakt. Hieronder een verzameling van een aantal vormen (opmerking: het nationaal-socialisme is pas echt overwonnen, als de swastika zijn oorspronkelijke, kosmische betekenis weer heeft teruggekregen).


De archeoloog Heinrich Schliemann deed begin 20e eeuw opgravingen in Troje. Daar kwam hij veel zonnewielen in de vorm van swastika's tegen, die a.h.w. een 'lopend' zonnewiel uitbeelden, weergave van de opkomende en dalende zon.

Bij terugkomst in Duitsland was een zekere politieke groepering juist op zoek naar een merkteken. Zij lazen zijn verslag en besloten dat teken te gebruiken. Zij kantelden het 1/8 slag en ontwierpen zo het hakenkruis.

Ook in de Thracische, religieuze cultuur in het zuiden van Bulgarije, werden zon (cirkel) en aarde (vierkant) met elkaar in verband gebracht.
In een Thracische tempel, aan Orpheus gewijd, zijn deze wandtegel en mozaïek te vinden uit de tijd van het Orphisme, 9 - 6e eeuw v.Chr.
Getoond wordt de verbinding tussen de zon (cirkel) en de aarde (vierkant)

daarnaast in elkaar grijpende zonnewielen.

Zonnewielen als amulet werden bij opgravingen overal in Europa gevonden.

Een Slavisch zonnewiel uit de Bronstijd (2000-800 v.Chr.): de 'lopende' zon
en bronzen votiefwieltjes uit België (50 v.Chr. - 50)

Het Arevakhach-zonnewiel komt voor op vrijwel alle Armeense kerken en is een kosmisch teken van het eeuwig voortgaande leven.
De Armeense Kerk is het gevolg van het zendingswerk van Thadeüs en Nathanaël in de eerste eeuw.
Rond de zon in het midden zijn twaalf uitwaaierende zonnestralen.

Het tetraskelion of viervoet
Een munt uit het British Museum met een viervoet, gemaakt tussen 1200 and 1400, in het midden is een bultje dat de zon voorstelt.
In het midden de zon, dan de vier dagdelen of jaargetijden als de naar rechts wandelende benen, die de kringloop van de zon in het midden voorstellen.

Het zonnewiel als de su-as-tika (swastika) is voor Hindoes hét heilige zinnebeeld. Het is het symbool van welslagen, voorspoed en geluk, van algehele toewijding en van het volledig opgaan in het goddelijke.
Deze su-as-tika is op de tempelvloer gelegd met gekleurde rijst. De vier stippen verbeelden de zon bij zonsopgang, middag, zonsondergang en middernacht, het kruis stelt de beweging van de zon voor.
Het swastikateken staat voor Surya, de zonnegod. De vorm van de benen komt overeen met die van de viervoet.
Jesaja
Ook het joodse volk was vertrouwd met de voorstelling van God als de zon. Volgens de bijbelvertaler Petrus Canisius luidt de tekst van de grote profeet Jesaja 60:1-5 als volgt:
Sta op, laat het licht u beschijnen, Jeruzalem, want de Zon gaat over u op en de glorie van God begint over u te schijnen. Want zie: duisternis bedekt de aarde, het donker de volkeren, maar over u gaat God op en zijn glorie is boven u verschenen. Volkeren komen af op uw licht, koningen op de luister van uw dageraad. (Petrus Canisius Bijbelvertaling)

Jesaja was in het bijzonder de profeet die verkondigde dat Gods heilige geest naar de mensheid op aarde zou komen en in deze tekst beschrijft hij dat Gods heilige geest door de mens Jezus Gods zonlicht op aarde zou laten schijnen.

terug naar de Inhoud

5. De Kelten en Armenië
De Kelten waren een volk, dat in de eeuwen vóór het christendom in grote delen van Europa woonde. Daarna vermengden zij zich met andere volkeren of werden door hen verdreven, waardoor zij zich in de eerste eeuwen van het christendom alleen konden handhaven in gebieden in het Noord-Westen van Europa: Schotland, Wales, Ierland en Bretagne. Daar heeft hun aparte cultuur zich tot op heden kunnen handhaven, omdat iedereen de kosmische, eeuwige waarde ervan aanvoelt. Zij waren er zeer in bedreven om op meetkundige wijze hun godsdienstige levensbeschouwing vorm te geven in steen; een levensbeschouwing die door priesters met de naam druïden werd gedragen.

De Keltische knoop
Dit zinnebeeld is een 'Dara Celtic Knot'. Het woord 'dara' komt van Keltisch 'doire', dat eik betekent. De eik was de heilige boom van de druïden: de boom heeft een krachtig wortelstelsel in de aarde en een grote kruin in de hemel, met elkaar verbonden door een stevige stam; de bladeren vallen pas in het voorjaar af, het hout is zeer duurzaam, het brandt lang en rustig, en geeft veel warmte. De boom wordt honderden jaren oud en overleeft meerdere generaties.
Het beeld van de boom in het algemeen verbindt hemel en aarde, de geestelijke en stoffelijke wereld en was daardoor hét teken van de druïden.
Deze knoop heeft een cirkelvorm met drie cirkels, die lichaam, ziel en geest weergeven; daarin een gelijkbenig kruis, beeld van de vier jaargetijden en vier dagdelen, van de vier windstreken en vier elementen.
Klik hier voor de zinnebeeldige betekenis van het begrip 'boom'.

Er bestaat een groot aantal verschillende Keltische knopen. Deze heeft een cikelvorm met daarin een gelijkbenig kruis en een vierkant, beschreven door een lijn zonder begin of eind, wat op de eeuwige oneindigheid wijst.
De in elkaar gevlochten lijn geeft de verstrengeling van de kosmos, aarde en mens weer, van de geestelijke en stoffelijke wereld, en van de mens met zijn voorouders.

De Salomonsknoop in de basiliek van Aquileia, Italië uit de 4e eeuw.
Dit is een zinnebeeld uit de groep van Keltische knopen dat in alle tijden en cul-turen wereldwijd voorkomt, een beeld van de innige verstrengeling van tegendelen in de vorm van een gelijkbenig kruis, gevat in een cirkel, vierkant of achthoek.
Deze knoop wordt ook wel de liefdesknoop genoemd.
Bron: Pvt pauline Wikipedia

Het Keltische kruis
De Kelten staan ook bekend om het Keltische kruis. Dit bestond in het Midden-Oosten al vóórdat de Kelten tot het christendom overgingen. Hun kruis is in feite een paal, waarop een gelijkbenig kruis met een zonnewiel is bevestigd; voor de priester had die paal de vorm van het handvat, waarmee hij of zij het gelijkbenige kruis met zonnewiel kon vasthouden.
De kosmische betekenis van hun zonnewiel is: de natuur geeft in de herfst vruchten en sterft dan af, om in de lente uit zichzelf weer tot leven te komen, waardoor zij de betekenis van Jezus' sterven aan het kruis om op de derde dag weer tot leven te komen, onmiddellijk begrepen en aannamen. Zij versierden daarom hun evangelieboeken met Keltische knopen.

Dit kruis toont de zon in het midden ervan, met op de vier benen een aanduiding voor de zon in de lente, zomer, herfst en winter, of de zon in de ochtend, namiddag, avond en nacht. Met een lijn zonder begin of einde is alles met elkaar verbonden tot een eeuwige eenheid.
Op de vier zonnen het bekende Keltische vierkant ⌘.

Aan dit kruis is duidelijk te zien dat het is opgebouwd als een zonnewiel op een paal. Ook hier weer de lijn zonder begin of eind, die alles in de zichtbare en onzichtbare werelden tot een eenheid maakt. De Kelten voelden zich zeer met de kosmos, de natuur en met hun voorouders in de geestelijke wereld verbonden.

Als op wetenschappelijke wijze de sporen worden nagegaan die de Kelten in de geschiedenis hebben achtergelaten, dan wordt het voor onderzoekers aannemelijk te stellen, dat zij in de eeuwen vóór Christus uit Armenië zijn vertrokken, zich daarna in grote delen van Europa hebben gevestigd en uiteindelijk zijn teruggedrongen in het uiterste Noord-Westen.

Met behulp van fylogenetische taalanalyse hebben taalonderzoekers van het Max Planck-instituut een vocabulaire voor het Proto-Indo-Europees gereconstrueerd dat een idee geeft van de cultuur van de mensen die het spraken. Hun onderzoek leidde tot de slotsom dat de Indo-Europese taalfamilie waarschijnlijk ten zuiden van de Kaukasus ontstond in een gebied, dat in de Oudheid het koninkrijk Armenië was.

terug naar de Inhoud

6. Het Keltische kruis als zinnebeeld van levensboom en zonnewiel

De sjamaan
De etymologie van het woord 'sjamaan' verwijst waarschijnlijk naar het sanskriet 'sjramana': monnik, asceet. In Siberische talen heeft het de betekenis 'hij of zij die weet' (die 'gnosis' heeft) en 'die zichzelf opwarmt, die zichzelf bekrachtigt'; dit hangt weer samen met: de geest als de bewuste levenskracht. De sjamaan is de geestelijke, de priester/tovenaar die met de geestelijke wereld is verbonden; al in het Stenen Tijdperk treedt die in het dorp op als raadsman/-vrouwe en als genezer/genezeres, vooral bij psychosomatische klachten.
De sjamaan leeft aan de rand van het dorp op de grens tussen cultuur en natuur (het wilde, geheimzinnige en ondoordringbare woud, waar je zomaar verdwaalt), tussen de aardse en de geestelijke wereld, waar de geestelijke begeleiders wonen - vaak de geesten van voorouders of overgegane familieleden. De sjamaan verbindt zich met hen door het bewustzijn te verruimen. Hij of zij bereikt die geestestoestand door ritmisch op een trom te slaan en bepaalde danspassen te herhalen, en tracht de omvorming van de geestesgesteldheid te bevorderen door zich met een dierenhuid te bekleden of paddestoelen te gebruiken. De geest van de sjamaan geraakt daardoor 'in extase', letterlijk 'er buiten staan', dus in een meer of minder uitgetreden toestand buiten het lichaam.
Het komt voor dat op het vel van de trom een kruis is getekend als aanduiding van de vier windrichtingen, de vier elementen en de regelmaat van de vier dagdelen en jaargetijden, die alle naar de kosmos verwijzen en de sjamaan op deze wijze daarmee verbinden.
Er waren mannelijke en vrouwelijke sjamanen.

De boom: het allereerste, heilige voorwerp
Bij de Kelten heette de sjamaan de druïde. Het woord 'druïde' hangt waarschijnlijk samen met 'dru': boom en 'vid': weten; het is de wijze die onder de eik als heilige boom zit (zoals in de Bijbel voor bijbelstudie 'onder de vijgenboom wordt gezeten' en Boeddha onder de Ficus religiosa zat). Deze wijze bezat de 'bomenkennis', de onstoffelijke, geheimvolle kennis die met de eikenboom als stoffelijke uitdrukking daarvan, was verbonden.
Prehistorische volkeren gingen ervan uit dat de geesten van hun voorouders nog steeds bij hen waren en dat aan het begin van de rij voorouders de oppergod als schepper stond. De geesten van de voorouders konden zich onder andere in bomen bevinden en door de boom heen was er ook een verbinding met de goddelijke oorsprong. Vanwege zijn genoemde, volmaakte eigenschappen (zie punt 5) kwam van alle bomen de eik als eerste boom daarvoor in aanmerking en daarom kan worden gesteld dat het allereerste heilige voorwerp voor mensen op aarde de eik was, die als de levensboom werd gezien, de stoffelijke boom waarmee het eeuwige leven was verbonden.

Van de eikenboom als levensboom werden daarom de eerste afbeeldingen gemaakt, in de vorm van eikenhouten, gestileerde vormen als heilige voorwerpen, die ter aanbidding of bescherming ook op een andere plaats konden worden opgesteld, zoals een totempaal in het midden van de gemeenschap.
Op plaatsen waar grote stenen lagen, werd de gestileerde eikenboom ingekrast of gebeiteld, wat zich veel later ontwikkelde tot het uithakken van een geschikte steen tot een uitbeelding van de heilige boom. Daaruit ontstond ten slotte het Keltische kruis en die overgang van een nog herkenbare boomvorm tot de volkomen zinnebeeldige kruisvorm als beeld van de heilige levensboom, is inderdaad zichtbaar, zoals hieronder is te zien.

Hier is de eik als de heilige boom in een vereenvoudigde, maar kenmerkende grondvorm gestileerd uitgebeeld. Er zijn bladeren zichtbaar en het onzichtbare wortelstelsel is naar boven in de zichtbare wereld gebogen en maakt verbinding met de bladeren.
Op alle zes uitstekende takken zijn aan het einde gelobde blaadjes te zien.

Als een van de weinige boomsoorten is de bladrand van de eikenboom gelobd.
De drie lobben aan het einde van het blad zijn op de benen van het Keltische kruis te herkennen. Dit is het blad van de zomereik, Quercus robur. (Bron: Wikipedia)

De stilering van de eikenboom alsook van de omgeving zet zich voort.
De aarde waarin de eik is geworteld is weergegeven, alsook de hemelboog waar de kruin zich naar uitstrekt.

Een verdere ontwikkeling van de stilering in abstracte zin.

Hier verschijnt de zon in de vorm van het zonnewiel als aanduiding van de vier jaargetijden die in het uiterlijk van de eikenboom herkenbaar zijn en die de kosmische verbondenheid weergeven.

In dit kruis is de eik als levensboom met drie takken nog te herkennen, evenals de drie gelobde eikenblaadjes op de uiteinden van drie takken.

Aan de uiteinden van de benen van dit kruis zijn de bladeren gestileerd weergegeven en de eik als levensboom is veranderd in het gelijkbenige, Keltische kruis, waarin de cirkel een aanduiding is van het zonnewiel.

Hier zijn de eikenblaadjes ingekerfd in een verdikking aan het uiteinde van de drie benen, terwijl onderaan het wortelstelsel door een verdikking wordt weergegeven.
Hier verschijnt het zonnewiel op de boom zelf als een gelijkbenig kruis in een cirkel.

Hier wordt aangegeven dat ook de mens onderdeel is van het kosmische geheel.

De volkomen gestileerde, abstracte vorm van de levensboom, het Keltische kruis.

De hierboven geschetste ontwikkeling van de eik als de levensboom tot het Keltisch kruis met het zonnewiel:


Op de eerste afbeelding, die van de Armeense kruissteen is de gestileerde weergave te zien van de kruin en van het wortelstelsel van de eik als de levensboom, wat later de vorm aanneemt van het Keltische kruis.
Op de tweede afbeelding is te zien dat de eik als levensboom ook samenhangt met het zonnewiel, doordat de omloop om de zon (en de schuine stand van de aarde) de oorzaak is van de vier jaargetijden, en daardoor met het verschijnen van bladeren, bloemen en vruchten, en ten slotte het afvallen van de bladeren... om dit het volgende jaar weer te herhalen; een herhaling die eindeloos is en door vlechtwerken wordt weergegeven, gevormd door een lijn zonder begin of einde.
Op de derde afbeelding wordt de mens in dat kosmische gebeuren betrokken, waarna door de menselijke geest het Keltische kruis in de vierde afbeelding een vergeestelijkte, abstracte vorm krijgt door de geometrische figuren: concentrische cirkels en daarin twee eindeloze vlechtwerken, die binnen de cirkel een gelijkbenig kruis en een vierkant (ruit) vormen.

Het aanvankelijk Armeense en later Keltische kruis bestond al eeuwen vóór het begin van de jaartelling als uitbeelding van de levensboom. Door de vorm ervan en de overeenkomst van Jezus' leven - als geboorte, prediking, overlijden, dood en wederopstanding - met de betekenis van het zonnewiel, namen de Kelten als vanzelfsprekend het christendom aan, maar bleven ook hun oorspronkelijke godsdienst trouw. Daardoor ontstond in Schotland, Wales en Ierland een aparte vorm van het christendom als de Keltische vorm ervan.
Zij hadden ook hun eigen theologie, die werd uitgedragen door o.a. de geleerde monnik Pelagius en later door Johannes Scotus 'Eriugena' (de Ier). Zij hielden vast aan de vrije keuze van de mens en de onvooringenomenheid van God ten opzichte van iedere mens, en bestreden de 'zondeval' en de 'erfzonde', alsook de 'voorbeschikking' van God en afhankelijkheid van Gods 'genade' (welwillendheid), als leerstuk door Augustinus opgesteld. Helaas voor hen en voor álle gelovigen, beschikte de paus in het voordeel van Augustinus, waardoor alle gelovigen bij voorbaat tot zondaars werden verklaard... die bovendien 'niet tot enig goed in staat' waren - een leerstuk dat veel onnodige schuldgevoelens heeft veroorzaakt en de geestelijke ontwikkeling van de mensheid ernstig heeft geremd.

Augustinus en paus gingen hiermee rechtstreeks in tegen de strekking van de Bijbel (zie in het Menu 'De Bijbel en geestkunde'), zoals die bijvoorbeeld tot uiting komt is Jezus' gelijkenis van de Verloren Zoon: de mens heeft een vrije keuze en God laat de mens hierin begaan; de mens moet zelf tot bezinning komen en zelf besluiten terug te keren (religio: herverbinding) naar zijn liefhebbende en vergevingsgezinde Vader, God.

De Heilige Kyrillos (Cyrillus) (313-350), bisschop van Jeruzalem en kerkleraar

Dat ook christenen uit de eerste eeuwen in Jeruzalem de eik als de levensboom kenden in zijn gestileerde vorm, laat dit ikoon zien van de heilige Kyrillos van Jeruzalem. Aan weerszijden van hem staat de levensboom in de aarde, terwijl op zijn sierband de levensboom is te zien als een kruis, waarvan de verticale benen langer zijn dan de horizontale, in overeen-stemming met de levensbomen naast hem. Daarnaast is op zijn kleed weer het Griekse, gelijkbenige kruis te zien.
De vorm van wat later het Latijnse kruis is genoemd, was in de Oudheid al bekend als een gestileerd beeld van de levensboom.
Kyrillos' Bijbel is als een vierkant getekend met daarop een zonnewiel in de vorm van een dubbel viertal stippen, wit en gekleurd. Ook op zijn omslag is onderaan iets dergelijks te zien, evenals een achtstralige ster ✳︎. Links en rechts van hem de zespuntige of Davidsster.
Op de afbeelding van deze christelijke kerkvader komen een aantal zinnebeelden uit verschillende geloofsrichtingen bij elkaar en vormen een eenheid.

In een kerk in Lednice in Moravië, in het Oosten van Tsjechië, bevinden zich rondom het altaar een aantal van deze afbeeldingen. Het is een gelijkbenig kruis vanuit een vierkant in het midden (met daarin ook zo'n kruis), met aan ieder uiteinde een drietal gelobde eikenblaadjes, waardoor er een samenhang is tussen het kruis als zonnewiel en de levensboom (afbeelding door mij bijgewerkt).

Zo'n gelijkbenig kruis met aan het einde van ieder been drie gelobde of gestileerde (eiken)blaadjes, is in de iconografie wijd verbreid.
Op Tarot-kaarten zijn ze terug te vinden bij de Staven (uitbottende levensbomen, m.a.w. levenskracht: willen), op speelkaarten als Klaveren.

terug naar de Inhoud

7. Het Griekse kruis
In de eeuwen vóór het christendom was er sprake van aanbidding van de zon vanwege de levenschenkende werking die ervan uitging, wat tot uiting kwam in de loop van de jaargetijden. In de lente ontwaakte de natuur en groeiden de planten, in de zomer werden de vruchten ervan rijp, in de herfst konden die worden geoogst, waarna de planten afstierven en er in de winter geen leven in was te ontdekken. Voor het uit zichzelf weer tot leven komen in de lente en het afsterven aan het eind van de herfst, had de toenmalige mens geen verklaring; maar het was een indrukwekkend en verheven gebeuren dat hen bovendien voedsel schonk, waarvan dus zeker een god de oorzaak moest zijn. De god voor geboorte en afsterven, waarna weer een wederopstanding volgde, was de god Tammuz met zijn godin Ishtar of Inanna.
Het sterven van Jezus door zijn terechtstelling en zijn daarop volgende opstanding, werd door de toenmalige mens in verband gebracht met de overeenkomstige gebeurtenissen die de god Tammuz meemaakte, waardoor de betekenissen van Jezus en Tammuz met elkaar verweven raakten. Het zinnebeeld voor Tammuz, het zonnewiel, werd daardoor ook met Jezus verbonden. Het gelijkbenige 'Griekse' kruis is een voortzetting van het aloude zonnewiel.
Ook Jezus kende de figuurlijke betekenis van de vier jaargetijden zoals die zichtbaar wordt bij de verschijnselen aan een boom tijdens die jaargetijden. In Mattheüs 24:32 zegt hij: "Leer van de vijgenboom deze les: zo gauw zijn takken uitlopen en in blad schieten, weet je dat de zomer in aantocht is." Hij beschrijft weliswaar niet het hele verloop, maar dat was ook niet het onderwerp van dit gesprek; wel gebruikt hij hier de genoemde figuurlijke betekenis.
Iets dergelijks zegt hij zoals beschreven in Marcus 4:26-29: En hij zei: "Het is met het koninkrijk van God als met een mens die zaad uitstrooit op de aarde: hij slaapt en staat weer op, dag in dag uit, terwijl het zaad ontkiemt en opschiet, ook al weet hij niet hoe. De aarde brengt uit zichzelf vrucht voort, eerst de halm, dan de aar, en dan het rijpe graan in de aar. Maar zo gauw het graan het toelaat, slaat hij er de sikkel in, omdat het tijd is voor de oogst."
Het zonnewiel samen met de zespuntige en achtpuntige ster, ook zonnerad genoemd, werd in de volkscultuur en in de christelijke traditie het zinnebeeld voor Christus, immers het onvergankelijke, kosmische licht van de wereld. Dit gebeurde ook in navolging van de Romeinse Sol Invictus (de onoverwinnelijke zon, want na de zonnewende altijd weer terugkerende zon) en de Divius Iulius keizersiconografie, en ook de Hellenistisch-Ptolemaïsche en Germaanse beeldcultuur van de ster.

In de eerste eeuwen van het christendom stonden de gelovigen veelvuldig aan vervolging bloot en daardoor hadden zij behoefte aan geheime tekens om op veilige wijze aan de ander duidelijk te maken christen te zijn. De eerste letter van de naam Christos - in het Grieks ΧΡΙΣΤΟΣ - is een X (chi). Wordt de X een 1/8ste slag gedraaid, dan verschijnt het rechtopstaande kruis van het zonnewiel, waardoor het rechtopstaande, Griekse kruis rechtstreeks met de naam Christos werd verbonden.
De eerste gelovigen namen daardoor moeiteloos het kruis uit het aloude zonnewiel mee naar hun nieuwe godsdienst, die eerst 'de mensen van de weg' en later het christendom werd genoemd en zeker in de eerste vier eeuwen kwam dat kruis als enige overal voor. Het gaf de naam Xristos aan en daarmee Jezus' betekenis als godsdienstleraar en brenger van het eeuwige leven van het Koninkrijk Gods.

In een grot in de westoever van het Meer van Galilea vond een bedoeïen rond 2005 een loden boekje met 15 blaadjes, die met loden ringetjes bijeen worden gehouden. Na academisch archeologisch onderzoek aan de Universiteit van Surrey, bleek het boekje 2000 jaar oud te zijn, uit de tijd van Jezus.
Het is bedekt met achtpuntige sterren, een zinnebeeld dat op de komst van de messias wijst. Jezus’ naam wordt erin vermeld, samen met een portret. De tekst komt met de Tenach overeen.
Hier werd door de eerste christenen het zonnewiel met Jezus' naam verbonden door zijn leer over het Koninkrijk Gods als het eeuwige leven.

De opgravingen in Bethsaïda in Galilea, uit de tijd van Jezus
De archeologen dr. Richard A. Freund, rabbi en dr. Rami Arav verrichtten opgravingen in de overblijfselen van Bethsaïda aan het meer van Galilea. Dat werd indertijd verlaten, is met zand bedolven geweest en wordt nu uitgegraven. Archeologisch aangetoond zijn ze nu in de laag uit de tijd van Jezus. Uit Bethsaïda kwamen vier van Jezus’ leerlingen.
Zij vonden in de resten van een zaal een steen met daarop een ±20 cm groot gelijkbenig kruis, ondiep ingegraveerd (daarom op de afbeelding verduidelijkt). Het is het oudste christelijke kruis ooit gevonden. Jezus' leerlingen gebruikten dit gelijkbenige kruis als een betekenisvol zinnebeeld voor het eeuwige leven dat Jezus leerde. Ook op potscherven werd het gevonden, in een zaal, een gemeenschappelijke ruimte. De zaal had een keuken met een wijnkelder en lag naast het huis van een visser.
Volgens de (joodse) archeologen moet het een z.g.n. 'thuissynagoge' zijn geweest en gebruikten de eerste christenen die daarna als gebedsruimte, gezien het gelijkbenige kruis, dat geen joods zinnebeeld is. De eerste christenen hadden het overgenomen uit voorafgaande godsdiensten, omdat zij het als een uitbeelding van Jezus' leer zagen, die naar het eeuwige leven van het Koninkrijk Gods leidt.

De afbeelding is een zonnewiel met de zon in het midden. Dit leidt naar Psalm 84:12:
"God is een zon en een schild. Genade en glorie schenkt God,
zijn weldaden weigert Hij niet aan wie oprecht hun weg gaan."
Er zijn in de Tenach meer plaatsen waar God met de zon in verband wordt gebracht. Volgens de bijbelvertaler Petrus Canisius luidt de tekst van de grote profeet Jesaja 60:1-5 als volgt:
Sta op, laat het licht u beschijnen, Jeruzalem, want de Zon gaat over u op en de glorie van God begint over u te schijnen. Want zie: duisternis bedekt de aarde, het donker de volkeren, maar over u gaat God op en zijn glorie is boven u verschenen. Volkeren komen af op uw licht, koningen op de luister van uw dageraad. (Petrus Canisius Bijbelvertaling)
Bron: https://youtu.be/8tuu4tyjQmU?si=ds44Lw8X84rLnJqk

Het Griekse, gelijkbenige kruis staat voor de Griekse letter Χ (chi), de eerste letter van het woord Christos (Χριστος) en gold in de eerste eeuwen als dé aanduiding voor Jezus en zijn leer over het eeuwige leven van de geest.

Twee zonnewielen op christelijke sarko-phagen in Egypte. Links staan vier zonnen op de plaatsen van de jaargetijden met twee olijftakken voor de 'onoverwinnelijke zon': want na de zonnewende altijd terugkerend; rechts staat één zon in het midden van het kruis met vier 'vogels': menselijke geesten, eromheen.

Griekse kruizen op kerkmuren, waarschijnlijk inwijdingskruizen.

Het grondplan van een kerkgebouw in de vorm van een Grieks kruis, dat is opgebouwd met vier in elkaar geschoven vierkanten. Op het middelste zo gevormde vierkant werd een koepel geplaats die het hemelgewelf voorstelt, zodat de gelovigen in deze kerkvorm met de kosmos worden verbonden.

Het achtspakige zonnewiel staat voor de Griekse letters van het woord ichthus (IΧΘΥΣ), 'vis', het teken voor Jezus; beide woorden iesous en ichthys beginnen en eindigen met i en s.
Het achtspakige wiel geeft het woord 'ichthys' weer, doordat de letters over elkaar zijn geschreven. Deze inscriptie is uit Ephese, uit de 1e eeuw n.Chr.
(Bron Wikiwand)



De rijzende zon werd in alle culturen in de oudheid als een godheid vereerd. Bovenstaande afleiding van het woord 'ichthys' verbonden met de naam Iesous (Jezus) is een onmiskenbare aanwijzing dat de eerste christenen Jezus met de betekenis van het zonnewiel verbonden.

Zoals gezegd waren de Romeinse keizers voor de Romeinen de vertegenwoordigers, de 'Divius Iulius' van de Sol Invictus (de onoverwinnelijke, want na de zonnewende altijd weer terugkerende zon). De keizer was dan ook de opperpriester van de Romeinse godsdienst en sommige keizers maten zich aan zelf goddelijk te zijn. Om hun status aan te duiden, gebruikten zij een aantal zinnebeeldige voorwerpen, de z.g.n. 'regalia', de voorwerpen van de koning ('rex'): de kroon, de scepter en de rijksappel.

De Romeinse regalia

Het gelijkbenige kruis op de appel beeldt daardoor het zonnewiel uit. Zoals gezegd had het zonnewiel betekenis door het streven van onze voorouders in de Oudheid om de hemelse orde - die zij zagen in de omloop van de zon - op aarde te halen d.m.v. onder andere deze voorwerpen en de koning of keizer was de plaatsvervanger op aarde van de zon aan de hemel, wat in zijn 'regalia' tot uiting kwam.
De keuze voor een 'appel' heeft waarschijnlijk te maken met de plantenfamilie de Rosaceae, de Rozenfamilie, waartoe ook de appel behoort. Alle bloemen van die familie zijn vijftallig (5 bloemblaadjes, 5 kelkblaadjes; de roos zelf heeft een aantal kransen van bloemblaadjes). Vijftalligheid had in de Oudheid de betekenis van het geheel, de volmaaktheid, vanwege de vijf elementen, dat zijn de gebruikelijke vier elementen: aarde, water, lucht en vuur, en volgens Aristoteles nog een vijfde, die de ‘quintessence’ was, het wezenlijke.

Constantijn de Grote
Tijdens de strijd tegen mededinger Maxentius om de Milvische brug boven Rome liet Constantijn de Grote zijn soldaten een symbool aanbrengen op hun schilden, waarvan sommige christenen geloven dat dit het labarum-symbool was (Christusmonogram).
Het kruis hiernaast, getoond in een documentaire 'History of the Church' van de Theology Academy (2020) lijkt aannemelijker.
De verslagen van kerkvader Eusebius - die zich waarschijnlijk op uitlatingen van Constantijn baseert die deze jaren later heeft gedaan - en die van Lactantius spreken elkaar deels tegen, maar zeggen wel eensgezind dat Constantijn zijn overwinning toeschreef aan de god van de christenen. Het labarum en het ermee geassocieerde motto "In hoc signo vinces" (in dit teken 'IHS' zul je overwinnen) zou volgens de overlevering aan Constantijn zijn verschenen in een visioen toen hij in Saxa Rubra was, wat zou hebben geleid tot zijn uiteindelijke 'bekering' tot het christendom. Hij zag een kruis boven de zon.
Midden op de dag zou hij boven de zon een uit licht bestaand kruisvormig teken hebben gezien met daarbij in het Grieks de woorden 'hiermee moet je overwinnen' (of 'met dit teken zul je overwinnen'). Wat gebeurde.
Onder historici is er echter discussie of dit teken een zuiver christelijke, een heidense (verwijzend naar de zonnegod) of een kosmische betekenis had. Na zijn overwinning bij de Milvische brug bleef Constantijn overigens offers brengen aan de Romeinse goden. Als Romeinse keizer was hij immers hun opperpriester.

Mozaïek van Constantijn de Grote (280-337) in de Hagia-Sophia; ong. in het jaar 1000 in Constantinopel gemaakt.
Door de aanvaarding door Constantijn van het christendom kregen de christenen in het Romeinse rijk godsdienstvrijheid. Zijn opvolger Theodosius voerde het christendom als staatsgodsdienst in.
Constantijn ging zichzelf zien als de vertegenwoordiger van God op aarde, zoals dat bij Romeinse keizers gebruikelijk was en hij bemoeide zich indringend met de jonge kerk.
Maar ook bleef hij zijn oude, heidense Sol Invictus (Onoverwinnelijke Zon) trouw, zoals aan het zonnewiel is te zien.
Op Constantijns kleding in het midden de zon, daaromheen de vier dagdelen of jaargetijden, dan de cirkel als kringloop van de zon, het zonnewiel, dan het vierkant van de aarde in de vorm van een Keltisch vierkant ⌘.
In de afbeelding zijn hemel en aarde met elkaar verbonden.

Een mozaïek in dezelfde Hagia Sophia uit 1453 beeldt Jezus uit met de Bijbel op zijn knie en zijn hand in de vorm van het belerende teken. Niet alleen op de Bijbel is het Griekse kruis duidelijk zichtbaar, maar ook zijn eigen aureool is een Grieks kruis met in de drie zichtbare armen duidelijke zonnewielen.
IC XC betekent: Iesous Xristos

Zowel Constantijn als Theodosius streefden naar uitbreiding van de kerk en handhaving van de eenheid daarin, want daardoor kwam er rust in het rijk. Om de kerk uit te breiden, werden er in de 3e eeuw ook veel heidenen toegelaten, die hun Tammuz-verering en zinnebeelden - zoals zijn Tau-kruis - mochten meenemen. In die tijd waren er een aantal belangrijke invloeden in de zich nog ontwikkelende, westerse kerk.
De betekenis van Jezus' zelfoffer (herfst) en opstanding (lente) kwam voor de ongeletterde gelovigen overeen met de kosmische betekenis van Tammuz als de god van vruchtbaarheid en groei in de lente, en van oogst en sterven in de herfst.
Daarnaast was er de betekenis van het zonnewiel, waarvan het zinnebeeld het gelijkbenige kruis ✛ was, terwijl het teken van Tammuz de Griekse hoofdletter Tau was in de vorm van de T. Door de vermenging van culturen groeiden de ✛ en de T naar elkaar toe en werden later het 'Latijnse kruis' ✝︎.
De ontwikkeling was: T + ✛ → ✝︎ , het Latijns kruis, maar dat gebeurde pas in de 4e en 5e eeuw, nadat rond 400 paus Damasus aan kerkvader Hiëronimus vroeg de Griekse oertekst van de Bijbel in het volkslatijn (vulgata) te vertalen. In de Griekse tekst staat dat Jezus aan een 'stauros', een paal, werd terechtgesteld, maar het was Hiëronimus die dit met 'crux': kruis vertaalde.
Vanwege zijn menselijke vorm spreekt het Latijnse kruis veel meer tot de verbeelding dan het kosmische Griekse kruis, dat meer een abstracte, zinnebeeldige vorm heeft. Daardoor maakten vooral kunstenaars zich uitgebreid van dit Latijnse kruis meester en plaatsten het in het middelpunt van hun werk, waardoor het algemene bekendheid verkreeg en het Latijnse kruis ook in en op westerse, christelijke kerken verscheen.

De vorm van dat kruis was in die tijd wel een bekende, want in de oosterse wereld was het de aanduiding van de levensboom; ook dat was al een oeroud, kosmisch zinnebeeld van de verbinding tussen hemel (kroon) en aarde (wortels), en van het verloop van de jaargetijden door bladgroei en afvallen. Het kruis dat op Armeense kerken staat, is deze oude levensboom.
Daarnaast moet worden vermeld dat de Romeinen de meeste veroordeelden aan een paal (stauros) spijkerden, wat ze van de Perzen hadden geleerd, terwijl ze voor hooggeplaatste Romeinen een apart martelwerktuig hadden ontwikkeld in de vorm van een T, 'stipes en patibulum' genoemd: het T-kruis. Het gewone volk moest het echter doen met een paal... en voor Jezus werd geen uitzondering gemaakt, zoals de Griekse oertekst vermeldt.

De Latijnse nieuwvorm ✝︎ heeft het oorspronkelijke Griekse kruis nooit kunnen verdringen, zij bleven naast elkaar bestaan, getuige de hierna volgende voorbeelden. Het gelijkbenige kruis is immers als zonnewiel een kosmisch oerbeeld, een archetype, dat bovendien met Pythagoras' tetraktys en met het kwadraat van de cirkel is verbonden, en daardoor met wiskunde; dat is met het Latijnse kruis niet het geval. Het is een artefact, dat geleidelijk aan de kerk is binnengeslopen en dat de aandacht gevangen houdt bij een tijdelijke, wrede gebeurtenis op Golgotha.
Daardoor wordt dat teken: ✝︎ nu gebruikt om in teksten iemands overlijden aan te duiden. In plaats van het eeuwige leven, de kern van Jezus' leer, is het een aanduiding voor het tegendeel: de dood.

In de eerste eeuwen gebruikten christenen vanuit de traditie o.a. deze tekens en daarnaast het monogram IHS, maar in andere betekenissen dan het reeds genoemde 'In Hoc Signo'.
De heilige Bernardinus van Siena spande zich in de 15e eeuw in voor de verering van de Heilige Naam van Jezus in de vorm van IHS, de eerste drie Griekse hoofd-letters van de naam Jèsous, de vergriekste vorm van de Hebreeuwse naam Jesjoea, die 'JHWH redt': 'God redt' betekent.
IHS is geschreven in de afbeelding van de (hier zwarte) zon, waarvan de rode stralen een cirkel vormen die in een vierkant is gevat.

In het Oosten bleef het Griekse kruis in gebruik.
Een afbeelding van Jezus' Transfiguratie op de berg Tabor in het St Catharinaklooster in Sinaï. Jezus ging met Petrus, Jacobus en Johannes de berg Tabor op, waar hij een gedaanteverwisseling meemaakte en als een licht begon te stralen. Mozes en Elia voegden zich daar bij hem.
Let op het Griekse kruis in een cirkel (zonnewiel) boven en achter Jezus' hoofd, de laatste in zijn aureool of nimbus; terwijl er een achtspakig kruis is te zien achter zijn lichaam in zijn mandorla.

Op Cyprus, Kiti is een kerk uit de 5e eeuw waarvan wordt gezegd, dat die door engelen is gebouwd: panagia tis aggeloktisti. Op het mozaïk (6e eeuw) in de apsis is Maria met Jezus op de arm afgebeeld, Jezus als kind met zijn gebruikelijke aureool.
Boven haar hoofd de tekst + HAGIA + MARIA + (Heilige Maria) tussen gelijkbenige kruisen. Naast haar de
aartsengelen Michaël en Gabriël. Onder haar voeten een rand met kunstzinnig gevormde gelijkbenige kruisen. Niet te zien: de bron of fontein van het eeuwige leven.

Een gebedstafeltje.
In Jezus' aureool op de armen van het Griekse kruis de letters O ω N met de betekenis 'Hij, die Is' of 'Hij die doet Zijn': Jahweh (God).

Boven Jezus' hoofd onmiskenbaar een zonnewiel in de vorm van een kruis met vier stippen ⁜.

Om Jezus heen een ellips in de vorm van een gulden ellips, waarvan de eigenschappen aan die van de gulden snede beantwoorden.


Een Jezus-ikoon.
Ook hier in Jezus' aureool op de benen van het Griekse kruis de letters O ω N met de betekenis 'Hij, die Is' of 'Hij die doet Zijn': Jahweh (God).

Aan de opvullingen tussen de armen is duidelijk te zien dat het om een vierbenig, Grieks kruis gaat. Ook heeft de maker van het ikoon de achtergrond geheel opgevuld met vierkanten met daarin verweven vierkanten, die een kwartslag zijn gedraaid.

Aureool en boek overschrijden de omlijsting als teken van het buitengewone, het onaardse en eeuwige.

Op dit ikoon is achter de kop, van de als een duif neerdalende heilige geest, het aureool met het gelijkbenige kruis van Jezus te zien; daaruit zetten rode liefdesstralen zich voort naar de twaalf leerlingen. In de Oudheid betekende rood het mannelijke uitgekeerde van de geest als kracht, blauw het vrouwelijke ingetogene, achter de vogel in de hemel. Beide kleuren zijn overal in evenwicht.
De hele ruimte is gevuld met het gouden licht van Gods heilige geest.
Petrus houdt de sleutel van de hemelpoort naar het eeuwige leven vast; hier heeft de greep de vorm van een vierkant, maar er zijn ook sleutels met een vierkante baard en een greep in de vorm van een Grieks kruis in een cirkel.

In Israël zijn op de heilige plaatsen die op Jezus betrekking hebben, kerken gebouwd. Eén van deze kerken is een koepelkerk met in de koepel dit raam. In het midden Jezus als een zeventallig, Grieks kruis, er omheen twaalf sterren voor zijn leerlingen.
Hier is te zien dat ieder been van het gelijkbenige kruis drie van de twaalf leerlingen omvat. Zo zijn er ook Griekse kruizen, waar aan de uiteinden van de vier benen aan ieder drie cirkeltjes of uitsteekseltjes zijn bevestigd, die samen de twaalf leerlingen voorstellen.
Deze 12 vormen kunnen ook een weergave zijn van de oorspronkelijke bladeren van de levensboom.

De oude Grieks orthodoxe kerken zijn getooid met een Grieks kruis.

En ook de oorspronkelijke Andesbewoners in Chili kozen voor het Griekse kruis op hun kerkje. In hun cultuur komen vierkanten veel voor.
Zij hebben hun kerkje gebouwd met 'adobe', gedroogde klei met riet vermengd. Aan de overkant van de weg staat een Latijns kruis. Plaats: Machuca, Chili

Bogomielen ('bogo mil': vriend van God)
In de 10e eeuw kwam er uit Bulgarije de aanzet voor geestelijke vernieuwing. Deze was verbonden met de beweging van de Bogomielen; dit betekent letterlijk 'vrienden van God'. Het waren de 'ketters' van de Balkan. Ze werden bestreden door de Grieks-orthodoxe kerk en verjaagd naar Bosnië. Andere Bogomielen kwamen naar Italië en Zuid-Frankrijk, waar zij bekend werden als de Katharen.

Het Bogomielenzegel in de vorm van een verfraaid, Griekse kruis (10-15e eeuw, op de Balkan vanuit Bulgarije)

De vierkante Bogomielenbijbel Besica met daarop een zonnewiel
Daarnaast een versierd Grieks kruis
Het woord Kathaar (Grieks: katharsis) betekent 'zuiver' en de hiermee verbonden reiniging van de ziel stond in het middelpunt van de Bogomielenleer.
Hun school bestond uit drie groepen: a) de belangstellenden, b) de gelovigen, die met elkaar de gemeenten vormden en c) de ingewijden, die de gemeenten leidden en als predikers en genezers rondreisden.
Deze mannelijke en vrouwelijke ingewijden werden de 'goede Christenen' genoemd. Zij doopten de gelovigen met water en met vuur (met de Heilige Geest). Zij leidden een apostolisch leven van armoede en zetten zich in voor de verwezenlijking van het christendom in het dagelijkse leven.
Als grondlegger van de Bogomielen-beweging wordt wel Boyan genoemd, de jongste zoon van de Bulgaarse tsaar Simeon. Grote delen van de Bulgaarse bevolking sloten zich bij deze beweging aan.
Het was een persoonlijke, mystieke weg naar hereniging met God en werd daarom later door de inquisitie (religieuze politie) monddood gemaakt.

Het zesspakige zonnewiel werd omgevormd tot het Christus-monogram met de letters Χ (chi) en P (rho), de eerste en tweede letter van de naam Christos (Χριστός)

Op de speld links onder is het zesspakige Christusmonogram samengevoegd met de zon in een vierspakig zonnewiel. Het zesspakige wiel verwees naar het gekantelde vierkant.


Bet Giyorgis kerk in Ethiopië
Bet Giyorgis: Sint Georgius ± 1200 n.Chr.; monoliet, 15 m hoog, ook binnen in de vorm van een kruis.
Er zijn er 11, dit is de laatste en grootste. De kerken zijn door de gelovigen in het zachte, vulkanische gesteente uitgehakt.


Munten met Christusmonogram, kruizen en zonnewiel

Fibula (mantelspeld) uit Dorestad, ± 8e eeuw,
nu Wijk bij Duurstede

Bourgondisch edelsmeedwerk met gedraaid, Grieks kruis

Grieks kruis in de grafkelder onder de vroegere Westmonster- of Sint Martinuskerk op de Markt in Middelburg, die daar van de 10e tot de 15e eeuw heeft gestaan.

Inwijdingstegels in de vorm van een Grieks kruis, die nog heden ten dage in de muur van een kerk worden ingemetseld.
Links boven die uit de kapel van de St Willibrordabdij, Slangenburg (Doetinchem, 1955)

Een Germaans zonnewiel onder een Grieks kruis op een boerderij in Weerselo, Twenthe en een tuugkist (kledingkist) met zesspakige zonnewielen, begin 20e eeuw.

Bisschop Albertus van Leuven streed in de 12e eeuw voor de onafhankelijkheid van de kerk van de wereldse macht van de keizer, wat hem zijn leven kostte.
Op het toenmalige, romaanse kerkgebouw stonden gelijkbenige, Griekse kruisen.

Pastoor Frederik van Hallum (begin 12e eeuw) streed in Friesland tegen het heidendom (de draak) en bevorderde het geloof (de Vrouwe). Hij stichtte het Friese klooster Mariëngaard (gebouw), waar de regel van Norbertus werd gevolgd.
De wand achter hem is geheel bezet met achtspakige zonnewielen, geheel in overeenstemming met dat van het loden boekje, als eerste aanduiding ooit van Jezus' hemelse leer.

Ingemetselde zonnetekens in kerkmuren en op daken




Achtspakig zonnewiel in het dak van het kerkje van Oostum

Zonnewielen in de muren van het kerkje van Ochtezeele en de Majellakerk in Bussum

Op de toren van de St. Joriskerk in de Hoofdstraat in Terborg, gebouwd rond 1900 twee gekantelde, vierkante, ingemetselde zonnewielen.
Zij kunnen ook worden gezien als een ruit met daarin de X van Xristos.

In alle ramen het zonnewiel, in de deuren het Christusmonogram.
Het hexagram herinnert ons aan Israël: grondslag van het christendom.
Er zijn in de St Joriskerk vier inwijdingskruizen in de muren gemetseld, twee in de ene en in de andere muur, zodanig, dat zij (vrijwel) een vierkant vormen.
Het askruisje als teken van boetedoening werd in de 11e eeuw ingevoerd. In een tijd dat het Latijnse kruis algemeen bekend was geworden, werd toch gekozen voor het oorspronkelijke Griekse kruis, terwijl dit als inleiding werd gezien van de viering van Pasen.
Klik hier voor de geschiedenis van het askruisje.

Ook in andere godsdiensten vindt de vierheid in verband met de godheid toepassing. In Noord-Peru bij de plaats Trujillo bevinden zich de Moche-tempels Huaca del Sol en Huaca de la Luna. In de laatste vond men afbeeldingen van de hoofdgod Ai Apaec. Hij wordt hier afgebeeld in een ruit, een gedraaid vierkant met om hem heen ook altijd vierkanten.

Ai Apaec's gezicht zelf heeft de vorm van een vierkant. Het wordt tweezijdig, links-rechts symmetrisch afgebeeld. De tempels staan naast de heilige, witte berg, die ook symmetrisch is, waarschijnlijk een oude vulcaan.

terug naar de Inhoud

8. Jezus als leraar van de Samaritaanse vrouw

Jezus' gesprek met de Samaritaanse vrouw bij de Jakobsbron te Sichar (Joh. 4:1-30)
Op de terugweg van Jeruzalem naar Galilea trekt Jezus met zijn leerlingen door de streek Samaria en komt bij de stad Sichar. Daar wil hij uitrusten bij de Bron van Jakob en stuurt zijn leerlingen door naar de stad om voedsel te kopen. Terwijl hij daar zit, komt er een Samaritaanse vrouw water putten op het heetst van de dag. Dat was de tijd dat mensen uit de laagste klassen water gingen putten - die uit de hogere klassen kwamen 's avonds als het koel was.
Jezus begon een gesprek met haar, wat opmerkelijk was, want niet alleen mochten Joden niet met Samaritanen praten, maar zeker een joodse rabbi deed dat niet en bovendien was het in die tijd ongebruikelijk dat een man een andere vrouw aansprak als haar eigen man er niet bij was. Jezus negeert deze regels echter en vraagt juist aan deze eenvoudige vrouw om water.

In het dan volgende gesprek treedt Jezus op als leraar en hij legt haar het verschil uit tussen gewoon water en 'levend water', waarop de vrouw zegt dat ze graag dat levende water zou willen drinken. Jezus laat haar merken dat hij weet wie zij is en zij noemt hem dan een profeet. Ook komt het onderwerp aan bod waar je God moet aanbidden, op een berg of in Jeruzalem en dan zegt Jezus aan het einde van hun gesprek: "... maar er komt een tijd - en die tijd is nu gekomen - dat wie de Vader echt aanbidt, Hem aanbidt vervuld van Geest en waarheid. De Vader zoekt mensen die Hem zo aanbidden, want God is Geest, dus wie Hem aanbidt, moet dat doen vervuld van Geest en waarheid." De vrouw antwoordde: "Ik weet wel dat de messias zal komen en wanneer hij komt zal hij ons alles vertellen." Daarop zegt Jezus tegen haar: "Ik ben het, degene die met u spreekt."
Het is de eerste keer dat Jezus van zichzelf zegt de Messias, de Gezalfde te zijn en hij zegt dit tegen een overspelige Samaritaanse, dus niet-joodse vrouw (Jezus redde later in de Tempel een overspelige vrouw van de dood door steniging door te zeggen dat wie zonder zonden was, de eerste steen mocht werpen; en de eerste die de weer opgestane Jezus ziet, is de vrouw Maria Magdalena).
Met niemand heeft Jezus zo'n langdurig, persoonlijk gesprek, ook niet met de wetsgeleerde Nikodemus (Joh. 3:1-21)

Jezus treedt hier op als leraar voor de 'heidenen' en hij doet dat bij de put van aartsvader Jakob. Het gaat daarbij om zijn leer als zijnde het 'levende water', waardoor Jezus door de waterput van Jakob zijn leer met de aartsvaders verbindt. De leer van de aartsvaders - en daardoor ook die van Jezus - blijkt, gezien de vorm van de put, door viervoudigheid te worden gekenmerkt en daarmee door de betekenis van het het zonnewiel, dat het teken van het eeuwige leven is en daarmee van het levende water: Jezus' leer, naar zijn zeggen immers gegrondvest op de Joodse Tenach.

Jezus houdt een boekrol in de linkerhand en treedt dus op als Joodse rabbi. Jakobs put is van duur, wit marmer en getuigt van geestelijke rijkdom. Zij heeft de vorm van een gelijkbenig kruis, terwijl putten in werkelijkheid rond zijn, m.a.w. samen een zonnewiel: bron van levend water en eeuwig leven.
De Samaritaanse draagt geen sieraden: een eenvoudige vrouw. Jezus' rechterhand geeft, met haar rechterhand ontvangt zij.
Ook zij heeft zoals Jezus een aureool, want zij blijkt ontvankelijk te zijn voor zijn leer.

Ook op deze afbeelding houdt Jezus een boekrol in de linkerhand en maakt hij met de andere hand het geestelijk belerende teken met de uitgestoken wijs- en middelvinger.

Ook hier de boekrol en het belerende gebaar, terwijl de Samaritaanse zijn leer aanneemt.
De put heeft een tussenvorm tussen een rondte en een gelijkbenig kruis.

Op deze afbeelding houdt Jezus met zijn hand de rand van de put vast, die ook weer de tussenvorm heeft tussen een rondte en een gelijkbenig kruis.
De vrouw heeft haar kruik neergezet en neemt met beide handen Jezus' leer aan.
Links zijn zijn terugkerende leerlingen te zien en rechts de dorpelingen die naar Jezus toekwamen, nadat de Samaritaanse aan hen haar belevenissen had verteld.

Hier heeft de Samaritaanse haar waterkruik laten vallen en neemt met beide handen Jezus' leer aan; Jezus op zijn beurt neemt haar als leerlinge aan, waardoor zij een aureool krijgt.
De put is achthoekig, waarin een achtstralige ster ✳︎ past, ook een aanduiding voor het zonnewiel.
Links zijn de leerlingen te zien en rechts de dorpelingen.

Adelbert van Egmond was een Ierse zendeling die na Bonifacius en Willibrord Jezus' evangelie verspreidde in de Lage Landen. Hij zou ook een wonder hebben verricht, waardoor er na zijn dood rond zijn graf in Egmond een bedevaart ontstond naar zijn kerkje en een bron, die geneeskrachtig water zou geven. De bron ontstond toen zijn gebeente werd opgegraven om elders te worden bijgezet.

Ook de bron van Adelbert is een rondte en een gelijkbenig kruis tegelijk: teken van het zonnewiel en het eeuwige leven. Adelbert houdt uit eerbied met een doek de Bijbel vast; op die doek zijn op de originele afbeelding achtstralige sterren te zien, net als de put dus zonnewielen. Door het vasthouden van de Bijbel met die doek, wordt Jezus' leer als bron van het eeuwige leven met het zonnewiel op de doek verbonden.
Het aureool van Jezus in de hemel is het gebruikelijke gelijkbenige kruis, met in de vier hoeken een stip: het zonnewiel.
(Bron afbeelding: Russisch Orthodoxe Kerk, Zwolle)

De Angelsaksische zendeling Wynfreth (later Bonifacius) bracht het christendom naar de Lage Landen en was de wegbereider voor (o.a.) Adelbert.
Zijn kleed is geheel bedekt met gelijkbenige kruisen + en zonnewielen ⁜ .
Op zijn schouders zijn de helften zichtbaar van een gelijkbenig kruis, dat doet denken aan een Keltische knoop, met vier gestileerde eikenbladeren met ieder drie lobben.
Op zijn Bijbel is op kunstzinnige wijze een achtstralige ster te zien, zinnebeeld van het eeuwige leven, kern van Jezus' leer in de Bijbel.
(Bron afbeelding: Russisch Orthodoxe Kerk, Zwolle)

terug naar de Inhoud

9. Oosterse ikonen en de vierheid
Oosterse ikonen leggen de nadruk op Jezus als leraar en als koning overwinnaar.
Klik hier voor een verzameling ikonen waar de samenhang tussen Jezus' leraarschap en de vierheid wordt getoond.

terug naar de Inhoud

10. Oriëntaals orthodoxe kerken
In deze ook oudorthodox genoemde kerken komt het gelijkbenige kruis veelvuldig voor.
Door de christenvervolgingen in de eerste eeuwen hadden christenen behoefte aan geheime tekens om aan de ander duidelijk te maken, christen te zijn. De eerste letter van de naam Christos is in het Grieks een X (chi). Wordt die een 1/8ste slag gedraaid, dan wordt het rechtopstaande kruis van het zonnewiel zichtbaar, waardoor ook het rechtopstaande, gelijkbenige kruis met de naam Christos werd verbonden.
Door elkaar heen geschreven als ✳︎ kwam er het teken voor 'ster' te staan.
De eerste gelovigen kwamen uit een cultuur waar het zonnewiel in het middelpunt stond; zij namen daardoor moeiteloos het kruis uit het aloude zonnewiel mee naar hun nieuwe godsdienst, die later het christendom werd genoemd en zeker in de eerste vier eeuwen kwam dat kruis als enige overal voor. Het gaf de naam Xristos aan en daarmee Jezus' betekenis als kosmische godsdienstleraar en brenger van het eeuwige leven.

terug naar de Inhoud

11. Religieuze ordes
Van de herkenningstekens van religieuze ordes houdt 67% rechtstreeks verband met het gelijkbenige kruis, 28% is er op enigerlij wijze van afgeleid en 5% niet. Ook de tekens van koninklijke en militaire ordes zijn voornamelijk gevormd naar het gelijkbenige kruis.
Het gelijkbenige kruis wordt blijkbaar algemeen ervaren als een teken van betrouwbaarheid, deugdelijkheid en volmaaktheid, een teken waarmee je op anderen een gunstige indruk maakt.

terug naar de Inhoud

12. Tetraktys (vierheid, groep van vier, viereenheid)
Pythagoras werkte na zijn reis naar Egypte met de rekenkundige bewerking die 'samenstelling van getallen' wordt genoemd (of 'gereduceerde cijfersom' of 'transcendente rekenkunde'); daarmee kan de zinnebeeldige waarde van elk willekeurig getal in een getalswaarde tussen 1 en 9 worden uitgedrukt. Door die bewerking wordt bijvoorbeeld de 10 een 1 door de som 1+0=1; deze 10 is als nieuwe 1 het nieuwe beginpunt, de vernieuwde, herboren 1, maar nu in een toestand dat de aanleg van de eerste 1 door het verloop van de cijfers 1 t/m 9 volledig tot ontwikkeling is gekomen: 1+2+3+4+5+6+7+8+9+10=55, 5+5=10, 1+0=1.

Het beginpunt (1) heeft zich, na door alle mogelijke toestanden in de vorm van de getallen heen te zijn gegaan, alzijdig uitgewerkt tot de bol (10): volgens Plato de volmaakte meetkundige vorm (zie Pythagoras' getallenleer in het Menu). De punten op het oppervlak van de bol, dat zich uit het eerste punt, het middelpunt, heeft ontwikkeld, zijn alle gelijkwaardig. Daardoor is er op dat oppervlak geen beginpunt en geen eindpunt te vinden: zinnebeeld van de goddelijke, eeuwige oneindigheid... die ook in de mens is te vinden: ook de ontwikkelde, menselijke geest is bolvormig.

tetraktys
Het getal 10 is het heilige getal, het symbool van harmonie en volmaaktheid, waarin alle eigenschappen tot ontplooiing zijn gekomen, dat de pythagoreeërs de tetraktys (vierheid, viergroep) noemden. Het is de optelling van de vier eerste getallen: 1+2+3+4=10, terwijl 1+0=1, waardoor de 10 weer terugverwijst naar de 1 en daardoor naar het begin van een nieuwe kringloop, wat uitloopt op een eeuwige kringloop.

[Ook de som van de eerste zeven getallen leidt tot 10: 1+2+3+4+5+6+7=28, 2+8=10, 1+0=1]

1, 2, 3, en 4 zijn de getallen met de eenvoudigste meetkundige vormen: de vier grondvormen punt, lijn, driehoek en tetraëder - zij vormen volgens Pythagoras de tetraktys, de grondslag van alles in de kosmos (zie hiervoor onderwerp 9).
Het getal 1 is het goddelijke getal waar alles uit voortkomt. Het huwelijk is de verbintenis tussen 2, de vrouw en 3 de man. De 4 is het getal van de gerechtigheid doordat 4 is 2 x 2, dat is een rechthoek als vierkant. Alle zijden van het vierkant zijn gelijk, zijn 2 en daardoor is 4 als rechthoekigheid de rechtvaardigheid. De 4 verbeeldt de gelijkwaardigheid van man en vrouw binnen het huwelijk. Daardoor is het getal 10 de volmaaktheid, want 1+2+3+4=10.
Met de 10 punten is als meetkundige vorm de gelijkzijdige driehoek te vormen, de eerste volmaakte vorm in het platte vlak, met één punt, de 1, als de binnenkant in het midden en 9 punten, als de buitenkant daar omheen, de tetraktys: 1 plus 9 vormt 10 en vervolgens weer 1: het verbeeldt de eenheid (1) in verscheidenheid (9) en een zich eeuwig voortzettende beweging. Ook de 9 is net als 4 een getal dat gerechtigheid, evenwichtigheid verbeeldt, want 9 is 3 x 3.
Welke vorm de tetraktys had is onbekend; de pythagoreeërs hadden beloofd hierover te zwijgen.





Als er een man en een vrouw aanwezig zijn, dan is het natuurlijke beloop dat er een gezin wordt gevormd met een zoon en een dochter; ook zij vormen weer een gezin, enzovoort, waardoor er een eeuwige kringloop van geslachten ontstaat, uitgebeeld door het Keltische vierkant ⌘.



In de tetraktys is de 10 het doorgangspunt van omvorming, van terugkeer naar het begin, dat zonder ophouden doorgaat als een 'perpetuum mobile': een 'voortdurende beweging'. Daardoor was de 10 een heilig getal, wat in de omschrijving van de tetraktys tot uiting komt:

"Zegen ons, heilig getal, gij die de goden en mensen voortbrengt. O heilige, heilige tetraktys, gij die de wortel en de bron bent van de eeuwig voortvloeiende schepping. Want het heilige getal begint met de diepe zuivere eenheid, tot het komt bij de heilige vier; dan baart het de moeder van het al, de alomvattende, de alles begrenzende, de eerstgeborene, de nimmer dwalende, de nooit vermoeide heilige tien."


de tetraktys als gelijkbenig kruis
Aangezien het al uit de tetraktys was voortgekomen, was dat ook het geval met huwelijk en gezin, die beide bij Pythagoras in hoog aanzien stonden.

Het wezen van de tetraktys werd door de pythagoreeërs geheim gehouden, maar een wezenlijke uitdrukking van het viertal als gelijkbenig kruis of als vierkant lijkt aannemelijk. Als gelijkbenig kruis komt een afbeelding daarvan in de vorm van het gezin overeen met dat van het zonnewiel, zoals hiernaast is weergegeven.


de tetraktys als ruitvormig vierkant


Als vierkant kan het er bijvoorbeeld zo uitzien. →
Een vierkant in de vorm van een ruit bestaat uit vier rechthoekige en gelijkbenige driehoeken, die ieder één van de leden van het goddelijke gezin vertegenwoordigen.
Als de beide rechthoekszijden van de driehoeken 1 zijn, dan is volgens de Stelling van Pythagoras de schuine zijde van de vier driehoeken:
1² + 1² = c² en c² = 2;
dan is c: √2 = 1,414 213... → ∞.

De wortel uit 2 (√2) is een getal dat gekwadrateerd (met zichzelf vermenigvuldigd) het getal 2 geeft. Bij benadering kan dit getal worden gevonden met behulp van een repeterende breuk, die echter doorgaat tot in het oneindige. De uitkomst kan daardoor alleen bij benadering wordt vastgesteld, wat betekent, dat het met een meetlat niet kan worden gemeten; het is een 'imaginair getal', een denkbeeldig getal, dat daardoor alleen in de geest kan bestaan - het getal kan alleen worden gedacht, niet gemeten.

Daaruit volgt dat het gelijkbenige kruis als de diagonalen van de ruit wel zijn te meten (want 1) en daardoor op aarde bestaan, werkelijk zijn; maar dat de omtrek van de ruit, het vierkant, 4x √2 is en daardoor imaginair, alleen in gedachten, in de geest bestaand en niet op aarde bestaat ... maar alleen in de geestelijke wereld.
Zo geeft deze ruit het goddelijke gezin in de geestelijke wereld weer én haar diagonalen het aardse gezin als afspiegeling daarvan op aarde.

Klik hier voor een uitgebreide beschrijving van de betekenis van Pythagoras' tetraktys.
Klik hier voor een bespreking van de quaterniteit in Jungs boek Psychologie en Alchemie, die met de betekenis van Pythagoras' tetraktys overeenkomt.

Het goddelijke gezin en de kubus
het goddelijke gezin:
zelfstandigheid én
gemeenschappelijkheid
De kleine kubus 1 (in de grote kubus) is de vader (de grondvlakken zijn niet getekend), kubus 2 is de moeder, kubus 3 de zoon en kubus 4 de dochter... het eerste paar heeft zichzelf vermenigvuldigd: het meest evenwichtige gezin.
Zij vormen samen een kring (1,2,3,4) met daarin een kruis (1-3, 2-4), zij staan zij aan zij en zijn gelijkvormig aan elkaar - zij vormen een hechte eenheid. Zij staan op dezelfde grondslag, zij zijn in dezelfde bodem - de algeest - geworteld, waar zij naadloos in overgaan.
Zij zijn gelijkvormig aan het geheel, de vier kleinere in één grote kubus als fractalen, die in het middelpunt (de 9) alle met elkaar zijn verboden.
Dit is de meetkundige weergave van het goddelijke gezin... een tweetal tweelinggeesten: vader en moeder, zoon (broeder) en dochter (zuster)!
Samen met de 4 punten aan de basis (5,6,7,8) zijn er 9 punten.
Dit verzinnebeeldt bij Pythagoras het goddelijke geheel en komt overeen met Jahweh, die in een kubus wilde wonen.

Deze weergave van de eenheid van het goddelijke gezin verwoordt Jezus tijdens het Laatste Avondmaal,
waarbij de grote kubus de Vader (de algeest) voorstelt, de kleine kubus Jezus en de mens:
Ik (de heilige geest) ben in de Vader (de algeest) en de Vader is in mij. (Joh. 14:11)
Vader, laat hen één zijn zoals wij, de Vader in mij, ik in de Vader en zij in ons. (Joh. 17:21)
Opdat zij één zijn zoals wij één zijn. (Joh. 17:22)

terug naar de Inhoud

13. De mandala

eenvoudigste mandala
Het Sanskriet woord 'mandala' betekent niet alleen kring of cirkel, maar ook het wezenlijke.
In filosofische zin heeft een mandala de betekenis van een gewijde cirkel. Het heeft namelijk als doel de aandacht te richten op de kern, het midden, het hart, het wezenlijke (afgeleid van het tegenwoordig deelwoord 'wezen' met de betekenis 'zijn', 'dat, wat is'). Dat gebeurt vanzelf doordat de cirkel een middelpunt heeft, waarvan de betekenis wordt versterkt doordat de diagonalen van het vierkant dat in de cirkel is getekend, hun snijpunt op de plaats van het middelpunt van de cirkel hebben, waardoor beide figuren hecht met elkaar samenhangen.

Het middelpunt trekt de aandacht, die uitgaat van de menselijke geest doordat die wordt aangezet als geestelijk vermogen het waarnemen te gebruiken in de vorm van het gerichte waarnemen: de aandacht. Het middelpunt zet daardoor de geest in werking en richt de aandacht op het verheven midden, wat de geest zelf ook is en bevordert daardoor de zelfbezinning (meditatie).

De cirkel richt de aandacht ook op de oneindigheid, doordat de cirkel geen begin heeft, noch een einde. De cirkel kan worden gezien als de uitzetting van het middelpunt, die tot in het oneindige kan doorgaan en daardoor alomvattend is. De cirkel verbeeldt daardoor God.
Door de aandacht op een mandala te richten, verbindt de menselijke geest (de stip) zich met God (de cirkel) en met Gods schepping (het vierkant).

terug naar de Inhoud

14. Het Chinese wijsheidsboek I Tjing - Het Boek der Veranderingen
Dit oeroude boek beschrijft dit bestaan als een reeks van 64 veranderende, leerzame toestanden, die op een steeds wisselende wijze in elkaar overgaan. De mens maakt die toestanden mee op zijn ontwikkelingsweg ('tau', 'dao': hoofd-gaan, op een weg lopende mens, de zich ontwikkelende geest) om zich als persoon te vervolmaken. Die ontwikkelingsweg wordt gekenmerkt door 64 'hexagrammen': zes jin- of jang-lijnen in een bepaalde verhouding tot elkaar, waarmee die ervaring op de weg op een 'analoge' wijze is te beschrijven.
De voortgang op die ontwikkelingsweg wordt uitgebeeld door het gegrip de 'vier jaargetijden', zoals dat hieronder bij een aantal hexagrammen is beschreven.

䷀ 1 Tjièn - Het scheppende
De 'grote man' (de mens die zich geestelijk ontwikkelt) stemt in zijn karakter overeen met hemel en aarde, in zijn licht met zon en maan, in zijn handelen met de vier jaargetijden, in het geluk en ongeluk dat hij schept (de mens heeft een vrije keuze en leert door de gevolgen van eigen handelen te ondergaan) met goden en geesten.

䷏ 16 Ju - De geestdrift (hemelse stem op de aarde)
Hemel en aarde bewegen zich in overgave, daarom overschrijden zon en maan hun baan niet en de vier jaargetijden raken niet in de war.

䷓ 20 Kwan - De beschouwing, de aanblik
Centraal (in zichzelf als het midden) en correct (in overeenstemming met hemel en aarde) is hij een voorbeeld, waar de wereld naar opziet. Hij laat hen de goddelijke weg van de hemel aanschouwen en de vier jaargetijden wijken niet af van hun regel (de vier jaargetijden verbeelden de geestelijke ontwikkelingsweg).

䷟ 32 Heng - De duurzaamheid (de eeuwigheid)
Zon en maan hebben de hemel, daarom kunnen ze in alle eeuwigheid licht geven. De vier jaargetijden veranderen en vormen, daardoor kunnen ze in alle eeuwigheid voltooien. De geroepene (de mens die zich geestelijk ontwikkelt) blijft voor altijd in zijn baan en de wereld vervormt zich tot volmaaktheid.

䷰ 49 Ke - De omwenteling (het ruien) (vervellen, wedergeboorte, uittreding)
Hemel en aarde bewerken de omwenteling en daardoor volgen de vier jaargetijden elkaar op.

䷻ 60 Tjiè - De beperking (samenhang, eenheid, gedrag, karma, levensloop, levensbestemming)
Blijmoedig bij het doormaken van (leerzame) gevaren, op de passende plaats om te beperken (zich te leren beheersen), centraal en correct om te verenigen. Hemel en aarde hebben hun beperkingen en daardoor komen de vier jaargetijden tot stand.

terug naar de Inhoud

15. De kwadratuur van de cirkel

de kwadratuur
van de cirkel
Ook de kwadratuur van de cirkel hangt samen met de mandala en de viereenheid.
Om het oppervlak van een cirkel te kunnen berekenen, moet van een vierkant gebruik worden gemaakt volgens de formule πr², want het Latijnse 'quadratus' betekent vierkant.
Nu is het getal π een breuk waarvan de deling oneindig doorgaat; het is daardoor een transcendent, irrationeel 'getal', in feite een onbekend getal; want het is een getal dat een benadering is, een 'ongeveer', het getal is zich niet voor te stellen, want de breuk eindigt nooit; terwijl de omtrek van het vierkant wel een geheel, natuurlijk getal is, gevormd door een natuurlijk, meetbaar getal met zichzelf te vermenigvuldigen.
Daarnaast heeft een cirkel geen einde of begin en is daardoor een zinnebeeld voor de oneindigheid, terwijl een vierkant met een passer of een meetlat is te vormen, waardoor de 'afmetingen' (dimensies) daarvan bekend zijn; een vierkant behoort daardoor tot de aarde, de kenbare, stoffelijke schepping, terwijl de cirkel uit de onzichtbare, geestelijke wereld afkomstig lijkt te zijn.

Voor Jung was de mandala een symbool van heelheid, voltooiing en volmaaktheid, en symboliseerde die 'het Zelf' [de geest]. De mandala is een combinatie van een magische cirkel met de quaterniteit, de 'vierheid' en 'viereenheid'. Mandala's worden gemaakt als kunstwerk en kunnen verschijnen in dromen en visioenen. Net zoals bij yoga het geval is, maakte Jung in zijn behandeling gebruik van de mandala als middel tot meditatie en actieve verbeelding (de geïnitieerde symboolprojectie).

terug naar de Inhoud

16. De vrijmetselarij
In iedere vrijmetselaarstempel de spreuk: Ken uzelf en ... doe alles met mate!

De vrijmetselarij in de huidige vorm is in de Middeleeuwen ontstaan tijdens de bouw van kathedralen, door bouwmeesters begeleid. Zij werkten vanuit bouwhutten (lodges) op de bouwplaats. In Engeland zagen die bouwmeesters hun werk als een stoffelijke uitbeelding van een geestelijke arbeid: het werken aan zichzelf als mens.

Bron: Loge het Pentagram, Deventer
Door zelfverwerkelijking, de arbeid aan zichzelf, verschijnt de bruikbare steen.

Brokken steen moesten een juiste vorm krijgen om geschikt te zijn er een gebouw mee op te trekken en zo zagen die bouwmeesters ook zichzelf als een ruwe steen, waaraan moest worden gewerkt om die gereed te maken er een wijze en liefdevolle mensengemeenschap mee op te bouwen.
Daarvoor moest de bouwmeester zichzelf als werk ter hand nemen en met hamer en bijtel weghakken, wat de juiste vorm nog verhulde.

Zichzelf als werk ter hand nemen.
Bron: De Mystieke School

Door die arbeid kwam uit de aanleg in figuurlijke zin de vorm tevoorschijn, die er als mogelijkheid altijd al in aanwezig was geweest; in zinnebeeldige zin was het de kubus als de alzijdig nuttige steen, waarmee ieder gewenst bouwwerk in iedere vorm kon worden voltooid.

In de vrijmetselaarsbouwhut in de huidige tijd, de tempel genoemd, staat op de 'werkvloer' en op een vooraanstaande plaats altijd een grote kubus, de 'metrieke steen', het doel van het werk. Daarachter staan twee zuilen, die in de oudheid voor de tempels stonden: 'Jachin' en 'Boaz', 'ik stel vast' (neem waar) en 'ik werk' (willen); met andere woorden: de bewuste (waarnemen) levenskracht (willen) als de menselijke geest, die ook werd weergegeven door zon en maan boven die zuilen, het mannelijke (willen) en vrouwelijke (waarnemen).

Paulus schrijft in zijn eerste brief aan de Korintiërs (1 Kor. 6:19-20)
"Of weet u niet dat uw lichaam een tempel is van de heilige Geest, die in u woont en die u ontvangen hebt van God? Weet u niet dat u niet van uzelf bent? U bent gekocht en betaald, dus bewijs God eer met uw lichaam."
Die tempel waarin de geest woont en werkt, dat is in feite de betekenis van de vrijmetselaarsloge, van lodge: bouwhut. Die bouwhut is het menselijke lichaam als het voertuig voor de menselijke geest voor deze wereld, waarin de geest ervaringen opdoet, die met zijn geestelijke vermogens verwerkt en zo toeneemt in het bewuste en beheerste gebruik ervan. Daardoor worden die vermogens ontwikkeld tot het geweten en de deugden, de eigenschappen waarmee een vredelievende mensengemeenschap kan worden opgebouwd en bestendigd.

terug naar de Inhoud

17. De levensboom bij Jakob Lorber
In het Jacobusevangelie van Jakob Lorber wordt door Jezus de diepzinnige betekenis beschreven van de boom, zoals die zich voordoet tijdens de vier jaargetijden en waarmee hij zichzelf vergelijkt.

Uittreksel uit Jakob Lorber, De Jeugd van Jezus - Het Jacobusevangelie, blz. 1

Inleiding
Door de Heer Zelf medegedeeld als voorwoord op de geschiedenis van Zijn jeugd en wel door dezelfde spreekbuis (Jakob Lorber), die Hij voor de weergave van dit werk uitkoos in de periode van 22 juli 1843 tot 9 mei 1851.

Zoals bekend is, leefde Ik in de tijd tot mijn dertigste jaar zoals iedere andere welopgevoede jongen, jongeman en man leeft; ook Ik moest, door mijn leven in te richten volgens de Wet van Mozes, eerst het goddelijke in Mij opwekken, net als iedere mens Mij in zichzelf tot leven moet wekken.
Zo goed als ieder ander mensenkind, moest ook Ikzelf beginnen met aan een God te geloven, waarna Ik Hem in alle denkbare zelfverloochening steeds meer en meer heb moeten omhelzen, en met steeds sterker wordende liefde Mij aldus geleidelijk aan volkomen aan de Godheid heb moeten onderwerpen.

Op die wijze was Ik als de Heer Zelf, een levend voorbeeld voor iedere mens en daarom kan iedere mens Mij nu op precies dezelfde wijze aantrekken als Ikzelf in Mij de Godheid heb aangetrokken, en kan hij door de liefde en het geloof zelfstandig evenzo volledig één worden met Mij, als ikzelf als Godmens in alle grenzeloze volmaaktheid één ben met de Godheid.

Botticelli - Madonna magnificat
Maria met Jezus door engelen omringd
Op de vraag hoe de door het Kindje Jezus reeds gedane wonderen, alsmede Diens overige goddelijk-geestelijke werkzaamheden zijn te rijmen met Zijn als het ware daarvan gescheiden mens-zijn tijdens Zijn jaren als jongeling en als man, ... en hoe daarmee dan weer samenhangen de in die jaren verrichte wonderen - gesteld, dat men Hem ook in die jaren nog uitsluitend als mens zou willen denken ...
op die vragen moge als antwoord dienen een vergelijking met de aanblik die een boom biedt in de periode van de lente tot in de herfst: In het voorjaar bloeit een boom wonderbaarlijk; hij wordt dan door een geweldige activiteit beheerst. Na het afvallen van de bloesem echter wordt hij [in de zomer] weer schijnbaar inactief. Tegen de herfst toont de boom weer een enorme activiteit: de op zichzelf reeds wonderbaarlijke vruchten verkrijgen hun kleur en aroma, en zijn dan nog mooier dan de bloesem was. En zijn de vruchten aldus tot rijpheid gekomen, dan wordt de in hen geschonken zegen van de binding aan de boom vrij gemaakt, en die valt dan in de schoot van de ernaar hongerende kindertjes.
Dit vergelijkingsbeeld zal men slechts kunnen begrijpen met de ogen van het hart, maar nooit met de ogen van wereldse wijsheid! Immers de bovengenoemde vragen zijn heel gemakkelijk op te lossen, mits je maar van-binnen-uit-zuiver-denken wilt, zonder daarbij de Godheid van Jezus te willen losmaken, maar die juist vasthoudt in innerlijk geloven, omdat dat juist het licht is, dat voert tot de liefde voor God.

Immers, de volledige eenwording van de Goddelijke Volmaaktheid met Jezus' mensheid is niet ineens, niet plotseling tot stand gekomen, maar geleidelijk aan, zoals dat onder Gods leiding steeds het geval is; juist zoals bij het geleidelijke ontwaken van de Goddelijke Geest in het mensenhart (alhoewel het Goddelijk Wezen ook reeds in al Zijn Volheid in het Jezuskind aanwezig was, maar Zich van daaruit slechts in noodgevallen door het doen van wonderen manifesteerde).

terug naar de Inhoud

18. De levensboom bij Hildegard van Bingen

Liber Divinorum Operum 4 (visioen I,4)
Dit visioen wordt door 'de stem van het levende licht' aan Hildegard getoond en besproken.
De levensweg van de mens is vergelijkbaar met de gang door de vier jaargetijden. Het kwadrant rechtsboven op de afbeelding is de lente, rechtsonder de zomer, linksonder de herfst en linksboven de winter. De toestand van de mens wordt getekend en met die van de boom in dat jaargetijde vergeleken.

"De aarde stelt de mens voor. De mens wordt, door de vijf zintuigen die hem in staat stellen in zijn behoeften te voorzien, tot zijn zieleheil geleid."

De werkzaamheid van de geest lijkt op een boom die vruchten geeft. "De geest heeft vier vleugels (geestelijke vermogens): de zintuigen (waarnemen), de kennis (denken), de wil (willen) en het verstand (denken)."

"De redelijke geest brengt woorden voort, die weerklinken zoals de boom zijn takken vermeerdert en zoals de takken uit de boom voortkomen, zo ontspruiten de krachten van de mens aan zijn geest.
De werken die de geest in de mens volbrengt, welke deze ook mogen zijn, lijken op de vruchten van een boom."

De menselijke geest lijkt op een vogel met vier vleugels:
- voelen (sensus)
- kennis (waarnemingsvermogen) (scientia)
- wil (voluntas)
- verstand (intellectus)

Door de kennis van het goede en door het goede te doen, vliegt de vogel voorwaarts,
door de kennis van het kwade en door het kwade te doen, vliegt de vogel achterwaarts.

"De geest, zolang hij in het lichaam woont, voelt Gods aanwezigheid, omdat hij uit God voortkomt, maar zolang hij zijn taak onder de mensen vervult, ziet hij God niet.

Als de geest de werkplaats van het lichaam heeft verlaten en oog in oog met God komt te staan dan zal hij zijn ware karakter kennen en zijn vroegere afhankelijkheid van het lichaam."

"God heeft in de gedaante van de mens zijn hele werk vastgelegd."

terug naar de Inhoud

19. De viereenheid in geestkunde
Niet alleen God als de algeest, maar ook de menselijke geest die door liefdevolle verdichting uit de algeest is voortgekomen, wordt door viereenheid gekenmerkt. Dat is wat ik mocht ervaren tijdens de hereniging daarmee.
Tijdens die hereniging ervoer ik eerst een diepe rust als een 'aanwezigheid', die zich persoonlijk met mij verbond en mij liet delen in de vreugde van haar rust; een rust die zich aan mij voordeed als een aangename, donkere koelte. Daarna kwam er uit die rust een beweging voort ook als een 'aanwezigheid', die zich persoonlijk met mij verbond en mij liet delen in de vreugde van zijn beweging; deze beweging deed zich aan mij voor als een koesterende, lichtende warmte.

De vereniging
Nadat zij als twee zelfstandigheden te voorschijn waren gekomen, verenigden zij zich weer. Daarbij doordrong de beweging en zijn lichtende warmte de rust en haar donkere koelte, die zich liet doordringen; zij werkten samen en verenigden zich opnieuw tot een eenheid, maar nu nam op zijn beurt de lichtende warmte de donkere koelte geheel in zich op en vormde er een eenheid mee, waarbij zij elkaar temperden; de oorspronkelijke toestand van eenheid was daardoor omgekeerd en ik ervoer hun eenheidstoestand als een 'verwarmende koelte'!
De beweging en zijn lichtende warmte overstraalde nu het al, terwijl de rust en haar donkere koelte in liefde in hem was opgegaan... en ik keek nu in een zee van geestelijk licht en geestelijke warmte, die zich uitstrekte in de eeuwige oneindigheid: de geestestoestand van God als de algeest.

Tijdens hun vereniging ervoer ik dat ik als menselijke geest door verdichting als een bolvormige wolk van licht uit hun vereniging voortkwam: een lichtende wolk, die daarna met liefde door warmte uit de algeest werd doorstroomd... en zo tot leven kwam; terwijl, zoals ook bij de algeest, de donkere koelte in die wolk van lichtende warmte verborgen is en er een eenheid mee vormt. Ik zag mijzelf als menselijke geest ten slotte als een brandpunt van licht en warmte uit en in een zee van datzelfde geestelijke licht en diezelfde geestelijke warmte.
Aan mij was de voortkomst van mijzelf als menselijke geest door verdichting uit de algeest getoond. Deze geestelijke ervaring had in mij een grote vreugde tot gevolg, die met niets in dit tijdelijke bestaan is te vergelijken.

De geest als bewuste kracht
Tijdens de hereniging heb ik, zoals gezegd, mogen ervaren dat de menselijke geest zich in de geestelijke wereld voordoet als die bolvormige wolk van geestelijk licht en geestelijke warmte, waarin de donkere koelte tot een eenheid was opgegaan. Met dat licht hangt het bewustzijn samen en met die warmte de geestkracht, waardoor de geest in wezen een bewuste kracht is; de geest is de levenskracht, die bewust is.
In je óórsprong doet die bewuste kracht zich voor als die alomtegenwoordige, oneindige zee van dat geestelijke licht en die geestelijke warmte, wat de eeuwige en oneindige algeest is; terwijl je jezelf als geest - als die bewuste kracht - ervaart als die bolvormige wolk van datzelfde licht en diezelfde warmte, uit en in die oneindige zee.
Tijdens de hereniging met de algeest ervaar je ook, dat zowel het geestelijke licht alsook de geestelijke warmte zich in twee, tegenovergestelde toestanden kunnen bevinden, namelijk:
- in de vrouwelijke, ontvankelijke toestand, die samenhangt met de doordringbare donkere koelte
- en in de mannelijke, doordringende toestand, die samenhangt met het doordringende licht en de doordringende warmte.
In de vrouwelijke, ontvankelijke toestand van de geest zijn het licht en de warmte van buitenaf vórmbaar; in de mannelijke, doordringende toestand, zijn het licht en de warmte van binnenuit zélfvormend werkzaam.
Die vormbaarheid bestaat hieruit, dat er zich in jezelf als die lichtende bol wervelende stromingen van licht voordoen. Daardoor kunnen er zich in jezelf als die bol ook weer verdichtingen en verdunningen van licht voordoen, waardoor bepaalde plaatsen in het licht helderder kunnen zijn dan andere. Daardoor kunnen er in het licht dat je bent lichtbeelden worden gevormd, wat zowel van buitenaf als van binnenuit kan gebeuren: ervaringsbeelden en denkbeelden.

De vier geestelijke vermogens
Met die vórmbare en zélfvormende eigenschappen van het licht en de warmte hangen je geestelijke vermogens samen: het vermogen waar te nemen, te denken, te voelen en te willen.
Al waarnemend breng je jezelf als geest in een toestand dat je licht - in jezelf als die bolvormige wolk - van buitenaf vórmbaar is tot een innerlijk ervaringsbeeld;
al denkend breng je jezelf als geest in een toestand dat je je licht van binnenuit zélf vormt tot een denkbeeld;
al voelend breng je jezelf in een toestand dat je warmte van buitenaf vórmbaar is tot een gevoel;
en al willend breng je jezelf in een toestand dat je je warmte van binnenuit - door verdichting - zélf vormt tot wilskracht.
Het waarnemen en voelen zijn de vrouwelijke, ontvankelijke vermogens van de geest, het denken en willen de mannelijke, zelfvormende vermogens; alle vier vermogens zijn voor het innerlijke, geestelijke evenwicht gelijkwaardig en onmisbaar.



De persoonlijkheid
Deze vermogens zijn ook de eigenschappen van wat we de persoonlijkheid noemen, de persoonlijkheid als: het geheel van kenmerken van de persoon.
Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen de 'persoon' en de 'persoonlijkheid'. De persoonlijkheid is het 'geheel van eigenschappen' van die persoon; de persoonlijkheid is de kenmerkende wijze, waarop een persoon zich gedraagt.
Die persoon is de menselijke geest. Het enige wat je als geest kunt en waardoor je kunt worden gekenmerkt, is, dat je kunt waarnemen, denken, voelen en willen, op jezelf of op de ander gericht, ingekeerd of uitgekeerd. Doordat je in wezen een bol bent, kun je de werkzaamheid van je vier vermogens naar buiten richten, naar de wereld om je heen of naar binnen, naar jezelf in je eigen binnenwereld.
De persoonlijkheid wordt daardoor bepaald door de kenmerkende wijze waarop je je geestelijke vermogens gebruikt: de wijze waarop je de gebeurtenissen waarneemt (1), ze in jezelf door te denken en te voelen verwerkt (2) en je, als gevolg daarvan, op een bepaalde, kenmerkende, persoonlijke manier, naar buiten toe wilt gaan gedragen (3) en zo inwerkt op de omgeving (4). In dat gedrag, in jouw persoonlijke wijze van doen, komt de mate van bewuste beheersing van de vermogens tot uitdrukking. De bewuste beheersing van je vermogens is daarmee een maatstaf voor de beoordeling van je persoonlijkheid.

terug naar de Inhoud

20. De geestgedaante en de viereenheid

Door de werkzaamheid van de geestelijke vermogens, straalt de geest een vormbare krachtruimte (aura) om zich heen uit: de ziel. Ieder vermogen heeft een eigen uitstraling, waarin de voortbrengselen van dat vermogen worden bewaard, bijvoorbeeld kennis in de uitstraling van het waarnemen, gedachten in de uitstraling van het denken, kleuren in de uitstraling van het voelen, wilsbesluiten in de uitstraling van het willen.
De ziel bestaat uit zeven uitstralingen: vier van het waarnemen, denken, voelen en willen; twee van het vermogen de richting van hun werkzaamheid naar binnen of naar buiten te keren, en één uitstraling van de geest als geheel, nodig om de werkzaamheid van de overige zes tot een eenheid te maken en te houden.
In de loop van de onafzienbare tijden dat de menselijke geest al aan zijn geestelijke ontwikkeling werkt, heeft de geest steeds meer een bewust en beheerst, zelfstandig gebruik leren maken van de eigen vermogens, wat ook het doel is van die ontwikkeling. Daardoor hebben ook de eigenschappen van de vermogens ingewerkt op de uitstraling van de geest en hebben tot nu toe aan een aantal van die uitstralingen een vorm gegeven: de geestgedaante. Een deel van de ziel is gevormd als de geestgedaante, een ander deel is nog min of meer eivormig.

De eigenschappen van het waarnemen - het opnemen van indrukken - hebben vorm gegeven aan het hoofd;
de eigenschappen van het denken - ontleden en samenvoegen - hebben vorm gegeven aan de organen van de buik;
de eigenschappen van het voelen - liefhebben en verzorgen - hebben vorm gegeven aan hart en bloedsomloop;
de eigenschappen van het willen - ondernemen en handelen - hebben vorm gegeven aan de skeletspieren en de ledematen;
de eigenschappen van de in- en uitgekeerde instelling hebben vorm gegeven aan de in- en uitademende longen;
de eigenschappen van de geest als geheel hebben vorm gegeven aan het skelet, de hersenen en het daarmee verbonden zenuw- en hormoonstelsel, waardoor het lichaam een geheel is en blijft.

De menselijke geestgedaante is de onmiddellijke uitdrukking van de eigenschappen van de geest en de geestelijke vermogens. Het is de meest verheven vorm; ook God verschijnt als heilige geest in de vorm van de geestgedaante voor het geestesoog van de mens.
In de stoffelijke wereld is het de geestgedaante die vorm geeft aan het lichaam, die de stof vasthoudt die door de mond naar binnen wordt gebracht, waardoor de geestgedaante in de stoffelijke wereld als het lichaam verschijnt. Voor de geest is dit lichaam het tijdelijke voertuig, waarmee in de stoffelijke wereld bewegingen kunnen worden gemaakt en waarmee kan worden gesproken, gehandeld en ervaringen worden opgedaan.

terug naar de Inhoud

21. Levensvormen en de viereenheid
Alle levensvormen op aarde worden door zeven eigenschappen, zeven levensverrichtingen gekenmerkt:
(1) zij moeten worden gevoed, waarna er (2) een stofwisseling plaatsvindt en vervolgens (3) een uitscheiding, met (4) groei als gevolg; om dit te kunnen bereiken, moeten ze kunnen waarnemen (5) en handelen (6), en moeten ze er tenslotte voor zorgen dat (7) de soort door voortplanting in stand blijft.
Voor het uitvoeren van deze levensverrichtingen worden zij in staat gesteld door de biochemie, die in feite een koolstofchemie is met het element koolstof als kern: alle biochemische moleculen zijn opgebouwd rondom een koolstofkern of een koolstofketen. Daaraan zijn een aantal andere, voor levensvormen onmisbare elementen verbonden zoals waterstof, zuurstof, stikstof, fosfor en zwavel.

De elektronen van alle elementen bevinden zich in z.g.n. 'orbitalen', ruimtes om de atoomkern heen waarin de elektronen zich bewegen, maar op een zodanige wijze, dat zij a.h.w. in hun ruimte op wolkvormige wijze zijn 'uitgesmeerd'.
Als zij niet chemisch zijn gebonden aan andere atomen, zien de orbitalen van genoemde elementen eruit zoals links op de afbeelding: de vorm is een oktaëder; maar is er sprake van een chemische binding, dan vloeien de s- en de p-orbitalen zo samen, als rechts is afgebeeld. Hun orbitalen nemen in een chemische binding de vorm aan van een viervlak, een tetraëder.



De tetraëder is de ruimtelijke vorm van de elektronenwolken van het koolstof-, zuurstof-, stikstof-, fosfor- en zwavelatoom in organische verbindingen, een zgn. kwantumfysische 'sp3-hybride'. Deze vorm is de bouwsteen van de gehele koolstofchemie of organische chemie, en daarmee van alle levensvormen op aarde.

Het watermolecuul H2O
De tetraëder is ook de ruimtelijke vorm van het watermolecuul, waarin de elektronenwolken van zuurstof (O) eveneens een zgn. 'sp3-hybride' vormen met twee waterstofatomen.
Water is onontbeerlijk voor de opbouw en instandhouding van alle levensvormen op aarde. Alle biochemische reacties spelen zich af in water als het noodzakelijke medium ervoor.
De tetraëder als een viereenheid en als Pythagoras' tetraktys, vormt de grondslag van alle levensvormen en van al hun levensverrichtingen.

Het Siliciumatoom
Het element Silicium is de bouwsteen van zeer veel gesteenten, van rotsen, het grind en zand van de aarde. Ook dit element is in zijn chemische binding een tetraëder. Dat betekent dat de aarde en de zeeën, en alle levensvormen die zich daarop en daarin bewegen, zijn opgebouwd uit tetraëders, waarmee de viereenheid en Pythagoras' tetraktys samenhangen.

terug naar de Inhoud

22. De viervoudige kringlopen in het inwendige van de zon

De zon is een gasbol, die voor een groot deel uit waterstof bestaat. In de kern zijn druk en hitte zo groot, dat daardoor een 'plasma' ontstaat (neutronen, protonen en elektronen bewegen zich los door elkaar), waardoor er kernfusie kan optreden en aan de rand helium wordt gevormd.

Onder het oppervlak van de zon is er sprake van stromend plasma in convectiezones, waardoor daar krachtige magneetvelden worden opwekt. De krachtlijnen daarvan vormen een kringloop (zie afbeelding. Bron: SDO/HMI Observations Create New Challenge to Solar Meridional Circulation Theories)

De ruimtelijke vorm van die kringlopen is torus-achtig: een toroïdale vorm. Het is in feite een platte ring die gekromd is en die zich als een koepel, met bovenin een opening, in de gehele bovenste en onderste helft van de zon uitstrekt; als het ware de helft van een doorgesneden tennisbal met een gat.
Die bijzondere kringloop in zo'n convectiezone wordt een 'golfdynamo' genoemd (1 en 2, 3 en 4), de stromingsrichting daarin is van noord naar zuid en omgekeerd ('meridionaal').

Door het onderzoek van de wis- en natuurkundige prof. dr. Valentina Zharkova, haar werkgroep e.a. is gebleken, dat zich onder de twee eerste, buitenste kringlopen (1 en 2), nog een tweetal bevindt met dezelfde vorm, maar kleiner (3 en 4). De stromingsrichting in die kleinere, binnenste kringlopen is tegengesteld aan de grotere, buitenste. De wisselwerking tussen deze kringlopen van magneetvelden is oorzaak van de lusvormige uitstulpingen uit het oppervlak van de zon, waarvan de vertrek- en terugkeerpunten op aarde als zonnevlekken zijn te zien.

Doordat de stromingsrichtingen tegengesteld zijn en een andere snelheid hebben, kunnen de beide ringen 'in fase' zijn en daardoor elkaar versterken of 'in tegenfase' zijn en dan elkaar remmen. Dat is de oorzaak van de regelmatig optredende veranderingen in de zonne-activiteit, die met het aantal zonnevlekken (het zonnevlekkengetal) samenhangt.
De toe- en afname van het aantal zonnevlekken vertoont een ongeveer elf-jarige cyclus. De amplitude (golfhoogte) daarvan toont de zonne-activiteit en daarmee de kracht van het magneetveld van de zon in zo'n ongeveer elf-jarige periode.
De aarde en de andere planeten bevinden zich binnen dat door de zon in de ruimte uitgestraalde magneetveld, dat inwerkt op het eigen magneetveld van de aarde en aan de polen het poollicht laat ontstaan, als de zonnevlekken gepaard gaan met krachtige plasma-uitbarstingen.

In het inwendige van de zon wordt licht- en warmtestraling gevormd, die door het oppervlak naar buiten breken en als zodanig het oppervlak van de aarde bereiken. Dat oppervlak wordt verlicht en verwarmd, en kaatst de lichtstraling als infrarood licht terug; de energie daarvan wordt gedeeltelijk door daarvoor gevoelige moleculen in de aardse atmosfeer opgenomen (broeikasgassen, voor 85% watermoleculen) die in trilling geraken, waardoor de dampkring wordt verwarmd.

Niet alleen op aarde blijkt viervoudigheid veel voor te komen, ook de kern van de zon waaruit de aarde is voortgekomen, blijkt viervoudig te zijn.

Dr. Valentina Zharkova heeft het voorkomen van de beide golfdynamo's wiskundig afgeleid uit het verloop van het zonnevlekkengetal. Met de door haar ontworpen formule kan zij nauwkeurig het voorkomen van zonnemaxima en -minima in het verleden berekenen, en vervolgens ook in de toekomst.
Haar bevindingen zijn in de academische wereld echter nog niet algemeen aanvaard. Vandaar dat sommige van haar artikelen soms worden geplaatst en later weer worden teruggetrokken. Op mij maken de redeneringen en berekingen van haar en haar werkgroep een wetenschappelijke en betrouwbare indruk.

Bronnen, o.a.:
Sun driven by double dynamo
Source: Royal Astronomical Society (RAS), date: July 9, 2015
Results presented by Prof Valentina Zharkova at the National Astronomy Meeting in Llandudno.

Zharkova VV, Shepherd SJ, Popova E, and Zharkove SI, Heartbeat of the Sun from principal component analysis and prediction of solar activity on a millennium time scale, Sci. Rep. 5, 15689 (2015)
Oscillations of the baseline of solar magnetic field

V. V. Zharkova, S. J. Shepherd, S. I. Zharkov & E. Popova
Scientific Reports, volume 9, Article number: 9197 (2019)
Northumbria University, Newcastle upon Tyne, UK

https://youtu.be/LYOMKLDbeYE


terug naar de Inhoud

terug naar het weblog







^